ECLI:NL:RBLIM:2016:10394

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
03/661132-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verduistering wegens gebrek aan bewijs voor wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen

Op 1 december 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verduistering. De verdachte, bijgestaan door haar advocaat mr. J.W. Heemskerk, werd verweten dat zij in de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 mei 2014 geldbedragen van haar moeder en broer had verduisterd. De officier van justitie stelde dat de verdachte zonder toestemming van de aangevers geldbedragen van hun rekeningen had gepind en zich deze had toegeëigend. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat de verdachte met toestemming van haar moeder en broer had gehandeld en dat de geldbedragen waren besteed voor hen.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op zittingen in februari, mei en november 2016. Tijdens de zittingen zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van de aangevers onvoldoende bewijs boden voor de stelling dat de verdachte zonder toestemming had gehandeld. De rechtbank wees op de hoge leeftijd en de beperkingen van de aangevers, wat de betrouwbaarheid van hun verklaringen in twijfel trok. Bovendien bleek uit de verklaring van de verdachte dat zij de transacties had uitgevoerd met medeweten en toestemming van haar familieleden.

Uiteindelijk concludeerde de rechtbank dat er onvoldoende bewijs was voor het wederrechtelijk toe-eigenen van de geldbedragen door de verdachte. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastelegging. Daarnaast werden de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte niet was veroordeeld voor het ten laste gelegde feit. De rechtbank stelde de kosten van de benadeelde partijen vast op nihil.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/661132-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 1 december 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. J.W. Heemskerk, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is behandeld op de zittingen van 18 februari 2016, 12 mei 2016 en 17 november 2016. De verdachte en haar raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of anderen geldbedragen van [benadeelde] en/of [benadeelde] heeft verduisterd.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gevorderd dat het ten laste gelegde wordt bewezenverklaard. De officier van justitie heeft daartoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat uit het dossier blijkt dat verdachte geldbedragen van de rekeningen van haar moeder en broer heeft afgehaald, dan wel hier via overboeking zaken voor haarzelf van heeft betaald. Blijkens de verklaringen van aangevers [naam] en [naam] hebben zij daarvoor geen toestemming gegeven. Verdachte heeft over deze geldbedragen beschikt en zich derhalve schuldig gemaakt aan wederrechtelijke toe-eigening daarvan.
De raadsman heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, wegens het ontbreken van bewijs voor het wederrechtelijk toe-eigenen. Daartoe heeft de raadsman – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat verdachte met toestemming van de beide aangevers geldbedragen van hun rekening heeft gepind. Uit de verklaringen van verdachte ter terechtzitting blijkt dat dit geld is besteed ten nutte van de aangevers dan wel dat verdachte deze geldbedragen voor hen in bewaring heeft gehouden, zoals afgesproken. Ook de betalingen voor de aanschaf van de auto, de verbouwingskosten met betrekking tot het bad en de inrichtingskosten, zijn gebeurd op initiatief van- en in samenspraak met- aangevers. Uit de ter terechtzitting afgelegde getuigenverklaring van de verbalisant die de aangiftes heeft opgenomen is duidelijk geworden dat de aangevers niet zelfstandig naar de politie zijn gegaan om deze aangiftes te doen en dat het woord toen voornamelijk is gevoerd door de bij de aangifte aanwezige familieleden van aangevers. Dit geeft kleur aan de aangiftes.
3.2
Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte wordt verweten dat zij in de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 mei 2014 een geldbedrag van in totaal 39.082,89 euro toebehorende aan haar moeder [naam] , alsmede een bedrag van in totaal 47.105,30 euro toebehorende aan haar broer [naam] heeft verduisterd.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte sinds 2003 door haar moeder en haar broer was gemachtigd om hun financiële zaken te regelen en toegang had tot hun bankrekeningen. Voorts blijkt dat in de periode van 1 februari 2011 tot en met 31 mei 2014 verschillende bedragen van beide rekeningen zijn gepind dan wel zijn overgeboekt naar de rekening van zowel verdachte als haar man, medeverdachte [naam] , dan wel naar de rekening van het bedrijf van haar man.
Blijkens de aangifte van [benadeelde] en [benadeelde] zouden al deze transacties zonder hun toestemming zijn verricht.
De rechtbank stelt vast dat het dossier ten aanzien van het punt dat verdachte geen toestemming had voor deze transacties enkel de verklaringen van de aangevers bevat. Deze aangiftes lijken te zijn afgelegd door [benadeelde] en [benadeelde] zelf. Tijdens het getuigenverhoor van beide aangevers, dat is afgenomen door een rechter-commissaris uit het midden van de rechtbank, is echter gebleken dat het, gelet op de hoge leeftijd van [benadeelde] en de beperkingen van [benadeelde] zeer moeizaam was om tot een verklaring te komen, waarbij bovendien volstrekt onduidelijk was of beide aangevers alle vragen goed hadden begrepen. Ter terechtzitting bleek uit de verklaringen van de als getuige opgeroepen verbalisant die de aangiftes heeft opgenomen dat beide aangevers bij hun aangifte begeleid werden door familieleden en dat deze familieleden tijdens de aangifte het woord hebben gevoerd.
Hiertegenover staat de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 september 2016, inhoudende dat zij alle transacties heeft uitgevoerd met medeweten en toestemming van haar broer en moeder. Conform afspraak werden er geldbedragen van de rekeningen gepind. Indien nodig werd het geld gebruikt voor uitgaven voor moeder en broer en het overige bleef bewaard in de kluis bij verdachte thuis. Ook de overboekingen in het kader van de aankoop van een auto en de verbouwing hebben met toestemming plaatsgevonden en zijn gebruikt voor de bestemde doeleinden. Deze verklaring vindt steun in het dossier in die zin dat hieruit blijkt dat de aangevers telkens inzage in hun bankafschriften hebben gehad.
Gelet op bovenstaande is de rechtbank van oordeel dat onvoldoende is komen vast te staan dat verdachte zonder toestemming van beide aangevers heeft gehandeld en de geldbedragen ten gunste van zichzelf heeft gebruikt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het wederrechtelijk toe-eigenen van de ten laste gelegde geldbedragen door verdachte in de zin van artikel 321 van het Wetboek van Strafrecht. Verdachte dient derhalve te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.

4.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

De benadeelde partij [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [benadeelde] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van 29.365,69 euro gesteld, en wil die schade vergoed krijgen.
De benadeelde partij [naam] heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het ten laste gelegde feit geleden materiële schade. [benadeelde] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag 22.298,69 euro gesteld en wil die schade vergoed krijgen.
Aangezien aan beide vorderingen een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dienen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen zullen worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- verklaart de benadeelde partijen [naam] en [naam] niet ontvankelijk in de vorderingen;
- veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van het geding door de verdachte ten behoeve van zijn verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.E. Kessels, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. S.V. Pelsser, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 december 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij een of meermalen in of omstreeks het tijdvak van 1 februari 2011 tot en met 31 mei 2014 te Horst, gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in het arrondissement Roermond en/of Limburg, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk een hoeveelheid geld (een totaalbedrag van ongeveer 39.082,89 euro en/of 47.105,30 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde] en/of [benadeelde] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf, te weten als gemachtigde, althans beheerder van de rekening van [benadeelde] en/of [benadeelde] , onder zich had(den), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;