3.3Het oordeel van de rechtbank
Op 12 augustus 2014 doet de heer [slachtoffer 1] aangifte van mishandeling. Hij verklaart dat er diezelfde avond om 21.30 uur keihard op de deur van zijn woning aan [adres pleegplaats] in Kerkrade werd geklopt. Er werden beledigende woorden over homo’s geuit. Hij hoorde dat er drie keer hard tegen de deur werd getrapt. Hierdoor ging de deur open, ondanks het kettingslot dat er op zat. Er kwamen vijf mannen de woning binnen. Een van hen had een honkbalknuppel en die kwam op hem af. De honkbalknuppel was van hout met een glanzende laag. De andere vier namen zijn vriend [slachtoffer 2] mee naar de slaapkamer, door hem bij zijn hals vast te pakken en mee te sleuren. De slaapkamerdeur ging dicht en [slachtoffer 1] hoorde [slachtoffer 2] heel hard schreeuwen.
[slachtoffer 1] wilde naar [slachtoffer 2] toe, maar de man met de knuppel sloeg [slachtoffer 1] naar de bank toe. Hij werd op zijn hoofd geraakt. Dit was niet hard, want hij weerde zich af met een kussen. Daarna sloeg de man hem nog meerdere keren met de knuppel op zijn rechterschouder, de rechterzijde van zijn lichaam, zijn rug, zijn linkerarm en zijn hand. Hij wist de slagen deels met het kussen af te weren. Op een gegeven moment renden de mannen weer naar buiten. Ze zeiden nog dat ze het vanavond kwamen afmaken. Vervolgens is [slachtoffer 1] bij [slachtoffer 2] gaan kijken. Hij lag op de grond en zag eruit alsof hij dood was. [slachtoffer 2] kwam weer een beetje bij toen [slachtoffer 1] aan hem rammelde. De man, die hem met de knuppel geslagen heeft, is volgens [slachtoffer 1] de oudste broer van zijn bovenbuurvrouw [getuige 3] . Die broer heeft grijze krullen, een Hollands accent en is 50-55 jaar.
Uit de medische verklaring blijkt dat bij [slachtoffer 1] een breuk in het middenhandsbeentje van zijn linkerhand is vastgesteld. Ook zijn er uitgebreide zwellingen en blauwe plekken aan de borstkas, buik, linkerhand en rechteronderarm geconstateerd.
De vriend van [slachtoffer 1] , de heer [slachtoffer 2] , doet op 13 augustus 2014 aangifte van mishandeling. Hij verklaart dat er gisteravond een discussie in het trappenhuis was tussen de bovenbuurvrouw, genaamd [getuige 3] , en zijn vriend [slachtoffer 1] . Beiden zijn vervolgens weer hun woning binnen gegaan. [slachtoffer 1] heeft de politie gebeld. Twee agentes zijn gekomen en zijn in gesprek gegaan met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en daarna met de bovenbuurvrouw. Toen de politie weg was, hoorde [slachtoffer 2] via de open balkondeur dat de broer van bovenbuurvrouw zei dat hij het spuugzat was en dat hij iets ging regelen. [slachtoffer 2] vermoedt dat hij toen aan de telefoon was. [slachtoffer 1] zei dat het de stem van de broer van bovenbuurvrouw was. Omstreeks 21.00 uur hoorden ze harde klappen tegen de voordeur, die werd ingebeukt. Een aantal mannen, waarvan minimaal twee met een honkbalknuppel, stormde naar binnen. [slachtoffer 2] zag de broer van [getuige 3] , die met grijze haren in een wild kapsel, en mogelijk ook die andere broer (die zei dat hij het spuugzat was), maar dat weet hij niet zeker. De mannen splitsen zich in twee groepen. Hij dacht, maar weet niet zeker, dat de broer met grijze haren bij hem was en een knuppel in zijn hand had. De andere man die bij hem was, had een taser. [slachtoffer 2] is achteruit naar de slaapkamer gelopen. Op weg naar de slaapkamer trapte de man met de knuppel naar hem. Hij denkt dat de man daarmee zijn bovenlichaam raakte, bij zijn linker ribben omdat die gekneusd zijn, maar dat kan ook van later zijn. Voordat [slachtoffer 2] viel, sloeg de man met de knuppel op zijn hoofd, links ter hoogte van zijn linkeroog. Hij viel op de grond en probeerde zichzelf te beschermen met zijn linkerarm voor zijn hoofd. De man sloeg hem nog een keer en raakte zijn linkerarm. Het laatste wat hij zich herinnert is dat iemand met een taser richting zijn gezicht kwam, want hij hoorde iets knetteren. Hij is even buiten bewustzijn geweest. Toen hij weer bijkwam, waren de mannen weg.
Het slaan en trappen deed erg veel pijn, hij dacht dat hij vermoord werd. Hij is ter observatie een nacht in het ziekenhuis opgenomen.Uit de medische verklaring blijkt dat bij [slachtoffer 2] een uitgebreide zwelling en blauwe plekken in het gelaat zijn vastgesteld.
In het proces-verbaal van sporenonderzoek wordt bevestigd dat men vermoedelijk de voordeur heeft opengetrapt, getuige de veegsporen op de buitenzijde van de deur en het feit dat de sluitkom van de voordeur verbogen was en de bevestiging van de kierstandhouder losgekomen was uit de muur. Zowel in de woonkamer als in de slaapkamer is bloed aangetroffen.
Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt dat er op 12 augustus 2014 een politie-interventie heeft plaatsgevonden wegens problemen tussen [slachtoffer 1] en zijn bovenbuurvrouw [getuige 3] . Deze problemen spelen reeds een aantal maanden en zijn ook bij de woningstichting bekend. Na met beide partijen gesproken te hebben, hebben de verbalisanten die avond omstreeks 20.38 uur het gebouw verlaten.
De getuige [getuige 1] woont in hetzelfde flatgebouw als aangever [slachtoffer 1] en [getuige 3] .
Zij verklaart dat zij op 12 augustus 2014 geluiden hoorde alsof iemand in elkaar werd geslagen. Daarop heeft zij de politie gebeld. Uit de lijst met contactgegevens in haar telefoon blijkt dat ze omstreeks 21:34 uur heeft gebeld. Toen waren het geschreeuw en de overige geluiden nog hoorbaar. Op enig moment hoorde ze gestommel in het trappenhuis en heeft zij een oudere vrouw en een man met een knuppel gehaast langs haar voordeur zien lopen. Het was een lichtkleurige houten knuppel. De vrouw had ze nog nooit eerder gezien, maar de man ziet ze regelmatig. Hij is ongeveer 1.80 tot 1.90 meter lang, heeft een flink postuur, een blank uiterlijk, met een grijzige snor en kort, grijs, beetje krulachtig haar. Hij droeg een spijkerbroek en een wit of grijs T-shirt. Ze ziet hem vaker met de hond van iemand in de flat lopen. Dit is een zwarte hond, gelijkend op een kleine labrador. Ze ziet ook wel eens een vrouw met blonde lange haren met die zwarte hond lopen.
[getuige 3] verklaart dat zij al langer problemen heeft met haar onderbuurman [slachtoffer 1] en dat zij bang voor hem is. Op 12 augustus 2014 omstreeks 18:45 uur was het weer raak en is het tot een woordenwisseling in het trappenhuis gekomen tussen [slachtoffer 1] en haar. Haar broer [getuige 2] was op dat moment ook in haar woning aanwezig. Zij heeft haar spullen gepakt en is naar haar vriend vertrokken. Samen met haar vriend is ze omstreeks 20:45 uur nog terug in haar woning geweest. Dat is het moment waarop ook de politie met haar in gesprek ging vanwege de melding van [slachtoffer 1] . Vervolgens heeft ze besloten om tijdelijk bij haar vriend te verblijven en is samen met hem weer vertrokken.
Op enig moment heeft zij een whatsapp-bericht van haar broer [getuige 2] gekregen waarin stond dat er flink werd huisgehouden beneden. In het bericht stonden ook de namen van [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] is haar broer. Hij heeft tussen mei 2014 en augustus 2014 bij haar gewoond, hij had meestal zelf een sleutel. In die tijd ging hij ook regelmatig met haar hond uit. Haar hond heeft zwart haar en is een kruising tussen een Newfoundlander en een Bordercollie. [verdachte] is ongeveer 1.86 meter groot, heeft een gezet postuur en krullend, kort grijs haar.
Meteen nadat zij het bericht van [getuige 2] had ontvangen, heeft zij hem gebeld. Zij hoorde van hem dat hij door de politie was aangehouden. Daarop is zij samen met haar vriend naar haar woning gereden. Ze heeft het vermoeden dat haar broer [verdachte] de mishandeling heeft gepleegd, samen met zijn vrienden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] . [verdachte] heeft namelijk ook een bericht op Facebook geplaatst dat ze weten dat ze problemen krijgen als ze aan [getuige 3] komen. Dit bericht is geplaatst omstreeks 04:00 uur op 13 augustus 2014, gelet op de tijdsaanduiding bij het Facebookbericht (12 uur geleden) in samenhang bezien met het tijdstip van verhoor en het tijdstip op de telefoon (16:07) op het moment dat er een foto van de telefoon van [getuige 3] met daarop het Facebookbericht wordt genomen.
Tijdens het verhoor wordt er gebeld naar de telefoon van [getuige 3] door [verdachte] . [verdachte] belt met het nummer [GSM telefoonnummer] . Door [getuige 3] wordt een gesprek gevoerd, waaruit volgens de verhorende verbalisant [naam verbalisant] duidelijk valt op te maken dat [verdachte] betrokken is bij de zware mishandeling.
De rechtbank merkt naar aanleiding van een verweer van de raadsman op dat zij op basis van de verklaring van [getuige 3] omtrent de gebruiker van het nummer [GSM telefoonnummer] vaststelt dat de verdachte voornoemd nummer gebruikte. Zij heeft geen reden om aan die verklaring te twijfelen, te meer nu de verdachte zelf geen verklaring heeft gegeven omtrent het telefoonnummer toen hij met de verklaring van zijn zus werd geconfronteerd.
Verbalisant [naam verbalisant] is getuige geweest van dit telefoongesprek, toen hij [getuige 3] op 13 augustus 2014 als getuige hoorde. [naam verbalisant] heeft verklaard dat [getuige 3] tijdens dat verhoor een telefoontje kreeg en dat zij hem toen vertelde dat haar broer [verdachte] haar belde. [naam verbalisant] mocht meeluisteren. In een mutatie heeft [naam verbalisant] toen genoteerd wat [verdachte] zei, te weten “dat hij de mishandeling had gepleegd. Of [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] er bij betrokken waren, dat zou hij wel allemaal regelen. Als de politie zou komen, dan zou hij ze kapot schieten”.
[getuige 2] heeft verklaard dat hij op 12 augustus 2014 bij zijn zus [getuige 3] was. Hij hoorde de onderbuurman [naam onderbuurman] schreeuwen, vloeken en dreigen tegen zijn zus. Zijn zus begon toen te huilen, iets wat zij nooit doet. Dat wekte bij hem irritatie, omdat zij dit niet verdiende. Later kwam er politie, die met [getuige 3] en de onderbuurman sprak. Om 18:30 uur belde zijn broer [verdachte] hem en toen heeft hij [verdachte] het hele verhaal uitgelegd. [verdachte] zei toen dat hij even moest wachten en dat hij hem terug zou bellen. [verdachte] belde daarna [getuige 3] . [getuige 3] begon toen te huilen, omdat ze het niet meer zag zitten. Vervolgens is [getuige 3] naar haar vriend vertrokken. [verdachte] belde hem weer, hij ging over de zeik en was het spuugzat dat de onderbuurman zo met hun zus bleef doorgaan. [getuige 2] heeft daarop gezegd dat hij het ook zat was en dat hij jeuk aan zijn handen had, maar dat dit verder niets zou brengen omdat de problemen voor hun zus dan nog groter zouden worden. Toen [verdachte] hem belde was het ongeveer 19: 30 uur. [verdachte] zei toen dat hij in de buurt van Weert was en dat wanneer hij moest komen, hij dit met een paar man zou doen en het dan goed zou regelen. Dat hij het zat was en dat hij het niet zou regelen met alleen een klappertjespistool. Hij zei dat hij onderweg was met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] .
[getuige 2] verklaarde verder dat [verdachte] tussen 20:00 en 20:30 uur aankwam bij de woning van [getuige 3] . Hij zei dat hij het echt spuugzat was en dat als er nog eens iets zou zijn, hij het zou gaan oplossen. Na 15 minuten is hij weer gegaan. Tussen 21:00 en 21:30 uur hoorde [getuige 2] via de intercom dat er ergens in de flat werd aangebeld. Hij zag [verdachte] , [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] aankomen, want hij stond op het balkon. [verdachte] droeg een spijkerbroek en een blauw T-shirt. Hij had een zak vast met daarin een voorwerp van ongeveer 1 meter lang. Hij hoorde de mannen de flat inkomen. Even daarna hoorde hij gestamp tegen een deur en hard geschreeuw van pijn. Tien minuten later was er politie. Daarna heeft hij [getuige 3] het berichtje geappt dat er bij haar goed was huisgehouden. Zelf heeft hij niets met de mishandeling te maken.
Zoals hiervoor reeds is weergegeven heeft de verdachte tijdens het verhoor van [getuige 3] naar haar gebeld, er werd toen ingebeld met het nummer [GSM telefoonnummer] . De historische verkeersgegevens behorend bij dit telefoonnummer, alsmede bij de telefoonnummers van [getuige 3] , [getuige 2] en [medeverdachte 1] werden bevraagd. Uit de ontvangen gegevens blijkt dat het telefoonnummer [GSM telefoonnummer] op de volgende tijden en masten is gelokaliseerd.
Op 12 augustus 2014 valt het telefoonnummer tussen 19:32 en 20:38 uur onder de mast Someren. Er is dan vier keer contact met het telefoonnummer van [getuige 2] en twee keer met het telefoonnummer van [getuige 3] . Vanaf 21:12 uur bevindt het telefoonnummer zich onder de masten in Nuth en Heerlen. Er wordt dan twee keer naar het telefoonnummer van [getuige 2] gebeld. Om 21:38 uur wordt wederom naar het telefoonnummer van [getuige 2] gebeld. Op dat moment valt het nummer onder de mast Kloosterraderplein Kerkrade. Om 21:45 uur valt het telefoonnummer onder de mast Peter Schunckstraat te Heerlen als er contact is met het nummer van [getuige 3] . De mast Kloosterraderplein te Kerkrade is 900 meter verwijderd van de Kipstraat te Kerkrade.
De rechtbank constateert dat uit deze objectief gestaafde bevindingen volgt dat de verdachte, die volgens zijn zus [getuige 3] en broer [getuige 2] belde met het nummer [GSM telefoonnummer] , vanuit Someren naar Kerkrade is gereisd in de avond van 12 augustus 2014.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verklaringen van [getuige 3] en [getuige 2] onbetrouwbaar zijn, omdat zij zichzelf buiten schot trachten te houden, en dat de verklaring van aangever [slachtoffer 1] onbetrouwbaar is vanwege diens psychische problematiek.
De rechtbank overweegt dat deze verklaringen allemaal steun vinden in objectieve bewijsmiddelen, zoals de objectieve getuigenverklaring van [getuige 1] , de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal van verbalisanten en het onderzoek naar de mastgegevens. Ook stemmen zij, in onderling verband bezien, met elkaar overeen. Daarmee heeft de rechtbank geen reden om aan het waarheidsgehalte van de gewraakte verklaringen te twijfelen en wordt de simpele stelling van de raadsman dat de verklaringen onbetrouwbaar zijn, verworpen.
De rechtbank acht daarmee bewezen dat de verdachte een van de personen met een honkbalknuppel was, die op 12 augustus 2014 de woning van [slachtoffer 1] zijn binnengedrongen en vervolgens zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] mishandeld hebben.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de verdachte opzet had op zwaar lichamelijk letsel bij de slachtoffers en of hij handelde met voorbedachten rade.
Opzet
Opzettelijk handelen is willens en wetens handelen. De rechtbank overweegt dat wanneer iemand op een ander mens inslaat met een houten honkbalknuppel, de kans op zwaar lichamelijk letsel dusdanig groot is dat het niet anders kan dan dat dergelijk letsel ook beoogd wordt door de dader. Daarmee acht zij bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft gehandeld. Nu de verdachte evenwel niet in zijn opzet is geslaagd, kan slechts een poging tot het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden bewezen.
Voorbedachten rade
Aangaande de voorbedachten rade overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven. Bij de vraag of sprake is van voorbedachten rade gaat het bij uitstek om een weging en waardering van de omstandigheden van het concrete geval, waarbij de rechter het gewicht moet bepalen van de aanwijzingen die voor of tegen het bewezen verklaren van voorbedachten rade pleiten. De vaststelling dat de verdachte voldoende tijd had om zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit vormt weliswaar een belangrijke objectieve aanwijzing, maar behoeft de rechter niet ervan te weerhouden aan contra-indicaties een zwaarder gewicht toe te kennen. Een en ander is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad.
Uit voornoemde bewijsmiddelen volgt dat de verdachte zich de problematiek van zijn zus [getuige 3] met haar onderbuurman [slachtoffer 1] erg aantrok en dat de intentie bij hem bestond om [slachtoffer 1] aan te pakken. Uit de mastgegevens volgt dat de verdachte daadwerkelijk vanuit Someren naar Kerkrade reisde. Vervolgens drong hij met geweld de woning van de onderbuurman binnen, samen met vrienden en gewapend met knuppels. Uit de verklaringen van de aangevers volgt dat de daders zich in de woning opsplitsten, waarna [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] apart werden mishandeld. Deze feiten en omstandigheden getuigen naar het oordeel van de rechtbank van een vooropgezet plan tot een doelgerichte strafexpeditie. De rechtbank neemt op grond hiervan als vaststaand aan dat de verdachte vóór de uitvoering van zijn daad, heeft nagedacht over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan daadwerkelijk rekenschap heeft gegeven. Van enige ogenblikkelijke gemoedsopwelling waarin verdachte zou hebben gehandeld is, mede gelet op het tijdsverloop, niet gebleken. Evenmin is gebleken van andere contra-indicaties die het aannemen van voorbedachten rade in de weg staan.
De rechtbank acht aldus de primair tenlastegelegde poging tot het, in vereniging, opzettelijk en met voorbedachten rade toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] bewezen.