Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- het tussenvonnis van 3 juni 2015,
- het proces-verbaal van getuigenverhoor van 21 september 2015,
- de conclusie na getuigenverhoor,
- de antwoordconclusie na getuigenverhoor.
2.De verdere beoordeling
Vooraf
van een deel van het grottencomplex en dat de borgstelling daarmee verband hield en u vraagt mij of dit het antwoord op de vraag anders maakt. Ik blijf erbij dat het voor mij heel moeilijk is om erop te antwoorden.
financieel goed in elkaar zat. Ik was altijd aan het werk. U vraagt mij naar ons vermogen op dat moment. Ik had vermogen in stenen, waarmee ik bedoel het kasteel dat wij hadden gekocht en gerestaureerd. Verder behoorde tot mijn vermogen vorderingen op [eiser] in verband met aan hem geleend geld van fl. 900.000,- en fl. 450.000,-. Wij hadden geen geld op de bank, ik stopte alles in de zaak. Voor een juist en precies zicht op het vermogen in die tijd, zou ik de beschikking moeten hebben over de jaarstukken van 2000.
Deze leer van de kansschade is geëigend om een oplossing te bieden voor sommige situaties waarin onzekerheid bestaat over de vraag of een op zichzelf vaststaande tekortkoming of onrechtmatige daad schade heeft veroorzaakt, en waarin die onzekerheid haar grond vindt in de omstandigheid dat niet kan worden vastgesteld of en in hoeverre in de hypothetische situatie dat de tekortkoming of onrechtmatige daad achterwege zou zijn gebleven, de kans op succes zich in werkelijkheid ook zou hebben gerealiseerd.’
€ 4.973,50(3,5 punten × tarief € 1.421,00)