ECLI:NL:RBLIM:2016:10995

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
19 december 2016
Zaaknummer
03/994006-11
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Illegale handel in kaviaar onder de Flora- en faunawet

Op 16 december 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een bedrijf dat zich schuldig heeft gemaakt aan illegale handel in kaviaar. De verdachte, vertegenwoordigd door advocaat S.C. Blommendaal, werd beschuldigd van het kopen, verkopen en voorhanden hebben van kaviaar van beschermde diersoorten, zonder de legale herkomst aan te tonen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2007 tot en met 16 december 2009 in totaal 2378 blikjes kaviaar heeft verhandeld, waarvan de herkomst niet kon worden aangetoond. De rechtbank overwoog dat de verdachte en zijn medeverdachten zich niet voldoende hebben ingelicht over de geldende regelgeving omtrent de handel in beschermde diersoorten, en dat het vertrouwen op de leverancier niet volstond om aan de wettelijke eisen te voldoen. De rechtbank verwierp het verweer van de verdediging dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zou moeten worden verklaard op basis van het gelijkheidsbeginsel, en oordeelde dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de Flora- en faunawet. De rechtbank legde een geldboete van € 10.000,- op, rekening houdend met de ernst van de feiten en het blanco strafblad van de verdachte. De uitspraak is gedaan in het kader van de bescherming van bedreigde diersoorten en de naleving van internationale regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/994006-11
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 16 december 2016
in de strafzaak tegen
[naam verdacht bedrijf] ,
gevestigd te [adres 2] .
De verdachte wordt bijgestaan door S.C. Blommendaal, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 23 januari 2015 en 2 december 2016. Namens de verdachte is telkens verschenen [naam medeverdachte 1] , vertegenwoordiger van de verdachte. De raadsman is eveneens telkens verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
zij, op een of meer tijdstippen, in of omstreeks de periode van 1 januari 2007 tot en met
16 december 2009 in de gemeente Maastricht, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, al dan niet opzettelijk, (telkens) eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage A en/of B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), gekocht en/of verworven en/of te koop heeft gevraagd, immers heeft zij 1727, althans meerdere, blikjes kaviaar, van Import & Export [H.L.] te koop gevraagd en/of gekocht en/of verworven, onder meer heeft verdachte
- op of omstreeks 15 maart 2007 (datum factuur) 24 blikjes [naam kaviaar 1] (125 gr) en/of
- op of omstreeks 10 december 2007 (datum factuur) 60 blikjes [naam kaviaar 2] (30 gr) en/of
- op of omstreeks 10 oktober 2008 (datum factuur) 24 blikjes [naam kaviaar 2] (125 gr) en/of
- op of omstreeks 1 april 2009 (datum factuur) 16 blikjes [naam kaviaar 2] (125 gr) en/of
- op of omstreeks 3 december 2009 (datum factuur) 20 blikjes [naam kaviaar 1] (30 gr) van Import & Export [H.L.] te koop gevraagd en/of gekocht en/of verworven
en/of
- in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 voor een bedrag van 60.100,00 euro (contante inkopen) te koop gevraagd en/of gekocht en/of verworven
en/of
(telkens) eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage A en/of B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), verkocht en/of ten verkoop aangeboden en/of vervoerd en/of ten vervoer aangeboden en/of afgeleverd heeft,
immers heeft zij in voornoemde periode (in totaal) 2378, althans meerdere, blikjes kaviaar aan een of meer restaurant(s) en/of anderen verkocht en/of ten verkoop aangeboden en/of vervoerd en/of ten vervoer aangeboden en/of afgeleverd,
onder meer heeft zij
- in of omstreeks maart 2007 aan restaurant [naam restaurant 5] 8 blikjes [naam restaurant 4] kaviaar 30 gr en/of
- in of omstreeks juni 2008 aan [naam restaurant 3] 10 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en/of
- in of omstreeks december 2008 aan Restaurant Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2] BV 8 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en/of
- in of omstreeks april 2009 aan Restaurant Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2] BV 15 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en/of
- in of omstreeks november 2009 aan [naam restaurant 3] 13 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr verkocht en/of afgeleverd
en/of
eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage A en/of B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), ten verkoop voorhanden of in voorraad en/of onder zich heeft gehad, immers heeft zij op 16 december 2009, op de locatie [adres 2] te Maastricht, 26 blikjes kaviaar ten verkoop voorhanden of in voorraad en/of onder zich gehad.

3.De voorvragen

Door de raadsman is betoogd dat het openbaar ministerie in zijn strafvervolging
niet-ontvankelijk behoort te worden verklaard, omdat het openbaar ministerie het gelijkheidsbeginsel heeft geschonden door de restaurants, die kaviaar hebben gekocht van [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] , niet te vervolgen.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat van gelijke gevallen geen sprake is.
De rechtbank overweegt hierover het volgende.
Op grond van het gelijkheidsbeginsel dienen vergelijkbare gevallen gelijk te worden behandeld. Bij de toetsing van de vervolgingsbeslissing aan het gelijkheidsbeginsel dient daarom allereerst bezien te worden of gesproken kan worden van gelijke gevallen.
De rechtbank is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet kan worden gesproken van gelijke gevallen. [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] handelden in kaviaar in het kader van een groothandel. Zij bedienden daarmee een heel marktsegment en zijn daarmee gebonden aan andere maatstaven dan de eindgebruiker van het product, de restauranthouder, die hoofdzakelijk als doel heeft het product aan individuele klanten te serveren. Het verweer wordt verworpen.
Nu ook overigens geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd of anderszins aannemelijk zijn geworden, die zouden moeten leiden tot de niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, is het openbaar ministerie ontvankelijk in de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld - zoals vervat in het door haar overgelegde en aan dit vonnis gehechte schriftelijk requisitoir - dat het tenlastegelegde bewezen is.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft - zoals weergegeven in de overgelegde pleitnotitie, die aan dit vonnis is gehecht – primair aangevoerd dat het feit zoals tenlastegelegd niet als strafbaar feit valt te kwalificeren en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
Subsidiair heeft hij gepleit voor ontslag van alle rechtsvervolging, omdat de verdachte door het controleren van de etiketten en de verpakkingen heeft voldaan aan zijn onderzoeksverplichting. De raadsman stelt dat de vertegenwoordiger van de verdachte heeft gecontroleerd of de etiketten een Cites-vermelding bevatten, hetgeen het geval was.
Meer subsidiair heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de opzetvariant van het tenlastegelegde. De verdachte is misleid door de leverancier en was er niet van op de hoogte dat er iets “schortte” aan de door haar toeleverancier [naam toeleverancier] geleverde kaviaar, waardoor zijdens de verdachte geen sprake kan zijn van opzet op het tenlastegelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van het bewijs
Op 16 december 2009 is tijdens de doorzoeking op het adres van [naam verdacht bedrijf] aan de [adres 2] te Maastricht, de (gezamenlijke) financiële administratie van de bedrijven [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] met betrekking tot de jaren 2008 en 2009 in beslag genomen. Door [naam medeverdachte 1] is op 10 februari 2010 aan het onderzoeksteam de administratie van het jaar 2007 van voornoemde bedrijven overgedragen. De rechtbank stelt vast dat uit deze administratie blijkt, dat door de bedrijven in de periode 1 januari 2007 tot en met
16 december 2009 (totaal)
1727blikjes kaviaar zijn gekocht bij Import & Export [H.L.] [1] .
Zo zijn er volgens de factuurdata (zie DD-66), onder andere,
  • op 15 maart 2007
  • op 10 december 2007
  • op 10 oktober 2008
  • op 1 april 2008
  • en op 3 december 2009
Daarnaast is er van 13 januari 2007 tot en met 21 september 2007 blijkens de administratie met betrekking tot het jaar 2007 cash voor
€ 60.100,-kaviaar gekocht bij Import & Export
H. Lendemijer B.V (zie DD-80). [2]
In de periode 1 januari 2007 tot en met 16 december 2009 zijn volgens het voorraadboek [3] van [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] (zie en DD-67 en DD-68) door hen aan meerdere gerenommeerde restaurants (totaal)
2378blikjes kaviaar verkocht. Onder meer zijn er in of omstreeks maart 2007 aan restaurant [naam restaurant 5]
8blikjes [naam restaurant 4] kaviaar (30 gr); in of omstreeks juni 2008 aan [naam restaurant 3]
10blikjes [naam restaurant 2] kaviaar (30 gr); in of omstreeks december 2008 aan Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2]
8blikjes [naam kaviaar 4] kaviaar (30 gr); in of omstreeks april 2009 aan Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2]
15blikjes [naam kaviaar 4] kaviaar (30 gr); en in of omstreeks november 2009 aan [naam restaurant 3]
13blikjes [naam kaviaar 4] kaviaar (30 gr) verkocht.
Bij de doorzoeking op 16 december 2009 op de bedrijfslocatie [adres 2] te Maastricht werden verder 26 blikjes kaviaar in de voorraad van voornoemde bedrijven aangetroffen, waarvan de verpakking om verschillende redenen niet voldeed aan de daaraan gestelde eisen [4] . De blikjes zijn –steekproefsgewijs- bemonsterd en door het Douanelaboratorium geanalyseerd. Daaruit is gebleken dat er kaviaar in de blikjes zat. [5]
Verdachte [naam medeverdachte 1] heeft bij de politie verklaard [6] dat hij met [naam medeverdachte 2] in de delicatessen groothandel is gegaan. Hij is in 2005, zo heeft hij verklaard, in loondienst gegaan bij [naam medeverdachte 2] . Later werd [naam medeverdachte 2] zijn compagnon in [naam medeverdacht bedrijf] , het bedrijf waar [naam medeverdachte 1] zich had ingekocht. [naam medeverdachte 2] behield zelf [naam verdacht bedrijf] . In december 2007 is [naam medeverdacht bedrijf] ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. [naam medeverdacht bedrijf] verkocht delicatessen die door [naam verdacht bedrijf] werden ingekocht. [naam medeverdachte 1] was samen met [naam medeverdachte 2] directeur van [naam medeverdacht bedrijf] . [naam medeverdachte 1] deed de acquisitie en de verkoop en [naam medeverdachte 2] deed de inkoop van de goederen voor [naam verdacht bedrijf] , waarvan [naam medeverdacht bedrijf] de producten betrok. [naam medeverdacht bedrijf] had als afzetgebied, met uitzondering van Brabant en Limburg, geheel Nederland. [naam verdacht bedrijf] bediende Brabant en Limburg. Sinds juli 2009 heeft [naam medeverdachte 1] [naam medeverdachte 2] uitgekocht uit zowel [naam medeverdacht bedrijf] als [naam verdacht bedrijf] . Vanaf juli 2009 is [naam medeverdachte 1] de enige verantwoordelijk bestuurder en eigenaar van [naam medeverdacht bedrijf] en eigenaar en verantwoordelijk bestuurder van [naam verdacht bedrijf] , aldus [naam medeverdachte 1] .
[naam medeverdachte 2] heeft bij de politie verklaard [7] dat hij een groothandel in delicatessen is begonnen onder de naam [naam verdacht bedrijf] . [naam medeverdachte 2] was directeur en werknemer van deze B.V.. [naam medeverdachte 1] is voor hem komen werken. [naam medeverdacht bedrijf] is vrij snel nadat [naam medeverdachte 1] voor hem is komen werken, opgericht. [naam medeverdachte 1] was het gezicht van [naam medeverdacht bedrijf] en [naam medeverdachte 2] werkte achter de schermen. Sinds juli 2009 is [naam medeverdachte 1] eigenaar en directeur van zowel [naam verdacht bedrijf] als ook [naam medeverdacht bedrijf] . Sinds die datum, zo verklaart [naam medeverdachte 2] , heeft hij geen rol meer in [naam verdacht bedrijf]
[naam medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij sinds 1995 of 1996 kaviaar verkoopt. Het kan wel kloppen, zo verklaart [naam medeverdachte 2] , als hem de uitdraai (DD-66) wordt voorgehouden met de inkopen van [naam verdacht bedrijf] in de periode 2007 t/m december 2009, waar voor € 89.813,50 een hoeveelheid van 82,685 kg kaviaar is geleverd door [naam toeleverancier] aan [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] . Van de kaviaar die voor € 60.100,- contant is ingekocht in 2007 geeft hij aan dat er volgens hem wel nog inkooprekeningen moeten zijn. Het kan wel kloppen, zo verklaart [naam medeverdachte 2] , dat er in totaal over de jaren 2007 tot en met 2009
2378blikjes kaviaar zijn verkocht. Hij bevestigt desgevraagd dat de afnemers op de uitdraai (DD-68) de klanten waren van Fine Food Milan en [naam medeverdacht bedrijf]
Uit gegevens van de Kamer van Koophandel blijkt dat [naam medeverdacht bedrijf] zich vanaf 1 augustus 2005 in de oprichtingsfase bevond en per 21 december 2007 werd ingeschreven in het Handelsregister van de Kamer van Koophandel. [8]
Conclusie ten aanzien van het bewijs
De rechtbank stelt op basis van bovenstaande bewijsmiddelen vast dat in- en verkoop en het voorhanden hebben van kaviaar opzettelijk is geschied, en heeft plaatsgevonden in het kader van de exploitatie en voor rekening en risico van de rechtspersonen [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] Zij hebben tezamen en in vereniging de aan hen ten laste gelegde hoeveelheden gekocht, verkocht en voorhanden gehad in de periode, als aan hen tenlastegelegd.
De rechtbank zal hierna eerst ingaan op het wettelijk kader, alvorens te beoordelen of [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] zich aan verboden handel van kaviaar hebben schuldig gemaakt.
Het wettelijk kader
Het CITES-verdrag heeft tot doel te voorkomen dat de handel in (planten en) dieren een bedreiging vormt voor het in stand houden van de soort in het wild. Het CITES-verdrag is op het niveau van de Europese Unie (EU) uitgewerkt in de CITES-(basis)verordening, te weten Verordening nr. 338/97 (hierna; de CITES-(basis)verordening) en een aantal verordeningen die tezamen bekend staan als de EU-verordeningen inzake de handel in in het wild levende dier- en plantensoorten. De CITES-(basis)verordening stelt regels over de handel in levende en dode dieren (en planten) van soorten die met uitsterven worden of kunnen worden bedreigd. De regels gelden ook voor delen en afgeleide producten van die dieren (en planten). De verordeningen hebben rechtstreekse werking. In de CITES-(basis)verordening zijn de drie bijlagen van het CITES-verdrag (I, II, en III) vertaald naar vier bijlagen (A,B, C, en D). De Lid-Staten zijn verplicht om de strafbaarstelling, toezicht en handhaving en de noodzakelijke uitvoeringsbepalingen in hun wetgeving op te nemen ten aanzien van rechtstreeks werkende bepalingen van verordeningen, zodat deze op effectieve wijze kunnen worden uitgevoerd en gehandhaafd (Kamerstukken II 2011/12, 33348, 3, p. 185). In Nederland is de voornoemde Europese regelgeving vertaald in de Flora- en Faunawet, welke op 1 januari 2017 zal worden vervangen door de Wet natuurbescherming.
Kaviaar bestaat uit eieren van de steurachtigen, dieren behorend tot een beschermde uitheemse diersoort als, voor zover hier van belang, opgenomen in lijst B van de CITES-(basis)verordening. Immers, in het dossier gaat het steeds om “overige steurachtigen” als bedoeld in bijlage B van de CITES-(basis)verordening, en niet om de in bijlage A opgenomen twee steursoorten. Daar zal de rechtbank dan ook van uitgaan.
De inkoop en verkoop en het voorhanden hebben van kaviaar is verboden op grond van artikel 13 van de Flora- en faunawet.
In artikel 4 van de “Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet” (gebaseerd op artikel 5 van de Flora- en faunawet) worden de soorten, opgenomen in bijlage B van de CITES-(basis)verordening aangewezen als beschermde uitheemse diersoort.
Ingevolge
artikel 13, vierde lid van de Flora- en faunawet, gelden, met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
de in het eerste lid bedoelde verboden nietten aanzien van, voor zover hier relevant, dieren of eieren van dieren behorende tot een beschermde uitheemse diersoort, die is
aangewezen om redenen als bedoeld in artikel 5 eerste lid, onderdeel b, indien kan worden
aangetoond,dat zij, onder meer,
overeenkomstig het bij of krachtens deze wet bepaaldein Nederland zijn gebracht.
Dat betekent dat het handelsverbod in beginsel niet geldt voor, voor zover relevant, in bijlage B van de CITES-(basis)verordening genoemde diersoorten of producten van die dieren, waaronder de “overige steurachtigen” als thans aan de orde, mits de legale herkomst kan worden aangetoond.
Verder is (ook) in de “Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet” (hierna: “Regeling vrijstelling”), in artikel 10, tweede lid, bepaald dat met uitzondering van het verbod op het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen of onder zich hebben, een vrijstelling geldt van de verboden, bedoeld in artikel 13, eerste lid, van de wet voor specimens van soorten genoemd in, voor zover hier relevant, bijlage B van de CITES-(basis)verordening, indien kan worden
aangetoonddat betreffende specimens overeenkomstig het
bij of krachtens de wet bepaalde én met inachtneming van de basisverordening én uitvoeringsverordeningin Nederland zijn ingebracht of verkregen.”
Ingevolge artikel 10, derde lid, van de “Regeling vrijstelling” wordt aangegeven dat, onder meer, de vrijstelling van het tweede lid voornoemd van toepassing is,
voor zover voldaan is aan de krachtens artikel 18 van het Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoortengeldende regels. In artikel 18 van voornoemd Besluit is bepaald dat bij ministeriële regeling regels kunnen worden gesteld over het
voeren van een administratie en verstrekken van gegevensmet betrekking tot het onder zich hebben, ontvangen, verkopen, ten verkoop voorradig of voorhanden hebben en afleveren van, voor zover hier relevant, dieren, dan wel producten of eieren van die dieren. De “Regeling administratie bezit van en handel in beschermde dier- en plantensoorten” stelt vervolgens
specifieke eisen waaraan een dergelijke administratie dient te voldoen.
Verder geldt op grond van artikel 7 van de “Regeling vrijstelling”, een vrijstelling van artikel 13, eerste lid, van de wet voor het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van specimens van soorten, genoemd in, voor zover hier relevant, bijlage B van de Basisverordening, voorzover betreffende specimens
aantoonbaar overeenkomstig de in een Lidstaat geldende wetgeving en met inachtneming van de basisverordening en uitvoeringsverordeningzijn verkregen.”
In de Verordening (EG) 338/97 (basisverordening) is in artikel 8, vijfde lid, samengevat, bepaald, dat
handelin de soorten genoemd in bijlage B
verbodenis, behalve
indien ten genoegen van de bevoegde autoriteit van de betrokken Lid-Staat is aangetoond, dat die specimens verkregen werden en, indien zij niet uit de Gemeenschap afkomstig zijn, daarin werden binnengebracht
overeenkomstig de geldende wetgevinginzake de instandhouding van de, voor zover hier relevant, wilde fauna.
Hebben [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] zich aan verboden handel van kaviaar schuldig gemaakt?
De rechtbank overweegt dat uit het vorenstaand wettelijk kader blijkt, dat
commerciële handelingen en overdracht van kaviaarvoor zover het gaat om “overige steurachtigen” als bedoeld in bijlage B van de CITES-(basis)verordening
binnen Nederland en binnen de EUtoegestaan zijn (en geen certificaat nodig),
mits deze kaviaar aantoonbaar legaal is verworven. Aantonen dat de kaviaar
legaal verworvenis, houdt in dat degene die de goederen in bezit of verhandeld heeft, de legale status moet kunnen aantonen. Dit brengt mee dat ook de afnemer van kaviaar een verklaring van de leverancier moet krijgen over de herkomst van de kaviaar. De legale status kan onder meer worden aangetoond doordat de steur aantoonbaar in de EU is gekweekt. Als de kaviaar is ingevoerd vanuit een land buiten de EU dan kan de legale status aangetoond worden door een kopie van een door de douane afgetekende invoervergunning. In ieder geval moet een deugdelijke administratie over het verhandelde worden bijgehouden overeenkomstig de eisen van de wet.
[naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] hebben zich begeven in de handel van beschermde uitheemse diersoorten. Dat betekent dat zij zich terdege dienen te vergewissen van de op hen van toepassing zijnde regelgeving. Zij kunnen zich daartoe in verbinding stellen met de bevoegde autoriteiten of zich van deskundige juridische bijstand voorzien. Ook is er op internet hierover de nodige relevante informatie beschikbaar, zoals de informatiebladen van de overheid.
De rechtbank stelt vast dat uit de boekhouding van [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] de legale herkomst van de kaviaar niet kan blijken. Ook anderszins hebben voornoemde bedrijven niet aangetoond, dat de kaviaar die zij hebben ingekocht, hebben verkocht of in voorraad hadden, door hen
legaal is verworven. Het enkele, min of meer blind, vertrouwen op hun handelspartner(s), zoals [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] zeggen te hebben gedaan, is daarvoor volstrekt onvoldoende. Dat de bedrijven de codes op de verpakkingen zouden hebben gecontroleerd, is niet aannemelijk geworden en bovendien kan dat niet gelden als
aantonen dat de kaviaar legaal is verworven. Dat betekent dat [naam verdacht bedrijf] en [naam medeverdacht bedrijf] zich schuldig hebben gemaakt aan verboden handel in kaviaar.
De rechtbank acht het aan [naam verdacht bedrijf] ten laste gelegde, opzettelijk begaan, dan ook wettig en overtuigend bewezen.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
in de periode van 1 januari 2007 tot met 16 december 2009 in de gemeente Maastricht tezamen en in vereniging, opzettelijk, telkens eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), heeft gekocht, immers heeft zij 1727 blikjes kaviaar, van Import & Export [H.L.] gekocht, onder meer heeft verdachte
- op 15 maart 2007 (datum factuur) 24 blikjes [naam kaviaar 1] (125 gr) en
- op 10 december 2007 (datum factuur) 60 blikjes [naam kaviaar 2] (30 gr) en
- op 10 oktober 2008 (datum factuur) 24 blikjes [naam kaviaar 2] (125 gr) en
- op 1 april 2009 (datum factuur) 16 blikjes [naam kaviaar 2] (125 gr) en
- op 3 december 2009 (datum factuur) 20 blikjes [naam kaviaar 1] (30 gr) van Import & Export [H.L.] te koop gevraagd en/of gekocht en/of verworven;
en in de periode van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007 voor een bedrag van 60.100,00 euro (contante inkopen) gekocht ;
en
telkens eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), verkocht,
immers heeft zij in voornoemde periode (in totaal) 2378 blikjes kaviaar aan een of meer restaurants en/of anderen verkocht en/of ten verkoop aangeboden en afgeleverd,
onder meer heeft zij
- in of omstreeks maart 2007 aan restaurant [naam restaurant 5] 8 blikjes [naam restaurant 4] kaviaar 30 gr en
- in of omstreeks juni 2008 aan [naam restaurant 3] 10 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en
- in of omstreeks december 2008 aan Restaurant Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2] BV 8 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en
- in of omstreeks april 2009 aan Restaurant Brasserie [naam restaurant 1] / [naam restaurant 2] BV 15 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr en
- in of omstreeks november 2009 aan [naam restaurant 3] 13 blikjes [naam restaurant 2] kaviaar 30 gr verkocht
en
eieren van dieren, behorende tot een beschermde uitheemse diersoort (opgenomen in de Bijlage B van Vo. (EG)338/97), te weten eieren van steurachtigen (kaviaar), ten verkoop voorhanden gehad, immers heeft zij op 16 december 2009, op de locatie [adres 2] te Maastricht, 26 blikjes kaviaar ten verkoop voorhanden gehad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
medeplegen van opzettelijke overtreding van artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a van de Flora- en faunawet, meermalen gepleegd, gepleegd door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Nu de legale herkomst van de kaviaar door verdachte dient te worden aangetoond, zoals uit het vorenstaande reeds blijkt, treffen de AVAS-verweren van de raadsman geen doel.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

7.De straf

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen € 10.000,-.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht om, indien de rechtbank het tenlastegelegde bewezen acht, bij de strafoplegging rekening te houden met de forse overschrijding van de redelijke termijn, die niet aan de verdediging kan worden verweten. Tevens verzoekt hij bij de strafoplegging rekening te houden met het blanco strafblad van de verdachte en met de zakelijke consequenties van het tenlastegelegde. De verdachte heeft een deel van zijn klandizie verloren en zijn kredietwaardigheid is aangetast.
De raadsman verzoekt om de verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel dan wel een straf volledig voorwaardelijk op te leggen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de omstandigheden van de rechtspersoon, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
[naam verdacht bedrijf] heeft de legale herkomst van de kaviaar die door hen is ingekocht, verkocht en die zij voorhanden hadden, niet aangetoond. Dit is in strijd is met (internationale) regelgeving, die juist in het leven is geroepen om de steur als ernstig bedreigde diersoort, en de eieren daarvan, te beschermen. [naam verdacht bedrijf] heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan de handel in illegale kaviaar. Dit betreft een ernstig feit.
De kaviaar is door hen verkocht aan gerenommeerde restaurants. Onverlet de eigen verantwoordelijkheid van die restaurants, is daardoor ook een risico genomen met de goede reputatie van die restaurants.
Voorts heeft de verdachte zich door haar handelen schuldig gemaakt aan oneerlijke concurrentie. Bedrijven die zich wel aan de regels houden, enkel handelen in kaviaar waarvan de legale herkomst kan worden aangetoond en ten behoeve daarvan investeren in bijvoorbeeld een goede administratie, kunnen niet concurreren met bedrijven die zich wat dat betreft er gemakkelijk vanaf maken door zich niet te houden aan de regels voor legale handel in kaviaar en enkel denken aan eigen geldelijk gewin.
Bij het bepalen van de strafmaat heeft de rechtbank mede rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte blijkens het uittreksel uit het justitiële documentatieregister d.d. 1 februari 2012 niet eerder met justitie in aanraking is geweest. Daarnaast neemt de rechtbank in aanmerking het tijdsverloop sinds de datum van de tenlastelegging. Het heeft met name lang geduurd voordat de zaak door de rechtbank inhoudelijk kon worden behandeld, waardoor verdachte gedurende lange tijd in onzekerheid heeft gezeten.
Hoewel een hoge(re) geldboete past bij de bewezenverklaarde feiten, zal de rechtbank, alles afwegende, een geldboete van € 10.000,- opleggen, zoals door de officier van justitie is geëist.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen:
  • 23, 47, 51 en 57 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 1a, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
  • 5 en 13 van de Flora- en faunawet;
  • 4 van de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet;
  • 10 van de Regeling vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten Flora- en faunawet;
  • Verordening (EG) nr. 338/97, artikel 8 en bijlage B.
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 4.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 5 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Geldboete
- veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 10.000,-.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.M.W. Nobis, voorzitter, mr. F.M. van Maanen Winters en mr. A.M. Schutte, rechters, in tegenwoordigheid van J.M. Schuwirth, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 16 december 2016.
Buiten staat
Mr. F.M. van Maanen Winters is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/994006-11
Proces-verbaal van de openbare zitting van 16 december 2016 in de zaak tegen:
[naam verdacht bedrijf] ,
gevestigd te [adres 2] ,
Raadsman is S.C. Blommendaal, advocaat, kantoorhoudende te Maastricht.
Tegenwoordig:
mr. , rechter,
mr. , officier van justitie,
, griffier.
De rechter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is wel/niet in de zittingzaal aanwezig.
De rechter spreekt het vonnis uit en geeft de verdachte kennis dat zij daartegen binnen veertien dagen hoger beroep kan instellen.
Dit proces-verbaal is vastgesteld en ondertekend door de rechter en de griffier.

Voetnoten

1.Financiële administratie in beslaggenomen tijdens de doorzoeking p. 326 en AH-29 (p. 2979 e.v.), AH-30 (p. 2990 e.v.) en AH 39/ DD-66 (p. 328 e.v./ p.3074 e.v.) van de jaren 2008 en 2009; en de door [naam medeverdachte 1] overhandigde administratie AH-40 (p. 353 e.v./ p. 3100 e.v.) van het jaar 2007.
2.Document DD080 (p. 4495 t/m p. 4500) waarin opgenomen de cash inkopen van kaviaar in 2007.
3.Voorraadboek p. 331 e.v./ p. 4425 e.v. (DD-66) en overzicht verkopen p. 340 e.v./ p. 4433 e.v. (DD-68).
4.Proces-verbaal in beslagneming kaviaar, [adres 2] Maastricht en de geconstateerde onregelmatigheden aan de blikjes, AH-49, p. 365 e.v ./3180 e.v.; DD-32 p.370 e.v. en foto’s p.374 e.v.
5.Schrijven Douanelaboratorium p. 3593 en analyseresultaten p. 3595 (het gaat om de blikken B001, B007 en B010); zie ook aanvullend proces-verbaal link tussen de in beslaggenomen blikken en de analyseresultaten van het Douanelaboratorium.
6.Verklaring [naam medeverdachte 1] d.d. 10 februari 2010, p. 409 e.v..
7.Verklaring [naam medeverdachte 2] d.d. 10 februari 2010, p. 548 e.v.
8.Zie p.477/ DD-071-02 voor [naam medeverdacht bedrijf] i.o. en p. 476/ DD-71-01 voor [naam medeverdacht bedrijf]