ECLI:NL:RBLIM:2016:10430

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 december 2016
Publicatiedatum
1 december 2016
Zaaknummer
5419091 AZ VERZ 16-200
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst tijdens ziekte werknemer door werkgever afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 december 2016 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van Comex Service B.V. tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met de werknemer, [verweerder]. De werknemer was sinds 1 mei 2013 in dienst bij Comex als service-medewerker, maar was arbeidsongeschikt geraakt na een fietsongeluk in september 2015. Comex verzocht het UWV om toestemming om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, maar dit verzoek werd afgewezen vanwege het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid. Comex stelde dat de enige werknemer, [verweerder], niet langer kon worden betaald omdat er geen substantieel werk meer voor hem was, en dat de ziekte slechts een bijkomende omstandigheid was.

De kantonrechter oordeelde dat Comex niet voldoende had aangetoond dat er geen herstel binnen 26 weken zou optreden en dat de ziekte van [verweerder] niet de oorzaak was van onaanvaardbare gevolgen voor de bedrijfsvoering. De rechter benadrukte dat het risico van bedrijfseconomische problemen voor rekening van de werkgever komt, en dat Comex onvoldoende had gedaan om de gevolgen van de ziekte te beperken. De kantonrechter wees het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst af en veroordeelde Comex in de proceskosten van [verweerder].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 5419091 AZ VERZ 16-200
beschikking van 1 december 2016
in het verzoekschrift van
COMEX SERVICE B.V.,
gevestigd te Heerlen,
verzoekende partij,
in rechte vertegenwordigd door haar directeur en enig aandeelhouder de heer [naam directeur]
tegen
[verweerder] ,
wonend te [woonplaats] ,
verwerende partij,
gemachtigde mr. R.C.C.M. Nadaud.
Partijen zullen verder Comex en [verweerder] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift d.d. 3 oktober 2016
  • het verweerschrift
  • de nadere producties van de zijde van Comex.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verweerder] is vanaf 1 mei 2013 krachtens arbeidsovereenkomst in dienst van Comex in de functie van service-medewerker voor 32 uur per week en tegen een brutoloon van
€ 1.757,42 per maand. De werkzaamheden bestonden voornamelijk uit het repareren van door Comex verkochte (en geproduceerde) apparaten voor de (re)productie van cd’s en dvd’s.
2.2.
In september 2015 heeft [verweerder] een fietsongeluk gehad waarbij hij zijn linkerpols heeft gebroken, waardoor hij tot op heden niet in staat is zijn oorspronkelijke functie te vervullen. Wel heeft [verweerder] vanaf zijn arbeidsongeschiktheid verscheidene aangepaste werkzaamheden verricht.
2.3.
Op 6 september 2016 heeft Comex het UWV om toestemming verzocht om de arbeidsovereenkomst met [verweerder] op te zeggen. Op die aanvraag is op 26 september 2016 door het UWV afwijzend beslist vanwege het opzegverbod bij arbeidsongeschiktheid wegens ziekte (art. 7:671a lid 1 juncto lid 11 BW). Comex legt de desbetreffende stukken over, waaronder jaarcijfers en een eigengemaakte prognose voor 2016.
2.4.
Comex heeft zich niet verzekerd tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid van [verweerder] .

3.Het verzoek

3.1.
Comex verzoekt de tusen partijen bestaande arbeidsovereenkomst - met inachtneming van de opzegtermijn - te ontbinden.
3.2.
Zij stelt daartoe dat [verweerder] de enige werknemer van Comex is. Samen met de uiteindelijk eigenaar van de vennootschap werden alle bedrijfswerkzaamheden verricht. De core-business van [verweerder] was het bouwen en onderhouden van CD- en DVD-dupliceerapparatuur. Deze is verschraald omdat gegevensopslag zich naar andere opslagmedia verplaatste. Volgens Comex is zij - kort gezegd - daardoor niet langer in staat [verweerder] te betalen omdat er voor hem geen substantieel werk meer is en het bedrijf daardoor in financiële problemen is gekomen.
Comex heeft getracht [verweerder] alternatieve taken te doen verrichten, zoals het beheer van de website en webshop, marketing en verkoop, om hem voldoende werk te bezorgen en aldus ook meer omzet te doen genereren, echter zonder resultaat: voor deze werkzaamheden mist [verweerder] kennis, kunde en inzet.
De ziekte van [verweerder] is enkel een bijkomende omstandigheid: ook zonder deze is er voor [verweerder] als enige werknemer simpelweg geen emplooi meer.
3.3.
[verweerder] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Gelet op het bepaalde in art. 7:671b BW kan de kantonrechter een werkgeversverzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst slechts toewijzen op een van de gronden genoemd in art. 7:669 lid 3 BW.
Comex heeft niet gesteld noch desgevraagd aangegeven welke van deze gronden de basis voor het verzoek vormt. Dit is op zich een reden om het verzoek als onvoldoende gemotiveerd af te wijzen: verzoekster moet een keuze maken uit de in de wet genoemde gronden.
Nu verzoekster niet met juridische bijstand in persoon procedeert, zal de kantonrechter echter welwillendheidshalve het als motivering voor het verzoek aangevoerde naast de wettelijke gronden houden en onderzoeken welke grond door verzoekster bedoeld is aan het verzoek ten grondslag te leggen.
Zoals ter zitting door de kantonrechter reeds te kennen is gegeven, is de enige ontbindingsgrond die in dit geval (in beeld komt art. 7:669 lid 3 sub c BW: het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van de werknemer met voor de bedrijfsvoering onaanvaarbare gevolgen.
Dat de overige gronden niet aan het verzoek ten grondslag kunnen liggen blijkt uit het volgende:
  • de a-grond komt niet in beeld omdat Comex haar werkzaamheden niet heeft beëindigd en over het noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen over een toekomstige periode van ten minste 26 weken veel te weinig specifiek en concreet is gesteld,
  • de b-grond kom niet in beeld omdat de arbeidsongeschiktheid nog geen twee jaren heeft geduurd.
  • de gronden d tot en met h komen niet in beeld omdat het door Comex aan het verzoek ten grondslag gelegde feitencomplex daar op generlei wijze bij aansluit.
4.2.
De 7:669 lid 3 c- grond kan het verzoek echter niet schragen.
Vooreerst heeft Comex niet in het minst gesteld noch feitelijk aannelijk gemaakt dat binnen 26 weken geen herstel zal optreden en binnen deze periode de bedongen arbeid niet in aangepaste vorm kan worden verricht.
Belangrijker is dat verzoekster niet aantoont dat het door ziekte niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid de
oorzaakis van voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen: verzoekster stelt dat niet de ziekte maar het door externe factoren wegvallen van werk de oorzaak van [verweerder] overbodigheid is.
Daarbij acht de kantonrechter van belang dat “voor de bedrijfsvoering onaanvaarbare gevolgen” impliceert dat de werkgever naar redelijkheid al datgene heeft gedaan om het intreden van die gevolgen te beperken, vergelijkbaar met de algemene schadebeperkings-plicht heeft. In dit geval is gesteld dat de vraag naar de door Comex geleverde diensten en producten door technologische ontwikkelingen is afgenomen. Dat is een omstandigeid die in beginsel voor risico van de werkgever dient te blijven: hij is de actor die tijdig moet onderkennen dat de bakens verzet moeten worden. Comex heeft niet voldoende duidelijk gemaakt, anders dan de tamelijk loze stelling “dat zij andere markten aanboort, maar dat die partijen traag reageren”, wat er de facto ondernomen is om deze gevolgen te ondervangen.
Als Comex, ter voorkoming van de directe koppeling met de ziekte van [verweerder] , stelt dat bedrijfseconomische problemen het gevolg zijn van grote omzetdaling, dan kunnen die alleen maar ontstaan door te hoge andere bedrijfskosten. Uit de overgelegde financiële stukken blijkt de kantonrechter duidelijk een inderdaad niet al te gezonde verhouding tussen enerzijds de loonlast en anderzijds de omzet. Die verhouding blijft voor altijd voor risico van de werkgever omdat dit risico goed verzekerbaar is. Bij een ziekegeldverzekering voor [verweerder] zou de (improductieve) salarislast van [verweerder] niet op de bedrijfsexploitatie drukken en gelet op haar omvang de bedrijfseconomische staat van Comex substantieel minder dramatisch maken.
Desgevraagd heeft Comex de kantonrechter ter zitting meegedeeld dat zij bij aanvang van de dienstbetrekking met [verweerder] het sluiten van een dergelijke verzekering heeft overwogen maar omdat de premie € 300,00 per maand hoger dan normaal bleek doordat [verweerder] aan de ziekte van Crohn lijdt, heeft zij bewust hiervan afgezien. Dat kan enkel ertoe leiden dat de extra druk van [verweerder] salarislast op het bedrijfsresultaat buiten beschouwing gelaten wordt en indien aanwezig de “voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen” geheel voor risico van de werkgever blijven.
4.3.
Gelet op het bovenstaande wordt het verzoek als niet-dan wel onvoldoende gegrond afgewezen.
4.4.
Comex wordt als de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de proceskosten, aan de zijde [verweerder] , tot de datum van deze beschikking begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde.
4.5.
Wat partijen overigens nog hebben aangevoerd is door de kantonrechter eveneens beoordeeld, maar leidt niet tot een andere beslissing.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst het verzoek af,
5.2.
veroordeelt Comex B.V. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [verweerder] tot de datum van deze beschikking begroot op € 400,00.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.
RK