ECLI:NL:RBLIM:2016:10412

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 november 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
03/866004-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het medeplegen van hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 30 november 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep en diefstal van elektriciteit. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 180 uren. De rechtbank overwoog dat de eis van de officier van justitie begrijpelijk was, maar dat er aanleiding was om van de oriëntatiepunten af te wijken. De verdachte had geen eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, had een beperkte rol gespeeld en er was een groot tijdsverloop tussen het ontdekken van de feiten en de uitspraak.

De zaak werd inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen in 2015 en 2016. De verdachte werd bijgestaan door zijn advocaat, mr. L.P.H. Hameleers. De tenlastelegging omvatte het medeplegen van de teelt van hennep en de diefstal van elektriciteit. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van de teelt, maar dat het aanwezig hebben van hennep en de diefstal van elektriciteit wel bewezen konden worden. De verdachte had gedurende een periode van zes maanden hennepplanten en hennepstekken aanwezig gehad en elektriciteit gestolen om deze teelt te faciliteren.

Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze waren begaan en de persoon van de verdachte. De rechtbank concludeerde dat de verdachte door zijn handelen de volksgezondheid in gevaar had gebracht en bijdroeg aan de verslavingsproblematiek. De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf op, met als doel het voorkomen van nieuwe strafbare feiten, en een taakstraf als bijkomende sanctie.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/866004-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 30 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
wonende te [adres]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. L.P.H. Hameleers, advocaat kantoorhoudende te Roermond.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 15 april 2015, 18 september 2015,
9 december 2015 en 16 november 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
Feit 1: met een ander op grote schaal hennep(stekken) heeft gekweekt danwel aanwezig heeft gehad.
Feit 2: stroom heeft gestolen.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van telen van hennep(stekken) over de gehele tenlastegelegde periode bewezen. Hij heeft daartoe gewezen op het aantreffen van de plantage, de bekennende verklaring van de verdachte bij de politie, het aantreffen van administratie met betrekking tot de hennepplantage bij de verdachte thuis en de productiedata op de aangetroffen apparatuur. Subsidiair acht de officier van justitie het medeplegen van het aanwezig hebben van de hennepplantage bewezen op grond van de voornoemde bewijsmiddelen en de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 september 2015, 9 december 2015 en de terechtzitting van 16 november 2016.
Het onder 2 tenlastegelegde acht de officier de officier van justitie bewezen, gelet op de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 september 2015, 9 december 2015 en de terechtzitting van 16 november 2016.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het medeplegen van de teelt van de hennep. Het enkele feit dat verdachte heeft toegestaan dat stroom is afgetapt en de ruimte beschikbaar heeft gesteld is naar de huidige maatstaven in de jurisprudentie onvoldoende om te spreken van medeplegen, aldus de raadsman.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte partieel dient te worden vrijgesproken van de tenlastegelegde periode. Het aanwezig hebben van de plantage en de diefstal van de stroom kunnen bewezen worden voor de duur van zes maanden.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
De rechtbank zal zoals door de raadsman bepleit de verdachte vrijspreken van het onder 1 tenlastegelegde medeplegen van het telen van hennep(stekken), nu het dossier en het verhandelde ter terechtzitting naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende bewijs oplevert voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een ander of anderen voor wat betreft het telen van hennep(stekken).
Op 2 december 2013 stelden de verbalisanten [naam] , [naam] en [naam] een onderzoek in naar aanleiding van een MMA-melding en een warmtemeting op de [adres] te Weert. Na het binnentreden zagen de verbalisanten een ondergrondse ruimte onder de schuur waarin een hennepstekkerij was ingericht. In totaal stonden er 7414 hennepstekken en 313 hennepplanten. Er waren moederplanten met knipwonden aanwezig. De verbalisanten constateerden op grond van hun kennis en ervaring dat het hennepstekken waren. De stroomvoorziening werd onderzocht door [naam] , fraude-inspecteur bij netwerkbeheerder [naam] . Hij constateerde dat de stroom illegaal werd afgenomen. [2] Op 9 december 2013 heeft [bedrijfsnaam] aangifte gedaan van diefstal van stroom. [3]
Verdachte heeft tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 18 september 2015, 9 december 2015 en tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 16 november 2016 verklaard dat hij – op enig moment – wist dat zijn broer in de kelder van zijn schuur een hennepkwekerij had opgezet. Verdachte zou € 1.000,00 per maand krijgen voor het ter beschikking stellen van de schuur. De hennepstekkenkwekerij is in juni 2013 opgezet. Nadat de verdachte de kwekerij had ontdekt, heeft verdachte op verzoek van zijn broer stroom voor hem afgetapt vanuit zijn woning.
De rechtbank acht, gelet op vorenstaande bewijsmiddelen, het ten laste gelegde medeplegen van het aanwezig hebben van hennep en de diefstal van stroom wettig en overtuigend bewezen gedurende de periode 1 juni 2013 tot en met 2 december 2013.
Naar het oordeel van de rechtbank is er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte tezamen met een ander gedurende de gehele tenlastegelegde periode hennep aanwezig heeft gehad. De rechtbank zal, gelet hierop, verdachte partieel vrijspreken van de tenlastegelegde periode.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte:
1.
in de periode van 1 juni 2013 tot en met 2 december 2013 in de gemeente Weert tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 313 hennepplanten en meermaals opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 7414 hennepstekken, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
2.
in de periode van 1 juni 2013 tot en met 2 december 2013 in de gemeente Weert met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen electriciteit, toebehorende aan [bedrijfsnaam] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod, terwijl het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid, meermalen gepleegd.
Feit 2:
diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straffen

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat, gelet op het blanco strafblad van de verdachte en het tijdsverloop, een voorwaardelijke werkstraf een voldoende en passende reactie is.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft gedurende een periode van zes maanden met een ander 313 hennepplanten en meermaals 7414 hennepstekken in de kelder onder zijn schuur achter zijn woning aanwezig gehad en ten behoeve hiervan elektriciteit gestolen. Door het faciliteren van hennepteelt heeft verdachte de volksgezondheid in gevaar gebracht. Hij heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat de verslavingsproblematiek met alle daarmee gepaard gaande vormen van criminaliteit in stand wordt gehouden. Afgezien van het feit dat hennepteelt verboden is, zorgt het ook voor overlast en kan het gevaarlijke situaties - zoals brandgevaar - opleveren. Verdachte is daaraan voorbijgegaan en heeft enkel gekeken naar zijn eigen financieel gewin. De rechtbank rekent verdachte dit aan.
De rechtbank heeft bij de straftoemeting aansluiting gezocht bij de door het LOVS geformuleerde oriëntatiepunten voor de straftoemeting.
De eis van de officier van justitie acht de rechtbank tegen de achtergrond van het dossier begrijpelijk, maar de rechtbank ziet aanleiding om ten gunste van de verdachte van deze oriëntatiepunten af te wijken. De verdachte is niet eerder voor soortgelijke feiten veroordeeld zoals blijkt uit het uittreksel uit de Justitiële Documentatie d.d. 20 oktober 2016, de verdachte heeft slechts een beperkte rol gehad en er is sprake van een groot tijdsverloop tussen het ontdekken van de feiten en de datum waarop uitspraak in de strafzaak wordt gedaan.
De rechtbank zal aan verdachte een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden opleggen. Met oplegging van een voorwaardelijke straf wordt enerzijds de ernst van het bewezen verklaarde tot uitdrukking gebracht en wordt anderzijds de strafoplegging dienstbaar gemaakt aan het voorkomen van nieuwe strafbare feiten.
De rechtbank zal voorts aan verdachte een taakstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen vervangende hechtenis opleggen
De rechtbank heeft bij de strafoplegging toepassing gegeven aan het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen Wetboek van Strafrecht art. 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 63, 311 en de artikelen 3 en 11 Opiumwet.

8.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
- veroordeelt de verdachte voor de feiten onder 1 en 2 tot
een gevangenisstraf van
3 maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren;
- bepaalt dat de voorwaardelijke straf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat de veroordeelde voor het einde van de proeftijd zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit;
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten onder 1 en 2 tot een
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. P.H.M. Kuster en
mr. C.M.W. Nobis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 30 november 2016.
Buiten staat
Mr. P.H.M. Kuster is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is na wijziging van de tenlastelegging ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2012 tot en met 2 december 2013
in de gemeente Weert (meermaals) tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een hoeveelheid van ongeveer 313 hennepplanten en/of een hoeveelheid van ongeveer 7414
hennepstekken in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde
hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan
wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 juni 2013 tot en met 2 december 2013 in
de gemeente Weert meermalen, althans eenmaal (telkens) met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (telkens) electriciteit, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijfsnaam] , in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich
(telkens) de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het
weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van
braak en/of verbreking.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, district Midden-Limburg basiseenheid Weert/Nederweert, proces-verbaalnummer PL233D-2013106605 gesloten d.d. 8 mei 2014, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 150, het proces-verbaal van bevindingen proces-verbaalnummer PL2300-2013106605-18 en het proces-verbaal van bevindingen, proces-verbaal-nummer PL2300-2013106605-17 en de geluidsfragmenten.
2.Het proces-verbaal van aantreffen hennepkwekerij d.d. 27 juni 2014, pag. 1 t/m 8 en de bijbehorende ruimlijst pag. 9.
3.De aangifte diefstal van Stedin d.d. 9 december 2013, pag. 87 t/m 89.