ECLI:NL:RBLIM:2016:1480

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 februari 2016
Publicatiedatum
23 februari 2016
Zaaknummer
4803252 CV EXPL 16-1505
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte in kort geding toegewezen na huurachterstand en opzegging huurovereenkomst

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 19 februari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Woningstichting Servatius en een gedaagde huurder. De eisende partij, Woningstichting Servatius, vorderde de onmiddellijke ontruiming van de door de gedaagde gehuurde woning in Maastricht, vanwege een huurachterstand en een opzegging van de huurovereenkomst. De gedaagde had eerder een huurachterstand van € 8.765,65 voldaan, waarna een overeenkomst werd gesloten die de tenuitvoerlegging van een eerder vonnis opschortte, mits de gedaagde de gebruiksvergoeding tijdig zou betalen. Echter, de gedaagde heeft de gebruiksvergoeding over de maanden juli tot en met december 2015 en februari 2016 niet betaald, wat leidde tot de vordering van Servatius tot ontruiming.

Tijdens de zitting voerde de gedaagde verweer aan, stellende dat de opzegging van de huur niet door hem, maar door zijn inwonende vriendin was gedaan. De rechtbank oordeelde echter dat Servatius erop mocht vertrouwen dat de vriendin de gedaagde rechtsgeldig vertegenwoordigde. De rechtbank concludeerde dat de gedaagde door het onbetaald laten van de huur voldoende grond had gegeven voor ontbinding van de huurovereenkomst. De rechtbank heeft de vordering van Servatius toegewezen, met de bepaling dat de gedaagde binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning moest ontruimen. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten, die op € 613,02 werden begroot.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 4803252 CV EXPL 16-1505
Vonnis in kort geding van 19 februari 2016
in de zaak van
WONINGSTICHTING SERVATIUS,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde Flanderijn en Boers gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. L.C. van Kasteren.
Partijen zullen hierna Servatius en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 8 februari 2016
  • de van de zijde van [gedaagde] op 17 februari 2016 ontvangen producties
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 18 februari 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurde van Servatius de woning staande en gelegen te Maastricht aan de [adres] , welke huurovereenkomst bij vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank met registratienummer 3690164 CV EXPL 14-13034 d.d. 13 mei 2015 is ontbonden en waarbij [gedaagde] (onder meer) is veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde binnen twee weken na betekening van het vonnis.
2.2.
Servatius heeft het vonnis aan [gedaagde] laten betekenen en ontruiming aangezegd tegen 25 juni 2015.
2.3.
[gedaagde] heeft daarop op 24 juni 2015 de op dat moment bestaande volledige huurachterstand van € 8.765,65 aan Servatius betaald, waarna partijen op diezelfde dag een overeenkomst hebben gesloten (productie 3 bij exploot) die er kort gezegd op neerkomt dat zolang [gedaagde] de verschuldigde gebruiksvergoeding naar de toekomst toe tijdig betaalt, Servatius de tenuitvoerlegging van genoemd vonnis zal opschorten en daar “eventueel definitief” van zal afzien.
2.4.
[gedaagde] heeft de verschuldigde gebruiksvergoeding vanaf juli 2015 tot en met december 2015 onbetaald gelaten, waarop Servatius de ontruiming heeft aangezegd tegen
10 december 2015 (productie 4 bij exploot).
2.5.
Op 10 december 2015 heeft [gedaagde] een deel (€ 3.000,00) van de sinds juli 2015 weer opgelopen huurachterstand betaald, waarna Servatius de ontruiming heeft aangezegd tegen 17 december 2015. Op die dag heeft Servatius besloten om de ontruiming te annuleren omdat de gemeente Maastricht een betalingstoezegging deed voor de resterende huurachterstand, welke toezegging de gemeente op 18 december 2015 gestand deed.
2.6.
De huurprijs of gebruiksvergoeding over februari 2016 is tot op heden onbetaald gelaten.

3.De vordering en het geschil

3.1.
Servatius vordert - kort gezegd - de veroordeling van [gedaagde] tot onmiddellijke ontruiming van het gehuurde met verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Servatius legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] door middel van een daartoe bestemd ‘Formulier huuropzegging’ (productie 5 bij exploot) de huur heeft opgezegd tegen 31 januari 2016 en dat [gedaagde] derhalve thans zonder recht of titel in het gehuurde verblijft. [gedaagde] heeft genoeg kansen gehad maar keer op keer huurachterstanden laten ontstaan. Nu wil Servatius echt van hem af.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gestelde spoedeisende belang is niet weersproken en vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Ter zitting heeft [gedaagde] aangevoerd dat voornoemd ‘Formulier huuropzegging’ niet door hem maar door zijn inwonende vriendin, mevrouw [naam vriendin] , is ingevuld en ondertekend (hoewel de handtekening wel leesbaar ‘ [gedaagde] ’ vermeldt). Dit verweer kan niet slagen. Ter zitting is onweersproken vast komen te staan dat [naam vriendin] in het verleden vaker [gedaagde] heeft vertegenwoordigd inzake de huurrelatie met Servatius, zodat Servatius er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat [naam vriendin] [gedaagde] ook rechtsgeldig vertegenwoordigde toen zij (kennelijk: namens hem) de huur opzegde tegen 31 januari 2016.
4.4.
Daar komt bij dat ook het onbetaald laten van de huur of krachtens art. 7:225 BW verschuldigde gebruiksvergoeding over de periode juli tot en met december 2015 en over februari 2016 op zichzelf reeds voldoende grond voor ontbinding van de huurovereenkomst of de overeenkomst tot voortgezet gebruik van de woning (in het midden gelaten kan worden hoe de laatste overeenkomst tussen partijen gekwalificeerd moet worden) oplevert, de betalingen in december 2015 ten spijt.
4.5.
Dientengevolge is de onder 4.2. bedoelde mate van zekerheid over een voor Servatius positieve uitkomst van een eventuele bodemprocedure aanwezig en zal de gevorderde voorziening worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op twee weken zal worden gesteld.
4.6.
[gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op
€ 613,02, bestaande uit € 400,00 aan salaris gemachtigde, € 117,00 aan griffierecht en
€ 96,02 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de woonruimte staande en gelegen te Maastricht aan de [adres] met al de zijnen en al het zijne te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Servatius te stellen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Servatius tot de datum van dit vonnis begroot op € 613,02,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
RK