ECLI:NL:RBLIM:2016:5594

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 juni 2016
Publicatiedatum
29 juni 2016
Zaaknummer
5134744 CV EXPL 16-5358
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.P. van Unen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een ontruimingsvordering in kort geding wegens onvoldoende bewijs van huurachterstand en gevaarzetting

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 29 juni 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de vennootschap onder firma Pension [naam VOF] (eiseres) en een huurder (gedaagde). Eiseres vorderde de ontruiming van een kamer die gedaagde huurde, omdat gedaagde volgens eiseres in gebreke bleef met de huurbetalingen en gevaarlijke situaties veroorzaakte door het gebruik van elektrische apparatuur.

De procedure begon met een dagvaarding op 14 juni 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 27 juni 2016. Eiseres stelde dat gedaagde huurachterstanden had en dat zijn elektrische apparaten de oorzaak waren van een stroomstoring in het wooncomplex. Gedaagde voerde verweer en betwistte de claims van eiseres, onder andere door te stellen dat de apparatuur die hij gebruikte niet de oorzaak was van de stroomproblemen.

De rechtbank oordeelde dat eiseres niet voldoende bewijs had geleverd voor haar claims. De gestelde huurachterstand was niet tijdig aan de vordering ten grondslag gelegd, en de rechtbank concludeerde dat de huurachterstand van twee maanden niet voldoende was om de huurovereenkomst te ontbinden. Ook de stelling dat gedaagde gevaarlijk gedrag vertoonde door het gebruik van elektrische apparaten werd niet voldoende onderbouwd.

Uiteindelijk wees de rechtbank de vordering van eiseres af en veroordeelde haar tot betaling van de proceskosten aan gedaagde, die op € 400,00 werden begroot. Dit vonnis werd uitgesproken door mr. E.P. van Unen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer: 5134744 CV EXPL 16-5358
Vonnis in kort geding van 29 juni 2016
in de zaak van
de vennootschap onder firma
Pension [naam VOF],
gevestigd en kantoorhoudend te Eijsden, gemeente Eijsden-Margraten,
eisende partij,
gemachtigde mr. J.P.C.M. van Riet
tegen
[gedaagde] ,
wonend te [woonplaats] , aan de
[adres] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.F.E. Kikken.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het exploot van dagvaarding d.d. 14 juni 2016
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 27 juni 2016 met de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt van [eiseres] een onzelfstandige woonruimte (kamer), deel uitmakend van een wooncomplex aan de [adres] te [woonplaats] , tegen een huur van € 300,00 per maand inclusief servicekosten.
2.2.
In mei 2014, juni 2014 en december 2014 heeft [gedaagde] huurachterstanden laten ontstaan waarvoor [eiseres] steeds een incassobureau heeft ingeschakeld ter inning.
2.3.
Op 30 april 2016 is er in het wooncomplex een stroomspanningsuitval geweest.
2.4.
Naar aanleiding daarvan is [eiseres] overgegaan tot het (laten) aanleggen/uitbreiden van de elektrische installatie waaronder het aanleggen van een aparte stroomkabel per kamer, zodat vanaf dat moment bij een eventuele volgende stroomstoring duidelijk is waar (in welke kamer) de oorzaak is gelegen.

3.De vordering en het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - kort gezegd - de veroordeling van [gedaagde] tot ontruiming van de gehuurde kamer binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, onder verwijzing van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Volgens [eiseres] schiet [gedaagde] tekort in de nakoming van zijn uit de huurovereenkomst voortvloeiende verbintenissen (1) doordat hij de huur steeds te laat betaalt en (2) doordat hij kortsluitingen en daarmee gevaarzetting veroorzaakt voor hemzelf, medebewoners en het wooncomplex. [gedaagde] heeft in zijn kamer keukenapparatuur met een hoog elektrisch vermogen (een koelkast, oven, hoge koelkast en televisietoestel), terwijl hij de beschikking heeft over een gezamenlijke keuken, aldus [eiseres] . De stroomstoring op 30 april 2016 werd veroorzaakt door overbelasting door deze elektrische apparatuur van [gedaagde] . Naar aanleiding van die stroomstoring heeft een elektricien op 3 mei 2016 de kamer van [gedaagde] geïnspecteerd en genoemde apparatuur aangetroffen. Daarop heeft [gedaagde] beloofd de oven te zullen verwijderen, aldus [eiseres] , hetgeen hij heeft nagelaten. Op 1 juni 2016 is er opnieuw sprake geweest van een door (de apparatuur van) [gedaagde] veroorzaakte stroomstoring, die een lichte brand tot gevolg had waardoor het brandalarm afging en de politie ter plaatse is geweest.
3.3.
[gedaagde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd, waarop hierna zal worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De gestelde gevaarzetting door kortsluiting vormt op zichzelf een spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening.
4.2.
Om een voorziening te kunnen treffen als gevorderd, dient met een redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat deze - of een vergelijkbare - vordering zal slagen. Bij deze beoordeling kan dus slechts een voorlopig oordeel worden gegeven en die beoordeling moet geschieden op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en aannemelijk is gemaakt.
4.3.
Ter zitting heeft [eiseres] gesteld dat de huur over de maanden mei en juni 2016 onbetaald is gelaten. Hij heeft er echter (desgevraagd) geen afdoende verklaring voor gegeven waarom deze huurachterstand niet reeds in het exploot - dat van 14 juni 2016 dateert, derhalve van een moment waarop duidelijk was dat die huurtermijnen achterstallig waren - aan de vordering ten grondslag is gelegd. Aldus heeft [gedaagde] - die zich erop beroept dat zijn familie op wie hij vertrouwt altijd de huur betaalt - geen gelegenheid gehad deze stelling gemotiveerd te betwisten. Zij kan daarom niet bij wege van vermeerdering van de grondslag van de vordering tot toewijzing daarvan leiden. Bovendien vormt een huurachterstand van twee maanden volgens bestendige jurisprudentie een tekortkoming die vanwege haar geringe betekenis de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Dat de huur in 2014 een paar keer te laat is betaald, biedt (thans) evenmin voldoende grondslag voor toewijzing. De stelling dat [gedaagde] de huur ‘steeds te laat’ betaalt, is verder niet geconcretiseerd, zodat ook die stelling niet tot toewijzing van de gevorderde ontruiming kan leiden.
4.4.
[gedaagde] betwist dat de kortsluiting op 30 april 2016 is veroorzaakt door zijn toedoen. De hoge koelkast waar [eiseres] op doelt, is nimmer aangesloten geweest omdat deze defect is. In de gezamenlijke keuken zijn geen koelkast, oven en magnetron aanwezig. Op zijn kamer heeft hij slechts elektrische apparaten die hij nodig heeft, zoals één normale koelkast, één televisie en een kleine magnetron, derhalve apparaten waarvan hij als huurder mag verwachten dat hij die zonder problemen op zijn kamer kan gebruiken. Gelet op dit gemotiveerde verweer had het op de weg van [eiseres] gelegen om zijn stelling - dat [gedaagde] met zijn apparaten het elektriciteitsnet van het complex te zwaar heeft belast en dat dit de oorzaak van de stroomstoring vormde - met stukken dan wel anderszins nader te onderbouwen, maar hij heeft dit nagelaten. Daarmee is in deze procedure niet in de onder 4.2 bedoelde mate aannemelijk geworden dat [gedaagde] op dit punt is tekortgeschoten.
4.5.
Voorts is er op 1 juni 2016 helemaal geen kortsluiting geweest, aldus [gedaagde] . De lichte rookontwikkeling op zijn kamer die het brandalarm deed afgaan, werd veroorzaakt doordat hij een snee brood te lang in de magnetron had opgewarmd. De politie is één minuut aanwezig geweest en is meteen weer vertrokken, nadat [gedaagde] had uitgelegd wat er was gebeurd. Deze betwisting van de door [eiseres] gestelde gang van zaken heeft laatstgenoemde ter zitting niet meer weerlegd. Daarmee is ook de stelling van [eiseres] , inhoudende dat er op 1 juni 2016 (wederom) een door [gedaagde] veroorzaakte kortsluiting in het wooncomplex heeft plaatsgevonden, in deze procedure niet voldoende aannemelijk geworden.
4.6.
Gelet op bovenstaande overwegingen is de onder 4.2 bedoelde mate van zekerheid over een voor [eiseres] gunstige uitkomst in een eventuele bodemprocedure thans niet aanwezig. De vordering zal derhalve worden afgewezen.
4.7.
[eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot € 400,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot de datum van dit vonnis begroot op € 400,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.P. van Unen en is in het openbaar uitgesproken.
RK