Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
4.De beslissing
4 maart 2016.
Rechtbank Limburg
Op 4 maart 2016 heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het verspreiden en bezitten van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank oordeelde dat niet kon worden vastgesteld of de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de ten laste gelegde feiten in de aangegeven periode. De verdachte erkende wel dat hij kinderporno had gehad tot ongeveer een half jaar voor de huiszoeking, maar de rechtbank kon niet vaststellen dat het materiaal dat op de in beslag genomen computer stond, ook al in die periode op die computer aanwezig was.
De zaak werd inhoudelijk behandeld op 19 februari 2016, waarbij de verdachte en zijn advocaat aanwezig waren. De officier van justitie stelde dat het ten laste gelegde feit bewezen was, maar de verdediging betwistte dit en stelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen. De rechtbank concludeerde dat de bewijsmiddelen niet voldoende waren om de verdachte te veroordelen voor het verspreiden of bezitten van kinderpornografisch materiaal. De rechtbank wees op het gebrek aan bewijs dat de verdachte in de ten laste gelegde periode over het materiaal beschikte.
Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van het ten laste gelegde feit, omdat er onvoldoende bewijs was om tot een veroordeling te komen. De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken en de noodzaak om aan te tonen dat de verdachte daadwerkelijk schuldig is aan de beschuldigingen.