ECLI:NL:RBLIM:2016:3869

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 mei 2016
Publicatiedatum
4 mei 2016
Zaaknummer
4957024 CV EXPL 16-3306
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming in kort geding huurachterstand

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiseres sub 2], de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning gelegen te [woonplaats 2]. De eisers hebben een huurachterstand van € 2.640,00 opgebouwd, die is ontstaan door niet tijdige betalingen door [naam onderbewindgestelde], de huurder van de woning. De procedure is gestart met een dagvaarding op 8 april 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 18 april 2016. De eisers hebben hun vordering onderbouwd met bewijsstukken, waaronder een vaststellingsovereenkomst en een tijdelijke huurovereenkomst, die door [naam mediator] zijn opgesteld. De gedaagde partij, vertegenwoordigd door [bewindvoerder], heeft verweer gevoerd, maar de kantonrechter oordeelt dat de huurachterstand niet is betwist en dat de eisers voldoende spoedeisend belang hebben bij de gevorderde ontruiming.

De kantonrechter overweegt dat de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst in kort geding niet kan worden toegewezen, omdat dit een constitutieve beslissing betreft. Echter, de rechter stelt vast dat de huurachterstand substantieel is en dat de eisers recht hebben op ontruiming van de woning. De rechter wijst de vorderingen van de eisers toe, met uitzondering van de ontbinding van de huurovereenkomst, en stelt een ontruimingstermijn van twee weken vast. Tevens wordt de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto op 4 mei 2016.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer 4957024 CV EXPL 16-3306
Vonnis in kort geding van 4 mei 2016
in de zaak van
[eiser sub 1] ,
en
[eiseres sub 2]
beiden wonend te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. A.B. [naam mediator]
tegen
[bewindvoerder] ,in haar hoedanigheid van bewindvoerder in het beschermingsbewind van
[naam onderbewindgestelde] ,
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. H. Kraimi.
Partijen zullen verder [eiser sub 1] , [eiseres sub 2] (dan wel eisers gezamenlijk), [bewindvoerder] en [naam onderbewindgestelde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 8 april 2016
  • de mondelige behandeling ter zitting van 18 april 2016 en de door de gemachtigde van [eiser sub 1] voorgedragen pleitnota.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres sub 2] verhuurt sinds 1 augustus 2011 de zelfstandige woonruimte staande en gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres] (verder te noemen: de woning) tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 750,00 per maand (productie 2), welke huurprijs in februari 2015 is verlaagd tot € 710,00 per maand.
2.2.
Naar aanleiding van - onder meer - het gegeven dat [naam onderbewindgestelde] reeds na enkele maanden (vanaf ingangsdatum huur) de huur niet tijdig en geheel betaalde en in 2013 sprake is geweest van een huurachterstand van drie maanden, hebben eisers zich medio 2013 tot
[naam mediator] als mediator voornoemd gewend om hun belangen te behartigen.
2.3.
Op 18 november 2015 heeft [naam onderbewindgestelde] een door [naam mediator] opgestelde vaststellingsovereenkomst ondertekend alsmede een eveneens door [naam mediator] opgestelde tijdelijke huurovereenkomst ten aanzien van de woning, ingaande 1 december 2015 tot 1 juni 2016 (productie 1).

3.De vordering en het geschil

3.1.
Eisers vorderen ontbinding van de bestaande huurovereenkomst met veroordeling van [bewindvoerder] q.q. om de woning met aanhorigheden binnen drie dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden met al het hare en de haren en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisers te stellen.
Daarnaast vorderen eisers de veroordeling van [bewindvoerder] q.q. tot betaling van € 2.640,00 als zijnde de tot en met april 2016 onbetaald gelaten huur, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van voldoening, alsmede € 710,00 per maand voor iedere ingegane maand vanaf mei 2016 tot het tijdstip van de ontruiming en onder verwijzing van [bewindvoerder] q.q. in de proceskosten.
3.2.
Volgens eisers is in de nieuwe huurovereenkomst een huurprijs van € 710,00 per maand overeengekomen ingaande 1 december 2015 (zoals die ook daarvoor vanaf februari 2015 gold), doch is vanaf november 2015 een (nieuwe) huurachterstand ontstaan, die als volgt is opgebouwd:
maand betaald achterstand achterstand cumulatief
november 2015 € 510,00 € 200,00 € 200,00
december 2015 € 200,00 € 510,00 € 710,00
januari 2016 € 200,00 € 510,00 € 1.220,00
februari 2016 € 710,00
maart 2016 € 0,00 € 710,00 € 1.930,00
april 2016 € 0,00 € 710,00
€ 2.640,00.
3.3.
[bewindvoerder] q.q. heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna voor zover nodig zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In kort geding, waarin slechts een (onmiddellijke)
voorzieningkan worden getroffen, komt de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst hoe dan ook niet voor toewijzing in aanmerking. Dat zou immers een constitutieve beslissing zijn.
4.2.
Eisers hebben een spoedeisend belang bij de gevorderde ontruiming, gelegen in het voorkomen van een verder oplopende huurachterstand.
4.3.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij de beoordeling in dit kort geding kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en deze beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.4.
Het meest ver strekkende verweer, inhoudend dat eisers niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen omdat zij niet de verhuurders van de woning zijn, faalt. Weliswaar vermeldt zowel de vaststellingsovereenkomst als de huidige huurovereenkomst [naam mediator] als verhuurder, doch uit alle overige stellingen en producties blijkt genoegzaam dat zij daarbij is opgetreden als gemachtigde van eisers en dat eisers zelf (althans in ieder geval [eiseres sub 2] , nu de huurovereenkomst bepaalt dat de huur op een rekening van laatstgenoemde gestort dient te worden) de verhuurders van de woning zijn (en niet [naam mediator] ). Dat eisers verder in genoemde overeenkomsten niet expliciet als verhuurders genoemd worden (en zelfs de overeenkomsten niet ondertekend hebben), verdient bepaald niet de schoonheidsprijs, maar doet aan het voorgaande niet af.
4.5.
Wat evenmin de schoonheidsprijs verdient is het gegeven dat in art. 7.4 van de huidige huurovereenkomst staat dat de ‘eerste betaalperiode’ betrekking heeft op de periode
1 december 2015 tot en met 1 juni 2016 en dat het over ‘deze eerste periode’ verschuldigde bedrag € 710,00 bedraagt. Gelet op het bepaalde in art. 7.3 van de overeenkomst (“
Per betaalperiode van één maand bedraagt de huurprijs € 710,00”), alsmede gelet op het feit dat de huur vóór het sluiten van de nieuwe huurovereenkomst € 710,00
per maandbedroeg, betreft het bepaalde in art 7.4 een klaarblijkelijke omissie (er had moeten staan: € 710,00
per maand), en het verweer op dit punt lijkt dan ook tegen beter weten in te worden gevoerd
(temeer gelet op de door eisers gestelde en onbetwist gebleven betalingen zoals genoemd onder 3.2.). Geheel ten overvloede merkt de kantonrechter nog op dat [naam mediator] , gezien de in de door haar opgestelde huurovereenkomst opgenomen bepaling 6.2 (“
Indien in 6.1 een bepaalde tijd is opgenomen en deze periode verstrijkt zonder opzegging, loopt de overeenkomstnietvoor onbepaalde tijd door.”) zich niet voldoende bewust lijkt te zijn van de huurbeschermende bepaling in art. 7:271 lid 7 tweede volzin BW, op grond waarvan een dergelijk beding immers nietig is.
4.6.
De geconstateerde slordigheden in de huurovereenkomst en het gebrekkige procedeerwerk van eisers kunnen [bewindvoerder] q.q. uiteindelijk echter niet baten, nu de door eisers gestelde huurachterstand zoals genoemd en toegelicht als onder 3.2 niet is betwist en daarmee in deze procedure vaststaat. De omvang van die huurachterstand rechtvaardigt de gevorderde veroordelingen tot ontruiming en tot betaling van de achterstallige (en nog te vervallen) huur tot aan de ontruiming inclusief de gevorderde wettelijke rente, zodat die vorderingen zullen worden toegewezen, zij het dat de ontruimingstermijn op twee weken wordt gesteld.
4.7.
[bewindvoerder] q.q. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisers tot de datum van dit vonnis begroot op € 775,02, bestaande uit € 600,00 aan salaris gemachtigde, € 79,00 aan griffierecht en € 96,02 aan explootkosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om de zelfstandige woonruimte met aanhorigheden staande en gelegen te [woonplaats 2] aan de [adres] met al hetgeen dat en degenen die zich daarin of daarop van harentwege bevinden binnen twee weken na betekening van dit vonnis te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van eisers te stellen,
5.2.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. om tegen bewijs van kwijting aan eisers € 2.640,00 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 april 2016 tot aan de dag van voldoening,
5.3.
veroordeelt [bewindvoerder] om tegen bewijs van kwijting aan eisers € 710,00 te betalen voor iedere ingegane maand vanaf 1 mei 2016 tot het tijdstip van de ontruiming,
5.4.
veroordeelt [bewindvoerder] q.q. tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van eisers tot de datum van dit vonnis begroot op € 775,02,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
RK