In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg te Maastricht is behandeld, vorderde eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.L.H. Holthuijsen, dat gedaagden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.P.H. Sangers, de coniferenhaag op hun perceel zouden verwijderen. Eiser en gedaagden zijn eigenaren van twee naburige percelen, waarbij eiser sinds 2000 eigenaar is van zijn perceel en gedaagden sinds 1991 van hun perceel. Eiser stelde dat de feitelijke erfgrens niet overeenstemde met de kadastrale erfgrens, wat werd aangetoond door kadastrale grensreconstructies. Eiser vorderde ook dat gedaagden zouden meewerken aan de oprichting van een mandelige scheidsmuur op de juridische erfgrens.
De rechtbank oordeelde dat de coniferenhaag mandelig was, wat betekende dat deze niet zonder meer verwijderd kon worden. De rechtbank concludeerde dat gedaagden door verkrijgende verjaring eigenaar waren geworden van de strook grond tussen de kadastrale erfgrens en het midden van de coniferenhaag. Hierdoor was er geen sprake van een onrechtmatige toestand die opheffing kon vergen. De vorderingen van eiser tot verwijdering van de coniferenhaag en tot oprichting van een nieuwe scheidsmuur werden afgewezen.
Daarnaast vorderde eiser vergoeding van de kosten van een kadastrale grensreconstructie, maar ook deze vordering werd afgewezen. Gedaagden werden als in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De rechtbank wees de vorderingen van eiser af en veroordeelde hem in de proceskosten van gedaagden, die op € 2.006,00 werden begroot.