Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2]h.o.d.n.
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 maart 2016, met producties,
- de brieven van 14 en 18 april 2016 van [eiseres] , met producties.
- de brief van 15 april van [gedaagde] , met producties,
- de mondelinge behandeling van 18 april 2016, waarbij zijn overgelegd:
- de conclusie van antwoord van [gedaagde] ,
- de pleitnota van [eiseres] .
2.De feiten
- [gedaagde sub 2] onthoudt zich gedurende een periode van vijf jaren van het verrichten van werkzaamheden voor derden gelijk aan of vergelijkbaar met de voor [naam BV] te verrichten werkzaamheden, het doen van zaken voor eigen rekening gelijk aan of vergelijkbaar met de zaken van [naam BV] , alsmede van elke directe of indirecte betrokkenheid of financiële interesse bij dergelijke werkzaamheden of zaken, een en ander behoudens de uitdrukkelijke voorafgaande schriftelijke toestemming van [naam BV] . Bij overtreding […] boete van € 25.000,- […] te vermeerderen met € 2.500,- voor elke dag […] zonder dat [naam BV] gehouden zal zijn de schade te bewijzen en onverminderd het recht […] volledige schadevergoeding te eisen[…].
- Het is [gedaagde sub 2] niet toegestaan binnen een tijdvak van zestig maanden na beëindiging van de dienstbetrekking, binnen een straal van 50 kilometer, gerekend vanuit enige vestigingsplaats van [naam BV] , op directe of indirecte wijze en in enigerlei vorm, een gelijke, soortgelijke dan wel nauw verwante bedrijvigheid als die van [naam BV] , te vestigen – ongeacht de vorm waarin – of op enigerlei wijze daadwerkelijk deel te nemen daarin of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam te zijn […] op straffe van […] boete […] van € 2.500,- […].
- Het is [gedaagde sub 2] verboden werkzaamheden te verrichten ten behoeve van of in opdracht van op het tijdstip van beëindiging van de hierboven bedoelde arbeidsovereenkomst bestaande of in de drie jaren daaraan voorafgaande bestaan hebbende relaties van [naam BV] , zulks op straffe van […] boete […] van € 2.500,- […].
- Behoudens met toestemming van [naam BV] is het [naam bedrijf] verboden gedurende vijf jaar na leveringsdatum voor eigen rekening met anderen, te (laten) bemiddelen […] bij relaties die toebehoren aan [naam BV] of medewerkers te werven […]. [naam bedrijf] verplicht zich tot uitschrijving bij de Autoriteit Financiële markten […]. Behoudens toestemming van [naam BV] is het [naam bedrijf] verboden op enigerlei wijze aan derden, direct of indirect, enige informatie betreffende de relaties die tot de portefeuille behoren […] over te dragen of anderszins kenbaar te maken. […] boete van € 2.500,- […] onverminderd het recht van [naam BV] om [naam bedrijf] aan te spreken tot volledige schadevergoeding.”
3.Het geschil
4.De beoordeling
voorlopigevoorziening wordt slechts gegeven indien aannemelijk is dat de bodemrechter tot een (ongeveer) gelijkluidend
definitiefoordeel zal komen, waarbij de voorzieningenrechter mede dient te letten op de schade die een anders luidend oordeel van de bodemrechter mogelijk zal opleveren bij degene tegen wie de voorziening is gegeven. Dit beoordelingskader betekent in deze zaak dat de voorzieningenrechter zich dient af te vragen of (1) aannemelijk is dat de rechter in een bodemprocedure tot het oordeel zou komen dat [gedaagde] tijdens zijn dienstverband handelde in strijd met de bedingen uit de koop- en arbeidsovereenkomst en daarna in strijd met de vaststellingsovereenkomst, en of (2) de finale kwijting van artikel 5.1. van de vaststellingsovereenkomst alleen ziet op verplichtingen uit de arbeidsovereenkomst, zoals [eiseres] stelt, en niet op het geheel van koopovereenkomst en arbeidsovereenkomst, zoals [gedaagde] stelt, en tot slot (3) welke schade een verbod op straffe van een dwangsom zal veroorzaken als dit ten gronde, na eventuele bewijslevering, ten onrechte blijkt te zijn gegeven.