ECLI:NL:RBLIM:2016:5657

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
23 juni 2016
Publicatiedatum
30 juni 2016
Zaaknummer
C/03/220983 / KG ZA 16-232
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling in kort geding met opschorting en restitutierisico

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, heeft eiseres Knols Projects B.V. een kort geding aangespannen tegen gedaagde Pathania B.V. met als doel een geldvordering te verkrijgen. De procedure begon met een dagvaarding op 30 mei 2016, gevolgd door een mondelinge behandeling op 20 juni 2016. Tijdens de zitting heeft Pathania een betaling van € 25.000,00 gedaan, waarna Knols zijn oorspronkelijke vordering van € 71.843,56 heeft verlaagd naar € 53.798,74. Knols heeft deze vordering gebaseerd op het niet voldoen van vier nota's door Pathania, ondanks eerdere aanmaningen. Pathania heeft verweer gevoerd en zich beroepen op opschorting van betaling, onderbouwd met een rapport van een deskundige en berekeningen van een accountant.

De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat er terughoudendheid moet worden betracht bij vorderingen tot betaling in kort geding. Hij heeft de argumenten van Pathania voor opschorting niet overtuigend geacht, omdat deze niet voldoende onderbouwd waren. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat er geen restitutierisico voor Knols is en dat de vordering van Knols, voor zover deze het erkende bedrag van Pathania te boven gaat, moet worden afgewezen. Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter Pathania veroordeeld tot betaling van € 25.469,94 aan Knols, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 30 mei 2016.

Het vonnis is uitgesproken door mr. R.H.J. Otto en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/220983 / KG ZA 16-232
Vonnis in kort geding van 23 juni 2016
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KNOLS PROJECTS B.V.,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,
advocaat mr. A.J.L.J. Pfeil,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PATHANIA B.V.,
gevestigd te Maastricht,
gedaagde,
advocaat mr. R.F. Küffen.
Partijen zullen hierna Knols en Pathania genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 30 mei 2016, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 20 juni 2016,
  • de pleitnota van Knols,
  • de pleitnota van Pathania.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
Na dagvaarding heeft Pathania een betaling gedaan van € 25.000,00. Knols heeft ter zitting daarom zijn vordering aangepast. Hij heeft op de oorspronkelijke vordering van
€ 71.843,56 verminderd tot € 53.708,74. Knols heeft de kosten van de dagvaarding, het griffierecht en het forfaitair bedrag salaris advocaat in kort geding daarop eerst in mindering gebracht en voorts de buitengerechtelijke kosten en tot slot de wettelijke handelsrente over de nog openstaande facturen tot en met 30 mei 2016. Zodoende heeft Knols op de hoofdsom nog een bedrag van € 18.134,32 in mindering gebracht.
Pathania heeft ter kort gedingzitting op deze berekening geen verweer gevoerd, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van een vordering van € 53.798,74, waarbij niet langer om een veroordeling in de buitengerechtelijke kosten en kosten van het geding wordt verzocht.
2.2.
Knols legt aan de vordering ten grondslag dat Pathania heeft nagelaten een viertal nota’s te voldoen, zonder dat Pathania daarvoor een geldige reden heeft en ondanks dat Knols haar heeft aangemaand en gesommeerd, laatstelijk bij brief van 9 maart 2016.
Knols stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
2.3.
Pathania voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Bij een voorziening in kort geding die bestaat in veroordeling tot betaling van een geldsom is terughoudendheid op zijn plaats. De voorzieningenrechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of sprake is van feiten en omstandigheden die met zich brengen dat vanwege onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. Daarbij zal de voorzieningenrechter in de afweging van de belangen van partijen ook moeten betrekken het risico van onmogelijkheid van terugbetaling. Een dergelijk risico kan bijdragen aan de conclusie dat de voorziening wordt geweigerd.
3.2.
Pathania heeft ter zitting de vordering erkend tot een bedrag van € 25.469,94, maar heeft zich tegelijkertijd beroepen op opschorting.
3.3.
Pathania voert aan dat zij gerechtigd is tot opschorting, omdat uit een rapport d.d. 16 juni 2016 van een ingeschakelde deskundige Spronken Bouwbegeleiding te Margraten zou blijken dat de totale kosten van (vervangende) herstelkosten van de gebreken die deze deskundige heeft geconstateerd moeten worden begroot op € 17.109,90, exclusief uitvoerderskosten, opslagen en btw. Daarnaast heeft te gelden dat uit berekeningen van de accountant [naam] Consultancy te Hoensbroek volgt dat winst is gederfd en zal worden gederfd in verband met door Knols uitgevoerde en nog uit te voeren herstelwerkzaamheden tot een bedrag van € 6.741,00 (toekomstige schade) en € 2.555,00 (reeds geleden schade). Pathania stelt voorts dat er sprake is van een restitutierisico aan de zijde van Knols.
3.4.
Knols stelt zich op het standpunt dat zij, nadat zij begin december 2015 enkele hertstelwerkzaamheden heeft uitgevoerd door Pathania, nooit is aangesproken op de beweerdelijke tekortkomingen en niet in gebreke is gesteld. Het rapport van de deskundige en van de account zijn niet in geding gebracht en Knols kan er dan ook niet inhoudelijke op reageren.
3.5.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat Pathania weliswaar heeft gesteld dat er redenen waarom zij opschort, maar dat zij op geen enkele wijze aannemelijk heeft gemaakt door het overleggen van het rapport van de ingeschakelde deskundige dat de beweerdelijke tekortkomingen ook aan Knols zijn toe te rekenen. Daarmee staat ook de redenering op losse schroeven dat € 6.741,00 aan in de toekomst te derven winst, in afwachting van de uitkomst van een bodemprocedure – die overigens nog niet aanhangig is gemaakt door Pathania – voor rekening van Knols moet komen. De stelling van Pathania dat Knols niet tijdig heeft opgeleverd en dat daardoor schade is ontstaan, is voorts door Knols onderbouwd betwist, zodat evenmin aannemelijk is dat daaruit een voldoende en toereikende grondslag voor de opschorting zou moeten worden begrepen. In verband met deze laatste twee aspecten merkt de voorzieningenrechter op dat Pathania ook deze berekeningen in rechte niet heeft onderbouwd met een rapport van haar accountant, terwijl zij beweert daarover wel te beschikken.
Er is voorts geen enkele aanwijzing dat Knols niet in staat zou zijn om ingeval dat zij in een eventuele bodemprocedure in het ongelijk zou worden gesteld om Pathania terug te betalen, zodat een restitutierisico nu ook ontbreekt.
3.6.
Omdat de kort gedingprocedure zich naar haar aard niet leent voor nadere bewijsvoering, zal de voorzieningenrechter de vordering, voor zover deze het door Pathania erkende bedrag te boven gaat, afwijzen. De voorzieningenrechter zal Pathania veroordelen om te betalen aan Knols een bedrag van € 25.469,94, vermeerderd met de wettelijke handelsrente.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
4.1.
veroordeelt Pathania om aan Knols tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 25.469,94 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente, als bedoeld in artikel 6:119a van het Burgerlijk Wetboek, vanaf 30 mei 2016 tot aan de dag der algehele betaling,
4.2.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB