Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
STICHTING SLACHTOFFERHULP NEDERLAND,
1.De procedure
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de mondelinge behandeling van 19 mei 2016 met de pleitnota’s van de gemachtigden van beide partijen.
2.De feiten
3.Het geschil
- primair de vernietiging van de opzegging van de arbeidsovereenkomst, de verklaring voor recht dat [verzoeker] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd heeft sedert 1 augustus 2015 althans sedert 1 januari 2016 althans sedert een door de kantonrechter in goede justitie te bepalen datum, en de veroordeling van Stichting Slachtofferhulp tot doorbetaling van het loon met nevenvorderingen (wettelijke verhoging en wettelijke rente),
- subsidiair Stichting Slachtofferhulp te veroordelen om aan [verzoeker] met terugwerkende kracht per 1 augustus 2015 althans 1 april 2016 althans een in goede justitie te bepalen datum een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aan te bieden tegen de laatstelijk tussen partijen geldende arbeidsvoorwaarden, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, alsmede doorbetaling van het loon met nevenvorderingen,
- meer subsidiair Stichting Slachtofferhulp te veroordelen tot betaling van een schadevergoeding van € 26.874,00 bruto,
- primair en (meer) subsidiair Stichting Slachtofferhulp te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.De beoordeling
‘een kader vast te stellen om misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen.’Clausule 5 lid 1 van de raamovereenkomst luidt:
‘Teneinde misbruik als gevolg van het gebruik van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd te voorkomen, voeren de lidstaten, na raadpleging van de sociale partners (-), en/of de sociale partners, wanneer er geen gelijkwaardige wettelijke maatregelen ter voorkoming van misbruik bestaan, op een wijze die rekening houdt met de behoeften van bepaalde sectoren en/of categorieën werknemers, een of meer van de volgende maatregelen in: a) vaststelling van objectieve redenen die een vernieuwing van dergelijke overeenkomsten of verhoudingen rechtvaardigen; b) vaststelling van de maximale totale duur van opeenvolgende arbeidsovereenkomsten of arbeidsverhoudingen voor bepaalde tijd; c) vaststelling van het aantal malen dat dergelijke overeenkomsten of verhoudingen mogen worden vernieuwd.’De Richtlijn 1999/70/EG van 28 juni 1999 dient ter uitvoering van deze raamovereenkomst en bepaalt in artikel 2 dat de implementatie van de richtlijn uiterlijk op 10 juli 2001 moet hebben plaatsgevonden.
‘het genot van vaste dienstbetrekkingen’heeft opgevat
‘als een essentieel onderdeel van de werknemersbescherming.’Het belang van de beperking van de werkonzekerheid van werknemers weegt dus zwaar en de nationale rechter moet, vanaf het verstrijken van de omzettingstermijn, al het mogelijke doen om, het gehele nationale recht in beschouwing nemend en met toepassing van de daarin erkende uitlegmethoden, bij de beslechting van de bij hem aanhangige gedingen de volle werking van het gemeenschapsrecht te verzekeren en te vermijden dat werknemers door de opeenvolging van tijdelijke contracten in een precaire situatie komen te verkeren. Deze verplichting wordt slechts begrensd door de algemene rechtsbeginselen, met name de rechtszekerheid en het verbod van terugwerkende kracht, en door de grenzen aan de rechtsvormende taak van de rechter.