Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
ONTWIKKELINGSMAATSCHAPPIJ LANDGOED VAESHARTELT B.V.,
1.De procedure
- het verzoekschrift d.d. 20 september 2016
- het verweerschrift met twee voorwaardelijke tegenverzoeken
- de van de zijde van [verzoeker, verweerder in de voorwaardelijke tegenverzoeken] op 5 december 2016 ingekomen nadere producties
- de mondelinge behandeling ter zitting van 6 december 2016, waar beide gemachtigden aan de hand van een pleitnota de stellingen over en weer nader hebben toegelicht.
2.De feiten
Hiermee bevestig ik ons gesprek van heden. Daarin hebben we opnieuw gesproken over alle ontwikkelingen op Vaeshartelt. U hebt wederom aangegeven om uw moverende redenen het met een aantal ontwikkelingen niet eens te zijn.
3.De verzoeken
primair:
subsidiair:
4.De beoordeling
nietrelevant wat de bedoelingen van partijen op dat aspect waren noch welke termijn er aan het papier is toevertrouwd, nu die overeenkomst op grond van de zogenoemde ketenregeling
van rechtswegeper ingansdatum 1 januari 2013 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd is geworden. Dat er eventueel - zoals [verzoeker, verweerder in de voorwaardelijke tegenverzoeken] stelt en Vaeshartelt betwist - buiten de schriftelijke overeenkomst om al dan niet een einddatum is afgesproken, kan dan ook - wat daar ook verder van zij, niet anders dan als een separate beëindigingsovereenkomst worden aangemerkt, maar de arbeidsovereenkomst zelf is er - per definitie - een voor onbepaalde tijd.