ECLI:NL:RBLIM:2016:476

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 januari 2016
Publicatiedatum
21 januari 2016
Zaaknummer
C/03/205611 / FA RK 15-1439
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van buitenlandse adoptiebeslissing en vaststelling geboortegegevens van een in Nicaragua geboren kind

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 5 januari 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot erkenning van een buitenlandse adoptiebeslissing. Verzoekers, een echtpaar met de Nederlandse nationaliteit, hadden in Nicaragua een adoptie uitgesproken van een kind dat daar geboren was. De rechtbank heeft kennisgenomen van het verzoekschrift en de bijbehorende stukken, waaronder rapportages van de Raad voor de Kinderbescherming en correspondentie van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoekers in Nederland woonachtig zijn en dat de adoptie in Nicaragua is uitgesproken door een bevoegde autoriteit. De rechtbank heeft ambtshalve de bevoegdheid van de Nederlandse rechter vastgesteld op basis van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of de buitenlandse adoptiebeslissing voldoet aan de voorwaarden voor erkenning in Nederland, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. Aangezien Nicaragua niet is aangesloten bij het Haags Adoptieverdrag, heeft de rechtbank de erkenning van de adoptie beoordeeld op basis van de artikelen 10:108 en 10:109 BW. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de erkenning van de adoptie in het belang van het kind is en dat aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. De rechtbank heeft ook vastgesteld dat de ambtenaar van de burgerlijke stand geen bezwaar heeft tegen de erkenning van de adoptie.

De rechtbank heeft de noodzakelijke gegevens voor de opmaak van een geboorteakte van het kind vastgesteld en bepaald dat de ambtenaar van de burgerlijke stand een akte van inschrijving zal opmaken. De rechtbank heeft ook bepaald dat de adoptie in Nicaragua de voornamen en geslachtsnaam van het kind heeft gewijzigd, en dat deze wijziging in Nederland erkend wordt. Tot slot heeft de rechtbank de verzoeken van de verzoekers toegewezen en de overige verzoeken afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Familie en jeugd
Datum uitspraak: 5 januari 2016
Zaaknummer: C/03/205611 / FA RK 15-1439
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven in de zaak van:
[verzoeker]en
[verzoekster],verzoekers,
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
advocaat mr. F.J.P. Baur, kantoorhoudend te Landgraaf.
Als belanghebbende is aangemerkt:
de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage.

1.Het verloop van de procedure

De rechtbank heeft kennisgenomen van het op 30 april 2015 ingekomen verzoekschrift met producties.
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie Maastricht (hierna: de raad) en de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage zijn door de rechtbank in de gelegenheid gesteld hun zienswijze schriftelijk kenbaar te maken.
De rechtbank heeft kennisgenomen van:
- de brief van 4 juni 2015 van de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage;
- de brief van 12 juni 2015 van mr. Baur;
- het op 27 juli 2015 ingekomen rapport van 14 juli 2015 van de raad;
- de brief van 30 juli 2015 van mr. Baur.
De uitspraak is hierna nader bepaald op heden.

2.De feiten

Verzoekers zijn op [2004] te [huwelijksplaats] met elkaar gehuwd. In de basisregistratie personen (hierna: brp) zijn verzoekers geregistreerd met de Nederlandse nationaliteit.
Bij besluit van 11 juli 2011 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie, gezien het verzoek van 24 maart 2010 van verzoekers, na rapportage en het daarop gebaseerde advies van de raad, aan hen toestemming verleend tot opneming ter adoptie van een tweede buitenlands kind.
Bij beslissing van 24 april 2013 van het Districts- en Familiegerecht van [geboorteplaats] (Nicaragua) is naar het recht van Nicaragua de adoptie door verzoekers uitgesproken van het op [2012] te [geboorteplaats] (Nicaragua), geboren kind, in de beslissing genoemd: ‘[minderjarige]’, waarbij het kind de naam [geslachtsnaam]’ heeft gekregen.
Naar aanleiding van de adoptiebeslissing is in Nicaragua een geboorteakte van het kind opgemaakt, waarin het kind is vermeld met de voornamen ‘[voornamen]’ en de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’. In die akte is vermeld dat het kind is geboren op [2012] te [geboorteplaats], en van het mannelijk geslacht is. Verzoekers zijn in de akte vermeld als de ouders van het kind. De oorspronkelijke ouder(s) is/zijn niet in de geboorteakte vermeld.
Het kind heeft op 29 april 2013 een Nicaraguaans paspoort op naam van [geslachtsnaam]’ gekregen. Verzoekers hebben het kind meegenomen naar Nederland en met ingang van 26 juli 2013 is het kind opgenomen in de brp. Het kind is in de brp geregistreerd met de Nicaraguaanse nationaliteit. Op 15 augustus 2013 is ten behoeve van het kind een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd verleend.
3. Het verzoekVerzoekers hebben verzocht dat de rechtbank:
- primair: de erkenning van de adoptie en voor zoveel nodig de omzetting van de adoptie zal
uitspreken van het kind ‘[minderjarige]’, geboren op [2012] te [geboorteplaats],
, Nicaragua, en zal bepalen dat het kind de voornamen [voornamen]’ en de
geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’ zal dragen;
subsidiair: de adoptie naar Nederlands recht zal uitspreken van voormeld kind en zal
bepalen dat het kind de voornamen [voornamen]’ en de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’
zal dragen;
- de geboortegegevens van voormeld kind zal vaststellen.
Verzoekers stellen dat het kind sinds 24 april 2013 aan hun feitelijke verzorging en opvoeding is toevertrouwd en dat geen contact meer tussen het kind en zijn ouders bestaat. Het is volgens verzoekers in het belang van het kind dat zij worden benoemd tot zijn adoptiefouders.
4. De beoordeling
De onderhavige zaak heeft onmiskenbaar een internationaal karakter. De rechtbank dient daarom eerst ambtshalve te beoordelen of aan de Nederlandse rechter (in internationale zin) bevoegdheid toekomt van het verzoek kennis te nemen. Nu verzoekers in Nederland woonplaats hebben, komt aan de Nederlandse rechter op grond van artikel 3, aanhef en onder a, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, bevoegdheid toe.
In verband met het verzoek tot erkenning van de in Nicaragua uitgesproken adoptie overweegt de rechtbank dat op grond van artikel 10:2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) de regels van internationaal privaatrecht en het door die regels aangewezen recht ambtshalve worden toegepast. Gelet daarop dient de rechter ambtshalve te toetsen of de in Nicaragua bij beslissing van 24 april 2013 van het daartoe bevoegde gerecht uitgesproken adoptie van het kind in Nederland van rechtswege wordt erkend of voldoet aan de voorwaarden voor erkenning, hetzij op grond van het op 29 mei 1993 te ’s-Gravenhage tot stand gekomen Verdrag inzake de bescherming van kinderen en de samenwerking op het gebied van de interlandelijke adoptie (het Haags Adoptieverdrag 1993, hierna: HAV1993), hetzij, als dat Verdrag niet van toepassing is, op grond van artikel 10:108 BW of artikel 10:109 BW.
Nicaragua is niet aangesloten bij het HAV1993, zodat dat Verdrag niet van toepassing is.
Daarmee ziet de rechtbank zich gesteld voor de vraag of de buitenlandse adoptiebeslissing voor erkenning in aanmerking komt op grond van artikel 10:108 BW of artikel 10:109 BW.
Van belang is in dat verband waar verzoekers en het kind hun gewone verblijfplaats hadden, zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak. Uit de stukken blijkt dat verzoekers op voormelde tijdstippen hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, terwijl het kind op die tijdstippen zijn gewone verblijfplaats in Nicaragua had. Het vorenstaande leidt ertoe dat artikel 10:109 BW in deze procedure van toepassing is.
Op grond van artikel 10:109, lid 1, BW wordt een buitenslands gegeven beslissing waarbij een adoptie tot stand is gekomen en die is uitgesproken door een ter plaatse bevoegde autoriteit van de staat waar het kind zowel ten tijde van het verzoek tot adoptie als ten tijde van de uitspraak zijn gewone verblijfplaats had, terwijl de adoptiefouders hun gewone verblijfplaats in Nederland hadden, erkend indien:
a. de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen,
b. de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, en
c. erkenning niet op een grond, bedoeld in artikel 10:108, lid 2 of lid 3, BW zou worden
onthouden.
In artikel 2 van de Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (hierna: Wobka) is bepaald dat de opneming van een buitenlands kind met het oog op adoptie uitsluitend is toegestaan, indien voorafgaande beginseltoestemming is verkregen. Nu verzoekers met het oog op de adoptie beginseltoestemming hebben verzocht en verkregen, staat vast dat de bepalingen van de Wobka in acht zijn genomen.
In het door de raad uitgebrachte rapport van 14 juli 2015 heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat de erkenning van de adoptie in het belang van het kind is. Daartoe heeft de raad aangevoerd dat verzoekers het kind op een liefdevolle manier verzorgen en opvoeden, dat het gedrag van het kind laat zien dat de hechting met verzoekers goed op gang is gekomen en dat het kind ook een goede band heeft met zijn in 2008 in Bolivia geboren broer, die ook door verzoekers is geadopteerd. Gezien het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat in deze procedure voldoende aannemelijk is geworden dat de erkenning van de adoptie in het kennelijk belang van het kind is.
Voor zover het betreft de gronden, bedoeld in artikel 10:108, lid 2 of lid 3, BW overweegt de rechtbank dat uit de buitenlandse adoptiebeslissing voldoende blijkt dat aan die beslissing een behoorlijk onderzoek en behoorlijke rechtspleging zijn voorafgegaan en dat geen omstandigheden zijn gebleken waaruit zou kunnen worden afgeleid dat erkenning van de adoptie kennelijk onverenigbaar is met de Nederlandse openbare orde.
Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat aan de in artikel 10:109, lid 1, BW genoemde voorwaarden voor erkenning van de buitenlandse adoptiebeslissing is voldaan. Ook de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage heeft meegedeeld geen bezwaar te hebben tegen de erkenning van de adoptie. Op grond van artikel 10:109, lid 2, BW is de procedure van artikel 1:26 BW van toepassing. Die procedure voorziet erin dat de rechtbank op verzoek van degene die daarbij een gerechtvaardigd belang heeft een verklaring voor recht kan afgeven. De rechtbank zal vanwege het zwaarwegende belang dat verzoekers en het kind hebben bij de erkenning van de adoptie overgaan tot het afgeven van die verklaring voor recht.
Op grond van artikel 10:109, lid 3, BW geeft de rechter die vaststelt dat aan de voorwaarden voor erkenning van de adoptie is voldaan, ambtshalve een last tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte van de burgerlijke stand. Gelet op het bepaalde in artikel 1:20, lid 1 onder a, BW juncto artikel 1:20a, lid 1, BW wordt de latere vermelding van de adoptie toegevoegd aan de geboorteakte van het betrokken kind.
De ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage heeft meegedeeld dat de geboorteakte van het kind niet in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand voorkomt. De bij het verzoekschrift overgelegde buitenlandse geboorteakte van het kind betreft een herregistratie als gevolg van de in Nicaragua uitgesproken adoptie van het kind. In die geboorteakte zijn de adoptiefouders als ouders van het kind vermeld. Nu de overgelegde geboorteakte niet de historische gegevens betreffende de afstamming van het kind bevat, staat dat aan inschrijving van die akte in de Nederlandse registers van de burgerlijke stand in de weg. Aangezien in de buitenlandse adoptiebeslissing ook geen persoonsgegevens van de oorspronkelijke ouders zijn vermeld en in die beslissing uitdrukkelijk is overwogen dat in de nog op te maken geboorteakte van het kind niet mag worden vermeld dat het kind geadopteerd is, omdat die vermelding ingevolge de Nicaraguaanse wet verboden is, gaat de rechtbank ervan uit dat verzoekers niet in staat zijn om de oorspronkelijke geboorteakte van het kind, met daarin opgenomen de persoonsgegevens van de oorspronkelijke ouders, over te leggen.
De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 1:25c, lid 1 en lid 3, BW de voor het opmaken van een geboorteakte van het kind noodzakelijke gegevens vaststellen. Gelet op de inhoud van de overgelegde stukken en de door de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage ter zake gegeven toelichting zal de rechtbank die gegevens als volgt vaststellen:
geslachtsnaam kind : [geslachtsnaam]
voornamen kind : [voornamen]
dag van geboorte kind : [2012]
plaats van geboorte kind : [geboorteplaats], [geboorteplaats], Nigaragua
geslacht kind : M (mannelijk)
moeder:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
voornamen : [voornamen]
Op grond van artikel 1:25f BW is de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente
’s-Gravenhage de bevoegde ambtenaar voor het opmaken van een akte van inschrijving, die geldt als een akte van geboorte in de zin van artikel 1:19 BW.
De rechtbank zal ambtshalve een last geven tot toevoeging van een latere vermelding van de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende geboorteakte.
Voor zover het verzoek ertoe strekt te bepalen dat het kind de voornamen ‘[voornamen]’ en de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’ zal dragen overweegt de rechtbank als volgt. Uit de buitenlandse adoptiebeslissing in samenhang met de nadien opgemaakte buitenlandse geboorteakte van het kind blijkt dat het kind bij de adoptie de voornamen [voornamen]’ en de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’ heeft verkregen. Ingevolge artikel 10:24, lid 1, BW worden de aldus gewijzigde voornamen en geslachtsnaam van het kind in Nederland erkend. De rechtbank zal daarom bepalen dat het kind bij gelegenheid van de adoptie in Nicaragua de voornamen ‘[voornamen]’ en de geslachtsnaam '[geslachtsnaam]’ heeft verkregen.
Verzoekers hebben ook nog verzocht om, voor zover nodig, de omzetting van de adoptie uit te spreken. De in Nicaragua uitgesproken adoptie van het kind is, zoals blijkt uit de betreffende adoptiebeslissing, een sterke adoptie, die tot gevolg heeft dat de voordien bestaande familierechtelijke betrekkingen worden verbroken. Voor omzetting van de adoptie is derhalve geen aanleiding.
De rechtbank zal bepalen dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift daarvan zal zenden aan de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, dit met het oog op het opmaken van de ‘vervangende’ geboorteakte van het kind én de toevoeging van de latere vermelding betreffende de adoptie aan de daarvoor in aanmerking komende akte.
Tot slot zal de rechtbank bepalen dat de griffier, zodra de onderhavige beschikking in kracht van gewijsde is gegaan, een afschrift daarvan zal doen toekomen aan de griffier van het centraal gezagsregister om daarin op de voet van artikel 2, aanhef en onder k, van het Besluit gezagsregisters aantekening te houden van de uitspraak betreffende de adoptie van het kind.

5.De beslissing

De rechtbank:
verklaart voor recht dat de beslissing van 24 april 2013 van het Districts- en Familiegerecht van [geboorteplaats] (Nicaragua), waarbij naar het recht van Nicaragua de adoptie door [verzoeker], geboren op [1967] te [geboorteplaats], en [verzoekster], geboren op [1976] te [geboorteplaats], is uitgesproken van het op [2012] te [geboorteplaats] (Nicaragua) geboren kind, in de beslissing genoemd: ‘[minderjarige]’, in Nederland wordt erkend en dat die uitspraak naar haar aard vatbaar is voor opneming in een Nederlands register van de burgerlijke stand;
stelt de voor het opmaken van een geboorteakte noodzakelijke gegevens van het kind als volgt vast:
geslachtsnaam kind : [geslachtsnaam]
voornamen kind : [voornamen]
dag van geboorte kind : [2012]
plaats van geboorte kind : [geboorteplaats], [geboorteplaats], Nigaragua
geslacht kind : M (mannelijk)
moeder:
geslachtsnaam : [geslachtsnaam]
voornamen : [voornamen]
en bepaalt dat de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage een akte van inschrijving daarvan zal opmaken, die als een akte van geboorte van het kind geldt;
bepaalt dat het kind bij gelegenheid van de adoptie in Nicaragua de voornamen ‘[voornamen]’ en de geslachtsnaam ‘[geslachtsnaam]’ heeft verkregen;
gelast de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage aan de daarvoor in aanmerking komende akte een latere vermelding betreffende de adoptie toe te voegen;
bepaalt dat de griffier niet eerder dan drie maanden na de dag van deze beschikking, en voor zover daartegen geen hoger beroep is ingesteld, een afschrift daarvan zal zenden aan:
- de ambtenaar van de burgerlijke stand van de gemeente ’s-Gravenhage, zulks onder bijvoeging van een afschrift van de buitenlandse adoptiebeslissing van 24 april 2013;
- de griffier van het centraal gezagsregister;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. F.L.G. Geisel, rechter, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. J.A.J. Rings-Martens als griffier op
5 januari 2016.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege
de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de
beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.