Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De inhoud van het klaagschrift
2.De procesgang
3.Standpunten der partijen
4.De beoordeling
5.Beslissing
verklaartde klacht
gegrond;
gelastonverwijldhet rijbewijs aan klaagster terug te geven.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 maart 2016 uitspraak gedaan over een klaagschrift van een klaagster die haar rijbewijs had verloren na een overtreding van de Wegenverkeerswet 1994. Klaagster had op 31 januari 2016 een alcoholgehalte van 1,75 milligram alcohol per milliliter bloed, wat leidde tot de invordering van haar rijbewijs op 14 februari 2016. De officier van justitie had besloten het rijbewijs tot uiterlijk 28 augustus 2016 in te houden. Klaagster, die zelfstandig ondernemer is in de uitvaartzorg en alleenstaande moeder van vier kinderen, stelde dat zij haar rijbewijs dringend nodig had voor haar werk en de zorg voor haar kinderen. Ze had nooit eerder een transactie betaald of was veroordeeld voor rijden onder invloed.
De rechtbank oordeelde dat de inhouding van het rijbewijs rechtmatig was, maar dat er zwaarwegende belangen aan de zijde van klaagster waren die een teruggave rechtvaardigden. De rechtbank nam in overweging dat klaagster ernstig werd gehinderd in haar bedrijfsvoering en dat het openbaar vervoer geen adequate oplossing bood voor haar situatie. De rechtbank besloot daarom het klaagschrift gegrond te verklaren en gelastte de teruggave van het rijbewijs aan klaagster.
De beslissing werd genomen door rechter F.M. van Maanen Winters, in aanwezigheid van griffier M.J. Dijkhoff. Tegen deze beschikking staat beroep in cassatie open bij de Hoge Raad, binnen 14 dagen na betekening.