Uitspraak
RECHTBANK limburg
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 januari 2016 in de zaak tussen
[eiser], te [woonplaats], eiser
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 22 januari 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de intrekking van een omgevingsvergunning voor het houden van mestvarkens. De verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen, heeft op basis van artikel 2.33, tweede lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) de vergunning ingetrokken, omdat er gedurende drie jaar geen gebruik was gemaakt van de vergunning. Eiser, de belanghebbende, was niet op de hoogte gesteld van deze intrekking en heeft beroep ingesteld. De rechtbank oordeelde dat eiser zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk beroep heeft ingesteld, ondanks dat de beroepstermijn was verstreken. De rechtbank concludeerde dat de intrekking van de vergunning niet voldoende was gemotiveerd en dat de rechtsregels ter bescherming van de belangen van eiser ernstig waren geschaad. Daarom werd het bestreden besluit vernietigd.
De rechtbank overwoog dat de bekendmaking van besluiten aan belanghebbenden vereist is en dat de intrekking van de vergunning niet op de juiste wijze was bekendgemaakt. Eiser had niet de gelegenheid gekregen om zienswijzen in te dienen, wat in strijd is met de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat de intrekking van de vergunning niet kon worden gedragen door de motivering die door verweerder was gegeven, en dat er onvoldoende onderbouwing was voor de stelling dat het houden van mestvarkens niet meer mogelijk zou zijn. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser.