Op 30 november 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren. De rechtbank overwoog dat de eis van de officier van justitie begrijpelijk was, maar dat er aanleiding was om van de oriëntatiepunten af te wijken. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, had een beperkte rol gespeeld en er was een groot tijdsverloop tussen het ontdekken van de feiten en de uitspraak.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen in 2015 en 2016. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.P.H. Hameleers. De tenlastelegging omvatte het medeplegen van de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de teelt, maar dat het aanwezig hebben van hennep en de diefstal van elektriciteit wel bewezen konden worden. De verdachte had gedurende een periode van zes maanden hennepplanten en hennepstekken aanwezig gehad en elektriciteit gestolen om deze teelt te faciliteren.
Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen de volksgezondheid in gevaar had gebracht en bijdroeg aan de verslavingsproblematiek. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met als doel het voorkomen van nieuwe strafbare feiten, en een taakstraf als bijkomende sanctie.