3.3Het oordeel van de rechtbank
Aan verdachte is een zedendelict ten laste gelegd. Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat slechts twee personen aanwezig zijn bij de seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Ook in de onderhavige zaak is dit het geval. Dit brengt met zich dat, bij een ontkennende verdachte, veelal slechts de (getuigen)verklaringen van het veronderstelde slachtoffer als wettig bewijsmiddel voorhanden zijn. Op grond van het bepaalde in artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter echter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij het de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal (vgl. Hoge Raad 26 januari 2010, ECLI:NL:HR:BK2094).
Een en ander mag beslist niet verward worden met een oordeel over de geloofwaardigheid van een getuige, hetgeen hiervan volledig los staat; een getuige kan zeer geloofwaardig verklaren, maar dan nog dient, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, ander bewijs voorhanden te zijn.
De aangever, [naam benadeelde partij] , heeft verklaarddat er in 1994-1995 een man in de buurt kwam wonen, waar iedereen naartoe ging. Die man heet [naam verdachte] . Aangever wilde er graag bij horen, dus ging ook hij naar [naam verdachte] . [naam verdachte] was bakker en aangever hielp hem in de woning met vlaaien bakken. Ook speelde hij daar computerspelletjes. Het was een soort jeugdhonk. Ze bleven er ook wel eens slapen. Hij ging er iedere dag naartoe, vanwege de spanning en omdat hij het leuk vond om dingen van [naam verdachte] te krijgen. Daarnaast hoefde hij dan niet naar school te gaan, waar hij een buitenbeentje was en zich niet prettig voelde.
[naam benadeelde partij] was een keer alleen met [naam verdachte] . [naam verdachte] begon hem toen te strelen en te aaien. Op enig moment zat hij aan het kruis van [naam benadeelde partij] . [naam benadeelde partij] kreeg daar een erectie van. Toen [naam verdachte] begon met strelen, heeft [naam benadeelde partij] gezegd dat hij dit niet moest doen. Uiteindelijk heeft hij toegegeven. Hij weet niet zeker of het die dag nog verder is gegaan, maar de keren daarna is dit wel gebeurd. [naam verdachte] maakte zijn broek open en nam de penis van [naam benadeelde partij] in zijn hand. In eerste instantie voelde en streelde [naam verdachte] , maar later trok hij [naam benadeelde partij] af totdat deze klaar kwam. Dit was een geheel nieuwe ervaring voor [naam benadeelde partij] .
[naam verdachte] pakte ook de hand van [naam benadeelde partij] en leidde deze naar zijn penis om daaraan te voelen. Ook heeft [naam verdachte] de penis van [naam benadeelde partij] in zijn mond genomen. [naam verdachte] heeft gevraagd of [naam benadeelde partij] de penis van [naam verdachte] in zijn mond wilde nemen. Dat heeft [naam benadeelde partij] toen gedaan. Het pijpen van [naam verdachte] gebeurde niet zo vaak als dat [naam verdachte] hem pijpte.
[naam benadeelde partij] benadrukt dat de seksuele handelingen niet op één dag plaatsvonden, maar dat dit gedurende een periode van een aantal maanden was. De handelingen werden opgebouwd. Ook kreeg hij in die periode veel cadeaus van [naam verdachte] , zoals een C4-zendertje, een radiografische auto en betaalde [naam verdachte] de entree van het zwembad. [naam benadeelde partij] zat in die tijd nog op school en had geen inkomsten, behalve wat zakgeld van zijn ouders.
Op een dag heeft [naam verdachte] geprobeerd om anaal bij [naam benadeelde partij] binnen te dringen. [naam benadeelde partij] weet niet in hoeverre dit gelukt is, omdat het erg veel pijn bij hem deed en [naam verdachte] op verzoek van [naam benadeelde partij] is gestopt.
[naam benadeelde partij] had het gevoel dat [naam verdachte] erg verliefd op hem was. Het misbruik heeft ongeveer een jaar geduurd, in de periode van de zomer van 1995 tot 1996. Het was bijna dagelijkse kost. In die tijd plaste [naam benadeelde partij] ook weer veel in bed.
Het misbruik speelde al drie tot vier maanden, toen [naam benadeelde partij] aangaf dat hij het niet meer wilde. [naam verdachte] begon [naam benadeelde partij] toen te chanteren en op zijn gevoel te spelen, door te zeggen dat als [naam benadeelde partij] iemand iets zou zeggen [naam verdachte] in de gevangenis zou komen vanwege de veroordeling tot een voorwaardelijke straf in een eerdere zedenzaak. Daarna heeft het misbruik nog vijf tot zes maanden voortgeduurd. [naam benadeelde partij] ging steeds minder naar [naam verdachte] , maar bleef [naam verdachte] uit schaamte en schuldgevoel toch bezoeken. Hij was bang dat [naam verdachte] er met iemand over zou praten.
Als [naam benadeelde partij] aangaf dat hij echt niet wilde, dan bleef [naam verdachte] aandringen en gebeurde het uiteindelijk toch. Rond 1996 is hij gestopt met het bezoeken van [naam verdachte] en daardoor stopte ook de seks.
[naam verdachte] heeft in 2004 ten overstaan van de ouders van [naam benadeelde partij] bekend dat hij seks heeft gehad met [naam benadeelde partij] . Dit gesprek heeft plaatsgevonden in de woning van de ouders van [naam benadeelde partij] in Spijkenisse. In dat gesprek heeft [naam verdachte] gezegd dat [naam benadeelde partij] vrijwillig meedeed aan de seks.
Op 31 maart 2014 is [naam benadeelde partij] nader verhoord. Hij is toen nader in gegaan op de dwang die hij voelde en verklaart hierover dat hij niet assertief was op die leeftijd. hij was meer een buitenbeentje. De sociale druk om erbij te horen was groot. Zo is hij ook bij [naam verdachte] gekomen, omdat iedereen daar kwam. Hij kreeg cadeaus van [naam verdachte] en deed leuke dingen met hem. Toen hij aangaf dat hij geen seks meer wilde, zijn de dreigementen begonnen. [naam verdachte] dreigde dat alles zou uitkomen. [naam benadeelde partij] schaamde zich erg, omdat hij toen het gevoel had dat hij ook aan de seks had toegegeven. Ook dreigde [naam verdachte] dat hij, vanwege de nog lopende proeftijd, naar de gevangenis zou moeten als [naam benadeelde partij] iets zou zeggen. [naam verdachte] zei dat [naam benadeelde partij] net zo goed schuld zou hebben en dat ook hij problemen zou krijgen. Ook bleef [naam verdachte] pushen als [naam benadeelde partij] weigerde. Dat maakte veel indruk op [naam benadeelde partij] , omdat hij juist bang was om problemen te krijgen. Daarom ging hij vaak weer akkoord met seks, om de spanning uit de lucht te halen. [naam benadeelde partij] was gevoelig voor spanning en hier maakte [naam verdachte] gebruik van. Dit heeft [naam benadeelde partij] als emotionele chantage ervaren. Voorts verbleef hij vaak overdag bij [naam verdachte] , terwijl hij eigenlijk op school moest zijn. De angst voor school was groot, omdat [naam benadeelde partij] gepest werd. Als hij seks weigerde en de woning uit moest om de seks te ontlopen, dan kon hij nergens anders naartoe.
Hij zag [naam verdachte] als een volwassen man waartegen hij zich niet kon en durfde verweren. [naam benadeelde partij] was destijds naar eigen zeggen een klein, iel mannetje. Zo voelde hij zich ook. Hij was erg onzeker.
De verdachte ontkent dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen hem en [naam benadeelde partij] .
Zoals reeds in het voorgaande is uitgelegd, kan de bewezenverklaring van het tenlastegelegde niet enkel op de verklaring van één enkele getuige worden aangenomen.
In deze zaak oordeelt de rechtbank echter dat voldoende ander bewijs voorhanden is om tot een veroordeling te komen.
Dat ander bewijs ziet de rechtbank aanwezig in de getuigenverklaring van de oudersvan aangever. In hun bijzijn heeft aangever verdachte geconfronteerd met het door hem gepleegde seksueel misbruik en verdachte heeft toen, in het bijzijn van de ouders van aangever, gezegd dat aangever het ook zelf wilde. Beide ouders hebben deze verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris bevestigd.
De raadsvrouw heeft betoogd dat, kort gezegd, onvoldoende duidelijk is waarmee verdachte geconfronteerd is, welke bewoordingen daarbij zijn gebruikt en wat verdachte daarover heeft gezegd. Ze heeft daarbij ook gewezen op de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte en geopperd dat verdachte niet begrepen heeft wat aangever hem verweten heeft.
De rechtbank gaat aan dat verweer voorbij. Uit de verklaring van aangever volgt dat hij verdachte geconfronteerd heeft met het seksueel misbruik. Weliswaar hebben de ouders geen exacte herinneringen aan de gebezigde bewoordingen aan het gesprek, maar ook uit hun verklaringen volgt dat verdachte werd geconfronteerd door [naam benadeelde partij] dat hij, verdachte, [naam benadeelde partij] misbruikt had en dat verdachte zich verweerde door te stellen dat [naam benadeelde partij] het zelf ook wilde. Daarbij moet het voor verdachte ook duidelijk zijn geweest waar deze confrontatie op zag, nu hij, zoals hij zelf verklaart in zijn verhoor op 1 juli 2014, later tegen zijn vrouw gezegd heeft dat hem werd verweten dat hij [naam benadeelde partij] misbruikt had. Voorts verklaart de verdachte in voornoemd verhoor van 1 juli 2014 over het gesprek dat in de woning van [naam benadeelde partij] ouders in Spijkenisse plaatsvond dat [naam benadeelde partij] hem had gevraagd of hij zich kon herinneren wat er jaren geleden tussen hen was gebeurd. De verdachte heeft gevraagd wat [naam benadeelde partij] bedoelde. [naam benadeelde partij] had daarop gezegd dat verdachte hem seksueel had misbruikt.
Deze verklaring van verdachte wordt bevestigd door de verklaringen van de echtgenote van de verdachte, afgelegd ten overstaan van de politie en de rechter-commissaris.De echtgenote van verdachte heeft namelijk verklaard dat de verdachte haar in de auto op de terugweg na het bezoek in Spijkenisse vertelde dat [naam benadeelde partij] hem had beschuldigd van seksueel misbruik. De verdachte had tegen haar gezegd dat hij niet aan [naam benadeelde partij] was geweest.
Aangezien het voor verdachte dus duidelijk moet zijn geweest waarmee hij tijdens het gesprek in Spijkenisse werd geconfronteerd, kan de opmerking van verdachte dat [naam benadeelde partij] het ook zelf wilde, dus nergens anders op zien dan op het door [naam benadeelde partij] aangegeven seksuele misbruik. Aldus acht de rechtbank bewezen dat er seksuele handelingen hebben plaatsgevonden tussen de verdachte en [naam benadeelde partij] , onder meer bestaande uit pijpen van de verdachte door [naam benadeelde partij] .
Artikel 242 van het Wetboek van Strafrecht stelt strafbaar degene, die door geweld of een andere feitelijkheid of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid een ander dwingt tot het ondergaan van handelingen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De strafbaar gestelde dwang kent aldus vele facetten.
[naam benadeelde partij] heeft verklaard dat de verdachte geen geweld heeft gebruikt om hem te dwingen tot seksuele handelingen en dat de verdachte hem ook niet heeft bedreigd met geweld. De rechtbank ziet zich in deze zaak aldus voor de vraag gesteld of sprake was een andere feitelijkheid of de dreiging met een andere feitelijkheid, waardoor [naam benadeelde partij] gedwongen werd tot de seksuele handelingen.
Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad (Hoge Raad 12 december 2006, ECLI:NL:HR:2006:AY7767) volgt dat van door een andere feitelijkheid dwingen tot het plegen dan wel dulden van ontuchtige handelingen slechts sprake kan zijn indien de verdachte door die feitelijkheid opzettelijk heeft veroorzaakt dat het slachtoffer die handelingen tegen zijn of haar wil heeft gepleegd dan wel geduld. De rechtbank acht voldoende aanknopingspunten in de verklaring van [naam benadeelde partij] aanwezig, op basis waarvan zij bewezen acht dat de verdachte opzettelijk dwang heeft veroorzaakt om [naam benadeelde partij] seksuele handelingen te laten ondergaan. Zo volgt uit die verklaring dat de verdachte dreigde dat hij, verdachte, in de gevangenis kon komen vanwege de voorwaardelijke veroordeling opgelegd voor een eerder zedendelict en dat ook [naam benadeelde partij] problemen zou krijgen als de seksuele handelingen uit zouden komen.
Gelet op de leeftijd van [naam benadeelde partij] en de leeftijd van verdachte was er voorts sprake van psychisch en fysiek overwicht. [naam benadeelde partij] was immers een veertienjarige puber, die zich nog fysiek en psychisch moest ontwikkelen. In dit kader heeft [naam benadeelde partij] aangegeven dat hij destijds klein en iel van postuur was en bovendien erg onzeker van karakter. Ook ontving [naam benadeelde partij] cadeaus en ondernam hij op kosten van verdachte dingen waarvoor hij zelf geen geld had. [naam benadeelde partij] heeft voorts verklaard dat hij niet naar school durfde vanwege pesterijen en niet wist waar hij naartoe moest als hij niet bij de verdachte terecht kon. Daarom gaf hij toe in plaats van weg te lopen als de verdachte hem onder druk zette om seksuele handelingen te ondergaan. Gelet op deze feitelijkheden is de rechtbank van oordeel dat de gedragingen van verdachte jegens [naam benadeelde partij] voor deze een zodanig psychische druk opleverden dat [naam benadeelde partij] zich niet kon verzetten tegen de seksuele handelingen die werden gepleegd.