ECLI:NL:RBLIM:2016:11237

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 december 2016
Publicatiedatum
22 december 2016
Zaaknummer
C/03/228885 / KG ZA 16-620
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad; geen bouwkundige maatregel nodig na sloop naastgelegen pand

In deze zaak, die op 22 december 2016 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiseres, eigenaar van een pand aan de [adres 2] te [woonplaats 2], dat gedaagde, eigenaar van het naastgelegen pand [adres 1], binnen twee weken bouwkundige maatregelen zou treffen om haar pand te isoleren en waterdicht te maken. Eiseres stelde dat zij sinds de sloop van het pand van gedaagde in juli 2015 last had van vocht en kou, omdat de vrijgekomen zijmuur van haar pand niet de isolerende eigenschappen van een buitenmuur had. Gedaagde had het pand gesloopt met het oog op nieuwbouw, maar deze nieuwbouw was tot op heden niet gerealiseerd. Eiseres voerde aan dat de situatie onrechtmatig was en dat er spoedeisend belang was bij haar vordering.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde overlast en schade. Eiseres had geen concrete gegevens over de door haar ervaren koude en vocht gepresenteerd, en de rapporten van de ingeschakelde bureaus gaven geen aanleiding om aan te nemen dat er op korte termijn schade zou optreden. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres af, omdat de vrees voor toekomstige schade niet voldoende was om gedaagde te veroordelen tot het treffen van maatregelen. Bovendien was aannemelijk dat de nieuwbouw op korte termijn zou beginnen, waardoor de problemen van eiseres zouden worden opgelost. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 1.104,00.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/228885 / KG ZA 16-620
Vonnis in kort geding van 22 december 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. E.R.T.A. Luijten,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.C.G.J. Sterk.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 2 december 2016, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 12 december 2016, met de pleitnota van [gedaagde] , met producties.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
In juli 2015 heeft [gedaagde] het reeds jarenlang leegstaande en onbewoonbare pand [adres 1] te [woonplaats 2] , waarvan hij de eigenaar was, laten slopen. [eiseres] is eigenaar van het belendende pand aan de [adres 2] te [woonplaats 2] .Na de sloop is er een stalen constructie gemaakt om de opbouw van de twee naastgelegen panden te stutten en de door de sloop vrijgekomen zijmuur van het pand van [eiseres] is waar nodig dichtgezet. Vochtwerende of isolerende voorzieningen zijn niet getroffen. Voormelde zijmuur van het pand van [eiseres] is gericht op het noorden en is anderhalf steens ter hoogte van de begane grond (winkel) en eerste verdieping (woning), daarboven is de muur één steens (zolder).
[gedaagde] heeft [eiseres] voorzien van een straalkachel met een verbruiksmeter. [gedaagde] heeft toegezegd een bijdrage te leveren in de extra stookkosten.
2.2.
[gedaagde] heeft zijn eigendom gesloopt met het oog op nieuwbouw. De nieuwbouw heeft tot op de dag van heden niet plaatsgevonden.
2.3.
[eiseres] heeft meermaals bij [gedaagde] aangedrongen op het treffen van voorzieningen om de door haar gestelde overlast – vocht en koude – op te heffen die volgens haar gevolg is van het feit dat de vrijgekomen zijmuur van haar pand enkel bedoeld is als binnenmuur en daarom niet de isolerende en vochtwerende eigenschappen van een buitenmuur bezit. [gedaagde] heeft daarop geen maatregelen getroffen.
2.4.
[eiseres] heeft bureau MEBA Consultancy een onderzoek laten uitvoeren. Dit bureau heeft 4 november 2016 ter plaatse een bouwkundige inspectie uitgevoerd. In het rapport van 9 november 2016 wordt opgemerkt, voor zover relevant:
Bouwkundige inspectie
Inleiding
[…] In bovengenoemde brief[brief van 28 juni 2013, toevoeging rechtbank]
geeft Widdershoven Architecten BV aan dat na sloop van huisnummer [adres 1] er een ongeïsoleerde en niet waterdichte wand overblijft aan de kopgevel [adres 2] . Daarnaast wordt aangegeven dat indien verder geen maatregelen aan de wand worden getroffen, dit problemen oplevert voor beide panden.
Bevindingen inspectie
Door de sloop […] is de voormalige binnenmuur, welke de woningscheiding cq. gemeenschappelijke wand vormde tussen de woningen […] momenteel een buitenmuur, welke blootgesteld wordt aan alle weersinvloeden.
De wand is destijds opgebouwd uit anderhalf steensmuur ter plaatse van de begane grond en eerste verdieping en een steensmuur ter plaatse van de zolderverdieping. Beide wanden hebben geen waterkerende functie, zoals dit normaliter voor een buitengevel van toepassing is. Daarnaast zijn deze wanden niet geïsoleerd.
Mochten er geen isolerende dan wel wind- en waterkerende maatregelen aan onderhavige situatie getroffen worden, dan zal dit op termijn leiden tot waterschade, vochtdoorslag dan wel bouwfysische schade in de vorm van schimmelvorming etc.
Herstelmethode
Bij realisatie van nieuwbouw
Mocht er op korte termijn alsnog nieuwbouw gerealiseerd worden, dan zullen tijdelijk wind- en waterkerende maatregelen getroffen moeten worden aan de wand (kopgevel) dan wel de dakaansluiting om schade te voorkomen.
Bij twijfel of nieuwbouw al of niet gerealiseerd wordt
Indien op korte termijn geen nieuwbouw wordt gerealiseerd […] zal een permanente buitengevel gerealiseerd moeten worden, welke voldoet aan de eisen van een buitengevel. Deze zal bestendig moeten zijn tegen alle weersinvloeden, zoals wind- en waterdicht met aanvullende thermische isolatie. […]”
2.5.
[gedaagde] heeft ten behoeve van de zitting een inspectierapport laten maken door Drie-M Bouwsupport. Dit bureau heeft 6 december 2016 ter plaatse een bouwkundige inspectie uitgevoerd. In het rapport van 10 december 2016 wordt opgemerkt, voor zover relevant:
Inspectie:
[…]
Ter plaatse maakten wij de foto’s genummerd 0831-0856. Deze foto’s spreken alle voor zich en zijn goed te traceren.
Na deze fotobladen is een extra fotoblad met daarop nog 3 foto’s met een vochtmeter. Deze foto’s zijn gemaakt op 9 december 2016 en niet door ons zelf. De vochtmeting vond plaats op ca een meter boven maaiveld aan de huidige rechter buitenmuur van huisnummer 6 en geeft normale (geen verontrustende) resultaten aan. […]
De betreffende rechte gevel is pal op het Noorden gericht.
De slagregenzijde is Zuid-zuid-west.
Het komt sporadisch voor dat regen met noordenwind samen gaat.
De huidige rechter gevel/muur is van minstens anderhalf steens metselwerk (33 centimeter) en de spits( de oorspronkelijke buitenmuur van nummer 4) minsten een steens metselwerk (22 centimeter).
In de muur zijn oude gevelopeningen, welke aan de zijde van huisnummer 6 zijn dichtgemetseld en aan de zijde van het gesloopte pand nummer 4 voorzien zijn van (minstens) aluminiumfolie. Dit is het super isolatiemateriaal door de terug stralende werking en bovendien waterdicht is.
Hierdoor is de muur goed bestand tegen een stevige regenbui met harde wind tot storm vanuit het noorden.
Uit dit verhaal blijkt tevens dat het pand nummer 4 ouder was dan pand nummer 6 en als vrijstaand huis ooit is gebouwd. […] Dit houdt tevens in dat pand 4 wel degelijk een buitenmuur had en dat deze nu in zijn geheel is blijven staan.
Terecht geeft het rapport van MEBA aan dat er op den duur schade zal ontstaan door vocht en/of bij strenge winter tot temperatuur problemen.
Bovendien was pand nr. [adres 1] al enkele decennia onbewoonbaar en niet tochtvrij.
Genoemde temperatuur problemen zijn niet direct aan de orde […].
MEBA geeft in de rapportage geen geconstateerde schade aan […].”
2.6.
[gedaagde] heeft BRM Bouw BV te Hoensbroek opdracht gegeven voor nieuwbouw op het perceel, bekend als [adres 1] te [woonplaats 2] . De start van de bouw is daarin voorzien voor januari 2017. In een brief aan de advocaat van [gedaagde] van 8 december 2016 schrijft BRM Bouw BV dat de nieuw op te richten wand (tegen de zijmuur waarover deze procedure gaat) gelijk met de vordering van de bouw wordt opgetrokken. De afronding van de werkzaamheden wordt voorzien in juni 2017.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert – samengevat – dat [gedaagde] wordt veroordeeld binnen twee weken bouwkundige maatregelen te (laten) treffen zodat de buitenwand van het pand van [eiseres] geïsoleerd en waterdicht zal zijn, een en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag de omstandigheid dat zij koude en vocht ervaart in haar woning doordat het pand [adres 1] is afgebroken en er door [gedaagde] niet terstond nieuwbouw is gepleegd. De muur van haar pand staat daardoor al voor de tweede winterperiode bloot aan alle weersomstandigheden.
[eiseres] stelt recht op en spoedeisend belang bij de gevraagde maatregelen te hebben.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat er voldoende spoedeisend belang is, aangezien de door [eiseres] gevraagde voorziening strekt tot beëindiging van de door haar gestelde onrechtmatige situatie.
4.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de vordering van [eiseres] moet worden afgewezen, omdat zij niet aannemelijk heeft gemaakt dat nu reeds sprake is van niet te dulden overlast en/of het lijden van schade alsook dat er op korte termijn schade zal worden geleden. Hij overweegt daartoe het volgende.
4.3.
[eiseres] stelt vocht en koude te ervaren sinds de sloop van het pand [adres 1] ruim anderhalf jaar geleden, maar legt geen bewijzen (foto’s, metingen en/of verklaringen van deskundigen) over van vochtdoorslag of aan vocht(doorslag) gerelateerde schade in haar woning. In dat kader is relevant dat [gedaagde] onweersproken heeft gesteld dat de foto uit het rapport van MEBA van de emmer op zolder, met de suggestie dat er ter plaatse sprake is van (een) lekkage, is gemaakt van een deel van de woning van [eiseres] nabij de zijmuur die niet vrijgelegen is (dus niet de zijmuur waar deze procedure over gaat). Ook presenteert [eiseres] geen concrete gegevens over de door haar gestelde koude als gevolg van de beweerdelijk slechte isolatie. Het onderzoeksrapport van MEBA dat [eiseres] in geding heeft gebracht maakt evenmin melding van schade aan of in de woning van [eiseres] op dit moment. Het onderzoeksrapport van Drie-M maakt bovendien melding van vochtmetingen aan de gevel die niet wijzen op (te) hoge concentraties vocht in de muur, terwijl [eiseres] deze metingen en de waardering daarvan niet heeft betwist. Dit rapport geeft tevens aan dat de dichtzetting van de oude geveldoorgang adequaat is gedaan met aluminium. Dit wordt door [eiseres] niet betwist.
4.4.
Voor zover uit het rapport van MEBA volgt dat in de toekomst mogelijk schade zal optreden, hetgeen door Drie-M overigens wordt beaamd, is dit niet geconcretiseerd naar tijd en omvang. De enkele vrees voor het ontstaan van schade in de toekomst, zonder dat dit in tijd of ernst c.q. omvang wordt geconcretiseerd, is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om te kunnen dienen als argument voor een veroordeling van [gedaagde] tot het onmiddellijk treffen van de gevraagde maatregelen. Bij dit oordeel betrekt de voorzieningenrechter de omstandigheid dat aannemelijk is dat de werkzaamheden tot het oprichten van een nieuwe woning - waardoor de door [eiseres] gestelde overlast in ieder geval zal zijn opgeheven - op zeer korte termijn een aanvang zullen nemen, met zich brengen dat de zijmuur van [eiseres] geleidelijk wordt geïsoleerd en (vocht)dicht gemaakt en binnen enkele maanden volledig zijn afgerond.
4.5.
De slotsom is dat de vorderingen van [eiseres] zullen worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 288,00 aan griffierecht en
€ 816,00 aan salaris advocaat, tezamen € 1.104,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding aan de zijde van [gedaagde] begroot op € 1.104,00,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad wat de kosten veroordeling betreft.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB