In deze zaak, die op 22 december 2016 door de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderde eiseres, eigenaar van een pand aan de [adres 2] te [woonplaats 2], dat gedaagde, eigenaar van het naastgelegen pand [adres 1], binnen twee weken bouwkundige maatregelen zou treffen om haar pand te isoleren en waterdicht te maken. Eiseres stelde dat zij sinds de sloop van het pand van gedaagde in juli 2015 last had van vocht en kou, omdat de vrijgekomen zijmuur van haar pand niet de isolerende eigenschappen van een buitenmuur had. Gedaagde had het pand gesloopt met het oog op nieuwbouw, maar deze nieuwbouw was tot op heden niet gerealiseerd. Eiseres voerde aan dat de situatie onrechtmatig was en dat er spoedeisend belang was bij haar vordering.
De voorzieningenrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde overlast en schade. Eiseres had geen concrete gegevens over de door haar ervaren koude en vocht gepresenteerd, en de rapporten van de ingeschakelde bureaus gaven geen aanleiding om aan te nemen dat er op korte termijn schade zou optreden. De voorzieningenrechter wees de vordering van eiseres af, omdat de vrees voor toekomstige schade niet voldoende was om gedaagde te veroordelen tot het treffen van maatregelen. Bovendien was aannemelijk dat de nieuwbouw op korte termijn zou beginnen, waardoor de problemen van eiseres zouden worden opgelost. Eiseres werd veroordeeld in de kosten van het geding, die aan de zijde van gedaagde werden begroot op € 1.104,00.