ECLI:NL:RBLIM:2016:11043

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 november 2016
Publicatiedatum
20 december 2016
Zaaknummer
C/03/226039 / JE RK 16-2073
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verlenging van ondertoezichtstelling van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Limburg op 3 november 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling van een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. De Gecertificeerde Instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg (hierna: de GI) had verzocht om de ondertoezichtstelling met een jaar te verlengen. Dit verzoek was ingediend op 12 september 2016 en de moeder van de minderjarige was opgeroepen, maar verscheen niet ter zitting. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder, bij wie de minderjarige ook woont. In een eerdere beschikking van 3 november 2015 was de ondertoezichtstelling al verlengd. De GI onderbouwde het verzoek met een motivering en rapportage, maar de kinderrechter merkte op dat de GI niet ter zitting aanwezig was om het verzoek verder toe te lichten.

De kinderrechter oordeelde dat de GI onvoldoende had aangetoond dat de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende door de moeder werd geaccepteerd. De moeder had inmiddels een baan en werkte mee aan de hulpverlening. Gezien deze omstandigheden concludeerde de kinderrechter dat het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling niet kon worden toegewezen. De kinderrechter wees het verzoek af, en deze beslissing werd openbaar uitgesproken op dezelfde dag.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK LIMBURG
Familie en jeugd
Zittingsplaats: Maastricht
zaakgegevens : C/03/226039 / JE RK 16-2073
datum uitspraak: 3 november 2016
beschikking verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De Gecertificeerde Instelling Stichting Bureau Jeugdzorg Limburg,
hierna te noemen de GI,
gevestigd te Roermond,
betreffende
[minderjarige], geboren op [2009] te [geboorteplaats],
hierna te noemen: [minderjarige].
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[belanghebbende],hierna te noemen: de moeder,
wonende te [woonplaats].

1.Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 12 september 2016, ingekomen bij de griffie op 15 september 2016.
Op 3 november 2016 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Opgeroepen en niet verschenen zijn:
- de moeder,
- een vertegenwoordig(st)er van de GI.

2.De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige] wordt uitgeoefend door de moeder.
[minderjarige] woont bij de moeder.
Bij beschikking van 3 november 2015 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige]
verlengd met ingang van 13 november 2015 tot 13 november 2016.

3.Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van één jaar. Ter onderbouwing van het verzoek heeft de GI verwezen naar de bij het verzoek gevoegde motivering en rapportage.

4.Het standpunt van belanghebbende

De moeder, hoewel correct opgeroepen, is niet ter zitting verschenen.

5.De beoordeling

Op grond van artikel 1: 260 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW) kan de kinderrechter de ondertoezichtstelling telkens verlengen voor de duur van ten hoogste één jaar, mits aan de gronden als bedoeld in artikel 1: 255 BW is voldaan. Uit dit artikel volgt dat een minderjarige onder toezicht kan worden gesteld indien deze zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd en de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn gezaghebbende ouder(s), door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. Voorts dient de verwachting gerechtvaardigd te zijn dat de gezaghebbende ouders(s) binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige in staat zijn te dragen.
Anders dan is gesteld in het verzoekschrift blijkt uit het plan van aanpak en de daarin opgenomen evaluatie dat de moeder de hulp en steun die door Radar wordt gegeven accepteert en meewerkt aan deze hulpverlening.
De enige gewenste ontwikkelingsuitkomst die niet gehaald zou zijn is dat ouders hulp zoeken en duidelijkheid krijgen en tot oplossingen komen met betrekking tot hun financiële situatie. Vervolgens is echter gesteld dat de moeder inmiddels een baan heeft. Onduidelijk is ook in hoeverre dit punt verder van invloed is op de ontwikkeling van [minderjarige]. Nu de GI niet ter zitting is verschenen en overigens ook telefonisch niet bereikbaar bleek te zijn voor een nadere toelichting op dit punt heeft de GI zonder nadere toelichting, onvoldoende onderbouwd dat de noodzakelijke zorg niet of onvoldoende wordt geaccepteerd. De slotsom is derhalve dat de kinderrechter niet anders kan concluderen dat hulp in het vrijwillig kader thans door de moeder voldoende wordt geaccepteerd en aan die grond van de ondertoezichtstelling niet is voldaan.
De kinderrechter zal derhalve het verzoek afwijzen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.M. van Uum, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. V. Stroeks als griffier en in het openbaar uitgesproken op 3 november 2016.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch