ECLI:NL:RBLIM:2016:6077

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 juli 2016
Publicatiedatum
14 juli 2016
Zaaknummer
03/702667-14
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot verkrachting met vrijspraak voor andere feiten

Op 14 juli 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere pogingen tot verkrachting. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld voor drie pogingen tot verkrachting, gepleegd op 21 november 2014, 31 augustus 2013 en 19 september 2014. De verdachte heeft samen met een medeverdachte jonge vrouwen van hun fiets getrokken, hen in een auto gedwongen en geprobeerd hen weerloos te maken door middel van geweld en dreiging met een taser en een (nep)vuurwapen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte een vergelijkbare modus operandi hanteerden, waarbij ze telkens jonge vrouwen in de nachtelijke uren aanvielen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere ten laste gelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaar, rekening houdend met de ernst van de feiten en het feit dat de slachtoffers blijvende psychische schade hebben opgelopen. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die door de verdachte moeten worden betaald.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer: 03/702667-14
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 14 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens] ,
gedetineerd in [adresgegevens PI] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. A.C.J. Lina, advocaat kantoorhoudende te Venlo.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer feit 1] te verkrachten (primair) dan wel met een ander [slachtoffer feit 1] opzettelijk van de vrijheid heeft beroofd (subsidiair);
feit 2:met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer feit 2] te verkrachten (primair) dan wel met een ander [slachtoffer feit 2] opzettelijk van de vrijheid heeft beroofd (subsidiair);
feit 3:heeft geprobeerd [slachtoffer feit 3] te verkrachten;
feit 4:[slachtoffer feit 4] heeft verkracht;
feit 5:met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer feit 5] te verkrachten (primair) dan wel met een ander heeft geprobeerd [slachtoffer feit 5] opzettelijk van de vrijheid te beroven (subsidiair);
feit 6:met [slachtoffer feit 6] van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd welke mede bestonden uit het seksueel binnendringen van haar lichaam.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 5 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Met betrekking tot de feiten 4 en 6 heeft zij vrijspraak gevorderd, wegens het ontbreken van wettig bewijs.
Verdachte heeft ten aanzien van feit 1 een (deels) bekennende verklaring afgelegd in die zin dat hij de verweten gedragingen heeft verricht samen met medeverdachte [medeverdachte] . Bij de politie heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer feit 1] wilde beroven van haar telefoon en ter zitting heeft hij verklaard dat hij haar wilde ontvoeren en dat hij om losgeld had willen vragen. De officier van justitie acht deze verklaringen ongeloofwaardig.
Met betrekking tot feit 2 is een mengprofiel DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op de jas van [slachtoffer feit 2] . Tevens is er op de plaats delict een tas veilig gesteld waar DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte] op is aangetroffen. Volgens verschillende getuigen is deze tas uit de wegrijdende auto gegooid. In deze tas zat een verrekijker waarop DNA-materiaal van verdachte is aangetroffen. De door de getuigen beschreven grijze auto komt overeen met het uiterlijk van een [automerk] . Verdachte had in de periode waarop dit feit betrekking heeft, een [automerk] op zijn naam staan en verdachte maakte ook gebruik van deze auto. De modus operandi bij dit feit is bovendien vrijwel identiek aan die van feit 1.
Ook het onder 3 ten laste gelegde feit kan volgens de officier van justitie gekoppeld worden aan verdachte. [slachtoffer feit 3] is door een man met een bivakmuts op het fietspad bespoten met pepperspray, bedwelmd met een doek met een chemisch middel en in haar gezicht geslagen, waarna de man probeerde haar in de struiken te trekken. De man vluchtte in een witte hatchback-auto, nadat hij een flesje van de grond had opgeraapt. Verschillende getuigen zagen een witte auto wegrijden. Verdachte reed in die periode in een witte [automerk] , waarin op 15 oktober 2012 een ‘verkrachtingssetje’ is aangetroffen. Ook is op de plaats delict een kunststof dopje gevonden, waarop een mengprofiel DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte] wordt aangetroffen. Bovendien blijkt uit een pintransactie dat verdachte die nacht in Blerick was. Tevens vertoont de modus operandi grote overeenkomst met die van de feiten 1 en 2.
Ook feit 5 kan volgens de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen worden verklaard, nu is vastgesteld dat de auto van medeverdachte [medeverdachte] en haar beide telefoons aanwezig zijn geweest ten tijde van het feit op de plaats delict. Verder komt het door het slachtoffer [slachtoffer feit 5] opgegeven signalement overeen met het postuur van verdachte. Bovendien blijkt uit een geluidsfragment van dezelfde datum als het delict, aangetroffen op de telefoon van medeverdachte [medeverdachte] , dat zij met verdachte die dag op pad is geweest om meisjes te zoeken en dat er eerder die dag een poging was mislukt. Voorts heeft medeverdachte [medeverdachte] bij de politie verklaard dat als verdachte eerder was aangehouden, Sevenum en Malden niet waren gebeurd.
Al deze feiten kunnen volgens de officier van justitie gekwalificeerd worden als medeplegen van poging tot verkrachting. Met betrekking tot het oogmerk van verkrachting heeft de officier van justitie gewezen op de volgende feiten:
  • het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke zaken;
  • de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] inhoudende dat het doel van de zaak in Sevenum was het verkrachten van een meisje;
  • het feit dat tegen slachtoffer [slachtoffer feit 2] is gezegd dat zij verkracht zou worden en tegen [slachtoffer feit 3] is gezegd “ik wil neuken”;
  • er volgens de audiofragmenten meerdere malen op zoek is gegaan naar een ‘kleine slet’ en een ‘mooie geile blondine’;
  • de aangetroffen verkrachtingssetjes;
  • en de chatberichten over ‘chloro’.
Voor feit 4 dient vrijspraak te volgen, daar de verklaringen van aangeefster [slachtoffer feit 4] niet worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Voor feit 6 dient eveneens vrijspraak te volgen, daar de aangifte van [slachtoffer feit 5] niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat enkel het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde kan worden bewezenverklaard. Met betrekking tot de overige feiten dient verdachte te worden vrijgesproken.
Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman betoogd dat bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van de vrijheidsberoving van [slachtoffer feit 1] . De gedragingen van verdachte wijzen op wederrechtelijke vrijheidsberoving, hetgeen ook door het slachtoffer wordt verklaard. Er zijn geen bewijsmiddelen die erop wijzen dat zijn opzet gericht was op verkrachting van het slachtoffer.
Met betrekking tot feit 2 dient vrijspraak te volgen, omdat [slachtoffer feit 2] duidelijk heeft verklaard dat de daders in een voor haar onbekende taal met elkaar spraken, niet zijnde Duits, Engels of Nederlands, maar in een Oost-Europese taal. Verdachte spreekt vloeiend Duits, Italiaans en Nederlands met een accent, maar geen Pools of een andere Oost-Europese taal. Er is geen sprake van een herkenning van verdachte door het slachtoffer en het door haar gegeven signalement past op veel personen. Bovendien is verdachte met zijn 1.60 meter kleiner dan de opgegeven lengte van 1.75-1.80 meter. Voorts heeft verdachte een verklaring gegeven voor het feit dat zijn DNA-materiaal op de jas van het slachtoffer is aangetroffen, welke verklaring wordt ondersteund door het feit dat het een mengprofiel betreft. Bovendien dwingt het aantreffen van het DNA-materiaal ook niet tot de conclusie dat verdachte zelf ter plaatse was en/of de ten laste gelegde handelingen heeft verricht.
Ook ten aanzien van feit 3 dient vrijspraak te volgen, nu niet kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het delict op die plaats aanwezig was (het DNA van [medeverdachte] op het witte dopje en de pintransactie om 3.02 uur zijn hiervoor onvoldoende). Voorts is de modus operandi ook niet identiek aan die in de andere zaken, waarbij betrokkenheid van verdachte overigens ook niet is vastgesteld met uitzondering van feit 1. Bovendien is er een contra-indicatie voor betrokkenheid van verdachte, aangezien het slachtoffer heeft verklaard dat haar aanvaller accentloos Nederlands sprak en zij het gevoel had dat de aanvaller haar kende.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat voor feit 4 vrijspraak dient te volgen, aangezien het enige bewijs bestaat uit verklaringen van het slachtoffer [slachtoffer feit 4] en er geen steunbewijs voorhanden is.
Met betrekking tot feit 5 is geen direct bewijs voorhanden voor betrokkenheid van verdachte, noch is sprake van een herkenning door het slachtoffer. Niet de telefoon van verdachte, maar die van medeverdachte [medeverdachte] is gesignaleerd in de omgeving van de plaats delict. Bovendien heeft het slachtoffer [slachtoffer feit 5] slechts één persoon gezien bij het incident. Het ontbreekt derhalve ook aan bewijsmiddelen voor het medeplegen van verdachte.
Met de officier van justitie is de raadsman van mening dat voor feit 6 vrijspraak dient te volgen, aangezien het enige bewijs bestaat uit verklaringen van [slachtoffer feit 5] en er geen steunbewijs voorhanden is. Het feit dat niet meteen in 2012 aangifte is gedaan, bevestigt de stelling van verdachte dat een en ander met toestemming en medewerking van [medeverdachte] is gebeurd.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Vrijspraakoverwegingen
Met betrekking tot feit 4 en feit 6
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van de onder 4 en 6 ten laste gelegde feiten wegens het ontbreken van het wettige bewijs. In beide gevallen bevat het dossier enkel de verklaringen van de aangeefsters en ontbreekt steunbewijs, waardoor niet wordt voldaan aan het in het Wetboek van Strafvordering genoemde wettelijk bewijsminimum. De beide zaken zijn ook niet vergelijkbaar met de andere vier zaken. Het wettelijk bewijsminimum kan dan ook niet alsnog gehaald worden door het gebruik van schakelbewijs.
De rechtbank zal verdachte van deze feiten vrijspreken.
Met betrekking tot feit 3
De rechtbank is van oordeel dat verdachte ook van het onder 3 ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Hoewel de rechtbank er niet aan twijfelt dat de aangifte van [slachtoffer feit 3] juist is en dat hetgeen zij heeft verklaard ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden, bevat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen voor betrokkenheid van verdachte.
De enige aanwijzingen dat verdachte op de plaats delict aanwezig was, te weten: de ruim anderhalf uur van tevoren uitgevoerde pintransactie met zijn pinpas in de buurt van de plaats delict en het vlakbij de plaats delict aangetroffen witte dopje met DNA-materiaal van medeverdachte [medeverdachte] , acht de rechtbank onvoldoende voor het vaststellen van betrokkenheid van verdachte. Te meer nu verdachte ter zitting heeft verklaard de betreffende route dagelijks meerdere malen met zijn auto te hebben afgelegd vanaf zijn huisadres in [plaats] naar zijn vriendin [medeverdachte] in [plaats] en het dan ook goed mogelijk is dat afval van hem en [medeverdachte] langs de kant van de weg te vinden is. Ook het feit dat verdachte in deze periode in een kleinere witte auto reed en er ongeveer een maand later in diezelfde auto een verkrachtingssetje is aangetroffen, legt onvoldoende gewicht in de schaal.
Anders dan de officier van justitie heeft aangevoerd, komt ook de modus operandi niet overeen met die van de andere ten laste gelegde feiten. Het betreft in dit geval namelijk:
  • een alleen opererende dader,
  • die weliswaar heeft geprobeerd het slachtoffer te bedwelmen met chemische middelen, maar daarvoor geen GHB heeft gebruikt,
  • en die kennelijk niet het voornemen had het slachtoffer in zijn auto te plaatsen en naar elders mee te nemen, maar haar ter plekke langs de kant van de weg in de struiken heeft willen verkrachten.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettige bewijsmiddelen zijn om tot een veroordeling van verdachte voor dit feit te kunnen komen. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit feit vrijspreken.
3.3.2
Bewijsmiddelen [1] en overwegingen
Bewijsmiddelen
Feit 1 gepleegd op 21 november 2014
Aangeefster [slachtoffer feit 1] heeft bij haar aangifte [2] onder meer het volgende verklaard:
“Vanmorgen, vrijdag 21 november 2014 omstreeks 09:15 uur ben ik thuis met mijn fiets weg gereden. Ik woon bij mijn ouders op het adres [adres] . Ik ben vanaf het [route] gefietst. Vervolgens reed ik naar de [plaats delict] en daar is het gebeurd. Ik fietste alleen over deze weg en toen zag ik plotseling een man met een bivakmuts op me af komen. Ik zag dat de man in één van zijn handen een pistool had. Ik denk dat hij dat pistool in zijn linkerhand vasthield. Met de andere hand heeft hij me namelijk vastgegrepen. Ik werd door de man van de fiets afgetrokken en ik viel op de grond. De man had me vast en trok mij mee naar een auto die daar aan de kant stond. Ik zag dat de kofferbak van die auto open stond. Hij trok me naar de achterkant en duwde me in de kofferbak. Hij deed deze dicht en ging toen zelf achterin de auto zitten. Ik zag toen dat hij een tang in zijn hand had. Hij zette die tang in mijn linkerbeen. Hij wilde door mij pijn te doen op die manier mijn gsm in handen krijgen. Ook sloeg hij mij diverse keren. Dat deed hij met zijn handen. Hij sloeg mij telkens met een vuist. Dit deed pijn en het ging ook erg bloeden. Ik zag dat de man ook plakband had. Dat was zwarte tape, een rol. Ik noem het duct-tape. Hij heeft ook iets van de rol open gemaakt en wilde dit op mijn mond plakken, maar dat lukte hem niet. Ook had hij touw bij zich, meer een soort plastic. Ik denk dat hij me daarmee vast wilde binden, maar ik pleegde te veel verzet en daarom lukte het niet. Het was mij opgevallen dat hij in de auto allerlei spullen klaar had liggen in een soort koffer. Daar zat die tang ook in. De man had ook de beschikking over een klein plastic flesje. Je kon er in knijpen. De man deed dat flesje in mijn mond en kneep er toen in. Ik proefde het wel maar ik herinner me dat ik het meeste heb uitgespuugd.
Op het moment dat de man mij naar de auto bracht, toen ik net van de fiets af was getrokken, zag ik een vrouw in de auto zitten. Die vrouw zat op de bijrijdersplek. Op het moment dat de man in de auto zat en ik in de kofferbak, is zij achter het stuur gaan zitten en heeft zij de auto bestuurd. De vrouw heeft gedurende de hele tijd niets gezegd.
Op een bepaald moment moesten we stoppen bij een T-splitsing. Ik heb nu net via google gezien dat we dus op de [straatnaam] reden in de richting van de [straatnaam] . De bestuurster moest voorrang geven aan de auto op die weg. Ik keek toen snel waar we waren en toen herkende ik die plaats ook. Naast de ezels daar heb je een weggetje en daar reed de vrouw aansluitend in. Toen ging ze helemaal rechtdoor en toen moest ze stoppen van die man. Vrij snel nadat we begonnen te rijden heeft de man me bij zich gepakt op de achter-bank. Toen de vrouw moest stoppen was hij denk ik van plan om me terug te duwen in de kofferbak van de auto. We stapten dan ook allebei uit de auto. Ik bedoel de man en ik. Hij wilde mij in de kofferbak duwen door me achter weer terug erin te zetten. Dat is ook het moment geweest dat ik heb kunnen vluchten. Hij had mij niet stevig genoeg vast, enkel aan mij haren. Daar trok hij aan, maar toch wist ik weg te rennen.”
Verdachte heeft bij de politie [3] onder meer verklaard dat hij op 21 november 2014 samen met [medeverdachte] rondjes reed in de buurt van Blerick. Verdachte zag een meisje op de fiets aankomen en passeren. Hij is haar voorbij gereden en heeft de auto in een bocht bij het bos neergezet. Verdachte heeft een muts over zijn hoofd getrokken en een speelgoedpistool gepakt. Hij is uitgestapt, heeft de kofferklep open gezet, zodat het meisje de kentekenplaat niet kon zien, en is achter een boom gaan staan. Toen het meisje voorbij reed is verdachte achter haar aangerend en zijn ze beiden ten val gekomen. Verdachte heeft het meisje in de kofferbak geduwd en de klep dicht gedaan. [medeverdachte] was voorin gaan zitten en is weggereden. Verdachte ging achterin zitten en heeft de leuning aan de rechterzijkant naar voren geklapt en tegen het meisje gezegd dat ze haar telefoon moest afgeven. Dat deed zij niet. Verdachte heeft het meisje vervolgens geslagen. Ook heeft verdachte geprobeerd haar de mond te snoeren en haar handen te boeien met tape, maar dit lukte niet. Toen heeft verdachte geprobeerd haar handen vast te binden met touw, maar ook dat lukte niet. Verdachte heeft vervolgens een flesje met vloeistof in haar mond gespoten. Op een gegeven moment is het meisje op de achterbank terecht gekomen. De auto is gestopt en verdachte en het meisje zijn uitgestapt. Verdacht wilde het meisje weer in de kofferbak plaatsen. Op dat moment is het meisje gevlucht.
Verdachte heeft ter terechtzitting van 30 juni 2016 verklaard dat hij inderdaad ook een stroomstootwapen heeft gebruikt om het meisje rustig te krijgen.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie [4] onder meer het volgende verklaard:
“Ik heb alleen de fiets gepakt en aan de kant gezet, omdat ik niet achteruit kon rijden. Toen ik die fiets weg had gezet, zat [verdachte] al met dat meisje in de auto. Ik moest van [verdachte] gaan rijden. Ik heb later de auto schoongemaakt voor het huis van mij en [getuige 1] . [verdachte] sms’te mij de hele tijd dat ik eraan moest denken om de auto schoon te maken. Ik maakte die auto schoon zodat ik er niet van verdacht zou worden. De politie had bloed en die lange blonde haren kunnen zien.”
Getuige [getuige 1] [5] heeft bevestigd dat hij met [medeverdachte] de auto heeft schoongemaakt en de goederen uit deze auto nog in zijn woning stonden.
Getuige [getuige 2] heeft op 24 maart 2015 de goederen welke na de schoonmaak van de [automerk] in de woning van [getuige 1] terecht waren gekomen aan de politie overhandigd. Dit betrof onder andere een tas met daarin een taser, een vuurwapen, tieraps, een stuk touw, een flesje vloeistof en twee bivakmutsen. [6]
Het stroomstootwapen (taser) is nader onderzocht en daarop is een DNA-profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van [slachtoffer feit 1] . De kans dat een DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [7]
Feit 2 gepleegd op 31 augustus 2013
Aangeefster [slachtoffer feit 2] heeft bij de politie [8] onder meer het volgende verklaard:
“Ik ben op 31 augustus 2013 naar het uitgaanscentrum “ [naam] ” te [plaats] geweest. Ik ben daarna ’s nachts naar mijn huis in [plaats] gefietst. Op de [straatnaam] zag ik dat er ter hoogte van de aardbeienkweker een auto stond geparkeerd. Het was een kleine lichtgrijze auto. Het leek op een 45 km-auto. De achterkant van de auto was recht. Toen ik bij de auto kwam, zag ik dat er een persoon van achter die auto het fietspad op sprong. Omdat de man midden op het fietspad stond, moest ik wel stoppen. Ik weet niet of hij tegen mijn fiets duwde of iets anders, maar in ieder geval liet ik mijn fiets vallen en die viel op de grond. Vervolgens pakte die man mij vast en kwam ik ook op de grond terecht. Vervolgens kwam die man achter mij, ik lag op mijn rechterzij, en hij hield mijn mond dicht, waardoor ik heel moeilijk lucht kreeg. Toen moest ik opstaan en in de auto plaatsnemen. Ik meen dat ik de tweede man zag staan aan de voorzijde van de auto. Die tweede man ging achter het stuur zitten en de eerste man nam naast mij plaats op de achterbank. De man naast mij zei iets op boze toon tegen de man achter het stuur. Ik meen dat het een Oost-Europese taal was. De man achter het stuur moest wegrijden. Ik kreeg een soort bivakmuts over mijn hoofd waardoor ik niets meer kon zien. Even later was die muts weer af. De man had een taser en een flesje in zijn handen. Ik kreeg te horen dat ik van dat flesje moest drinken. Ik heb de man gevraagd wat ze met mij gingen doen. Ik hoorde dat de man zei “verkrachten”. Ik moest het flesje opdrinken en de man zette de taser in mijn nek. Hij zei dat het flesje was om te slapen. Hij sprak steeds met korte woorden in het Nederlands en het Duits. Bij de spoorwegovergang heb ik de deur opengemaakt en ben ik naar buiten gesprongen. Ik voelde dat de man mij aan mijn haren vastpakte toen ik uit de auto sprong en mij naar achteren trok. De auto verminderde geen vaart en ik ben nog honderd meter door die auto meegesleurd. Toen ik uit de auto sprong, voelde ik hevige stroomstoten in mijn nek.”
Uit de historische bevraging van de Dienst Wegverkeer komt naar voren dat verdachte van 28 december 2010 tot 02 september 2013 een [automerk] lichtgrijs, [kenteken] op zijn naam heeft gehad. Het door aangeefster genoemde model auto komt overeen met het model [automerk] , zoals verdachte op zijn naam had staan. [9]
Getuige [getuige 3] [10] heeft verklaard dat de betreffende [automerk] feitelijk haar eigendom was, maar dat verdachte deze op zijn naam had gesteld. Verdachte kon van deze auto in de avond- en nachturen gebruik maken.
De getuigen [getuige 4] [11] en [getuige 5] [12] hebben verklaard dat er een katoenen tas op de [straatnaam] te [plaats] was achtergebleven. Zij hebben verklaard dat zij wakker werden van het geschreeuw van een vrouw. Buiten zagen zij een vrouw die helemaal in paniek was. Iets verderop stond een auto. Die auto stond in eerste instantie stil, er werd een tas uit de auto gegooid en vervolgens trok de auto hard op en reed snel weg. [13]
Deze tas is aangetroffen op de [straatnaam] in [plaats] . De tas en de inhoud daarvan zijn aan onderzoek onderworpen en bemonsterd. [14]
Op de verrekijker die in de betreffende tas is aangetroffen, wordt een DNA-profiel aangetroffen dat afkomstig kan zijn van verdachte. De kans dat een DNA-profiel van een willekeurig gekozen persoon matcht met dit DNA-profiel is kleiner dan één op één miljard. [15]
Ook is de jas van het slachtoffer [slachtoffer feit 2] onderworpen aan nader onderzoek, waarbij op twee plekken op de schouders een DNA-mengprofiel is aangetroffen van vier of vijf personen, waarvan minimaal één man, waaronder het DNA-profiel verdachte. Omdat in DNA-mengprofielen niet alle DNA-kenmerken van alle celdonoren zichtbaar zijn, is het niet mogelijk om een ‘standaard’ statistische berekening uit te voeren voor het vaststellen van de bewijskracht van de gevonden match met het DNA-profiel van verdachte. [16]
Feit 5 gepleegd op 19 september 2014
Aangeefster [slachtoffer feit 5] heeft bij de politie [17] onder meer het volgende verklaard:
“Vandaag 19 september 2014, omstreeks 03:00 uur, fietste ik samen met [naam] naar huis van Nijmegen naar Malden. Wij fietsten over de [straatnaam] te Malden. [naam] sloeg bij de verkeerslichten van de hockeyclub rechtsaf. Ik moest nog een klein stukje fietsen naar huis en ben alleen verder gegaan. Toen ik ter hoogte van de rotonde fietste zag ik een persoon uit een mat grijze auto stappen. Deze auto stond aan de rechterzijde van de rijksweg met de neus in de richting van Malden op een parkeerplaats net voor de rotonde. De auto is hoger dan onze auto (Opel Astra). Ik zag dat de man een zwarte muts op had waaruit ogen geknipt waren. Ik dacht dit is niet goed en ben heel hard gaan schreeuwen, omdat ik bang was voor deze persoon. Ik kan de man als volgt omschrijven: brede schouders, ongeveer 1.70-1.75 meter groot, zwarte kleding, sportief type, ik bedoel dat hij een driehoekig bovenlichaam had. Ik zag dat de man op mij af kwam rennen. Ik vond dat de man klein was, voor een man dan. Ik voelde dat hij tegen de linkerzijde van mijn nek duwde, ik denk met zijn hand. Ik viel met mijn fiets op de grond, deels in de berm/struiken. Ik bleef heel hard gillen. Ik voelde dat de man mij bij mijn linker bovenarm aanraakte en ook weer gelijk losliet. Ik zag dat de man naar de auto rende waar hij net daarvoor uitgestapt was, instapte en wegreed in de richting van het centrum van Malden.”
Uit het onderzoek telecommunicatie [18] blijkt dat de mobiele telefoon van medeverdachte [medeverdachte] met telefoonnummer [telefoonnummer] [19] op 19 september 2014 te 03:07:36 uur is aangestraald door een mast in Mook, in welk gebied de Rijksweg Nijmegen – Venlo is gelegen. Ook het telefoonnummer [telefoonnummer] is op 19 september 2014 te 03:08:37 uur aangestraald door een mast in Mook, in welk gebied de Rijksweg Nijmegen – Venlo is gelegen. Laatstgenoemd telefoonnummer is gekoppeld aan een telefoon die is aangetroffen bij medeverdachte [medeverdachte] bij haar aanhouding op 1 december 2014. [20]
Uit onderzoek van ARS Traffic & Transport Technology in Den Haag [21] is gebleken dat de auto met het Duitse kenteken [kenteken] op 19 september 2014 om 01:07:55 uur, om 02:40:27 uur en om 03:04:41 is geregistreerd op de N844 te Nijmegen/Malden tussen [straatnaam] en de [straatnaam] in zuidelijke richting. Dit kenteken hoort bij de [automerk] waarin medeverdachte [medeverdachte] op 1 december 2014 is aangehouden. [22] Verdachte heeft verklaard dat ook hij gebruik maakt van deze auto. [23]
Tijdens de aanhouding van medeverdachte [medeverdachte] is haar mobiele telefoon Samsung GT-i9195 inbeslaggenomen. [24] Op deze telefoon zijn diverse geluidsopnamen aangetroffen. Deze geluidsopnamen zijn door een beëdigd tolk beluisterd en vertaald. [25]
Gesprek 3 september 2014 te 06:57 uur [26] :
[verdachte] : We wilden toch morgen een mooie geile blondine halen, weet je nog? Kun jij je dat nog herinneren?
[medeverdachte] : Ja dat ben ik niet vergeten.
[verdachte] : Blondie heeft geluk gehad. Dat wordt niks meer met jou.
[medeverdachte] : We kunnen het nog altijd halen, jij stommerik.
[medeverdachte] : En wat als ik de school zou observeren totdat de school uit is. Dan hebben we eerder een kans.
[verdachte] : Dan kun je eerder gezien worden. Wat we kunnen doen, eerst observeren.
Dan zoek je er een uit. Die volgen.
[medeverdachte] : Nee, die ene eruit halen.
Gesprek 6 september 2014 te 08:55 uur [27] :
[verdachte] : Ze komt! Hierheen.
[medeverdachte] : Hier, hier in het bos?
[verdachte] : Nee, in deze richting. Waar is mijn schietijzer? Waar is mijn schietijzer?
[medeverdachte] : Wat?
[verdachte] : Waar heb je het schietijzer?
[medeverdachte] : Het schietijzer? Pas liever op, er was net een auto. Ik zou liever wachten en
een betere positie afwachten.
Gesprek 19 september 2014 te 13:59 uur [28] :
[verdachte] : Ik verwijt jou helemaal niets. Ik ben hartstikke onder invloed van drugs,
[medeverdachte] gisteravond mislukt omdat we naar huis zijn gereden en vanmorgen mislukt omdat wij weer zijn teruggereden, toen heb jij gezegd dat jij geen zin
meer hebt naar huis, dat we rondrijden. Omdat jij altijd in slaap valt, [medeverdachte] ,
kan ik ze uiteindelijk ook alleen pakken. Wat is het probleem daarbij?
[medeverdachte] : Omdat ik dan helemaal niets meekrijg, ik zou niet mee kunnen krijgen of jij..eh. Mijn enige zorg zou heel eerlijk zijn dat jij het dan zou doen en ik helemaal niets meekrijg en dat die dan alweer gaat en ik helemaal niets meekrijg, dat jij ook maar iets hebt gedaan. Ho, ho.
Gesprek 19 september 2014 te 14:09 uur [29] :
[medeverdachte] : Ik voel me echt niet goed, laat het ons tot morgen uitstellen.
[verdachte] : Wilde ik niet omdat ik gistermorgen al moest stoppen. Ik dacht dat jij
tenminste een keer volhoudt.
[medeverdachte] : Bah, jij bent echt.. dacht dat je tenminste een keer volhoudt, ik heb zo vaak
volgehouden. Toen hebben wij urenlang, urenlang, urenlang, urenlang
gereden.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij deze gesprekken inderdaad met [medeverdachte] heeft gevoerd.
Overige bewijsmiddelen
Op 15 oktober 2012 zijn medeverdachte [medeverdachte] en getuige [getuige 6] in een Volkswagen Golf met het kenteken [kenteken] door de politie gecontroleerd. Daarbij is een ‘verkrachtings-setje’ aangetroffen, bestaande uit een bivakmuts, handschoenen, pepperspray, condooms, tieraps, ‘Oral Jelly’, een tablet die werkt bij erectiestoornissen en een onbekende vloeistof aangetroffen. Deze vloeistof blijkt GHB te zijn. De betreffende auto staat op naam van verdachte.
Tussenconclusie:
Kenmerkend voor deze drie feiten is naar het oordeel van de rechtbank de door de daders gehanteerde goeddeels vergelijkbare modus operandi. Het betreft telkens jonge vrouwen op de fiets die in de nachtelijke of vroege ochtenduren van hun fiets af worden geduwd of getrokken door een man, worden vastgepakt, waarbij wordt geprobeerd de slachtoffers met een vloeistof (GHB) weerloos te maken en zij gedwongen worden in een gereedstaande auto te stappen. In het geval van de slachtoffers [slachtoffer feit 1] (feit 1) en [slachtoffer feit 2] (feit 2) worden zij ook daadwerkelijk een eind meegenomen in de auto, welke door een tweede dader wordt bestuurd. In het geval van [slachtoffer feit 5] (feit 5) is verdachte er niet in geslaagd het slachtoffer in de auto te krijgen, naar alle waarschijnlijkheid, omdat ze direct hard is gaan gillen en zich in de nabijheid van de bebouwde kom bevond en verdachte er vandoor is gegaan.
Verdachte heeft ten aanzien van het slachtoffer [slachtoffer feit 1] (feit 1) bekend dat hij de man is waarover het slachtoffer heeft verklaard.
Ten tijde van feit 2 had verdachte een licht grijze [automerk] op zijn naam staan, deze auto komt overeen met het model dat door het slachtoffer [slachtoffer feit 2] en de getuigen wordt beschreven. Voorts is DNA-materiaal van verdachte aangetroffen op de jas van het slachtoffer, op de plek waar de dader haar vast zou hebben gepakt. Op de verrekijker, afkomstig uit de tas welke volgens de getuigen uit de auto is gegooid, is eveneens DNA-materiaal van verdachte aangetroffen. Verdachte heeft aangevoerd dat zijn DNA via secundaire overdracht, door derden die zijn jas hebben gedragen, op de jas van het slachtoffer is gekomen. De rechtbank acht dit zeer onaannemelijk.
Blijkens de telefoongegevens en de gegevens van ARS was zowel de auto als de telefoon van [medeverdachte] ten tijde van feit 5 in de omgeving van Malden en in ieder geval in de buurt van de plaats delict. Deze auto betreft een [automerk] met het Duitse kenteken [kenteken] welke eveneens bij feit 1 is gebruikt en waarvan ook verdachte gebruik maakte. Verder blijkt uit de geluidsopnamen uit de telefoon van [medeverdachte] dat zij met verdachte die dag op pad is geweest met het doel om meisjes te vinden en dat er die ochtend een poging is mislukt.
Gelet op de hiervoor onder het kopje bewijsmiddelen opgenomen bewijsmiddelen en overige bewijsmiddelen en de hierboven onder het kopje tussenconclusie opgenomen overwegingen, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die – telkens samen met een ander – de onder 1, 2 en 5 ten laste gelegde handelingen heeft verricht. Daarbij beschouwt de rechtbank de bewijsmiddelen van deze drie zaken in onderling verband en samenhang.
Waar was het opzet van verdachte op gericht?
De laatste vraag waar de rechtbank zich voor gesteld ziet, is de vraag waar het opzet van verdachte op gericht was. Wat wilde verdachte bereiken met de bewezen verklaarde handelingen?
De rechtbank is van oordeel dat het gelet op:
- het meermalen aantreffen en ook daadwerkelijk gebruiken van/gebruikt zijn van verkrachtingssetjes in auto’s waarvan ook verdachte gebruik maakte,
- de inhoud van de geluidsopnamen waaruit volgt dat verdachte en [medeverdachte] meermalen op zoek zijn gegaan naar een ‘kleine slet’ en een ‘mooie geile blondie’,
- het feit dat tegen [slachtoffer feit 2] is gezegd dat het de bedoeling was om haar te gaan verkrachten,
- in combinatie met de gehanteerde modus operandi bij alle drie de feiten,
wettig en overtuigend bewezen kan worden dat het opzet van verdachte zowel bij feit 1, als bij feit 2 als bij feit 5 was gericht op het verkrachten van de slachtoffers.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
1.
op 21 november 2014 te Sevenum, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 1] , met dat opzet met zijn mededader naar Sevenum is gegaan, waarbij verdachte en/of zijn mededader
- met een bivakmuts over zijn hoofd op [slachtoffer feit 1] is afgerend en
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die
[slachtoffer feit 1] heeft getoond en
- [slachtoffer feit 1] heeft vastgepakt en
- [slachtoffer feit 1] van haar fiets heeft getrokken en
- [slachtoffer feit 1] naar een door verdachte bestuurde personenauto heeft getrokken en
in de kofferbak van die personenauto heeft geduwd en
- vervolgens met die personenauto is gaan rijden en
- een taser op een been van [slachtoffer feit 1] heeft gezet en
- heeft getracht de telefoon van [slachtoffer feit 1] af te nemen en
- [slachtoffer feit 1] meermalen heeft geslagen en
- heeft getracht de mond van [slachtoffer feit 1] met duct-tape dicht te plakken en
- heeft getracht [slachtoffer feit 1] met touw vast te binden en
- een vloeistof in de mond van [slachtoffer feit 1] heeft gespoten of gebracht en
- aan de haren van [slachtoffer feit 1] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2.
hij op 31 augustus 2013 te Horst en te Tienray, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 2] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 2] , met dat opzet met zijn mededader naar Horst en Tienray is gegaan, waarbij verdachte en/of zijn mededader
- voor [slachtoffer feit 2] op het fietspad is gesprongen en tegen de fiets van [slachtoffer feit 2] heeft geduwd en [slachtoffer feit 2] heeft doen stilstaan en [slachtoffer feit 2] heeft vastgepakt en [slachtoffer feit 2] ten val heeft gebracht en
- de mond van [slachtoffer feit 2] heeft dichtgedrukt (gehouden) en [slachtoffer feit 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen [slachtoffer feit 2] heeft gezegd dat zij in een auto moest plaatsnemen en
- ( vervolgens) toen [slachtoffer feit 2] in de auto zat, met die auto is weggereden en
- een (bivak)muts over het hoofd van [slachtoffer feit 2] heeft gedaan, en
- een taser heeft voorgehouden en getoond aan [slachtoffer feit 2] en [slachtoffer feit 2] een flesje met vloeistof heeft overhandigd en tegen [slachtoffer feit 2] heeft gezegd dat zij dat flesje leeg moest drinken en
- toen [slachtoffer feit 2] vroeg wat ze met haar gingen doen heeft geantwoord:
"Verkrachten." en
- toen [slachtoffer feit 2] uit de (rijdende) auto gesprongen was, een taser in de nek van
[slachtoffer feit 2] heeft gezet en [slachtoffer feit 2] een of meer stroomstoten heeft toegediend en
[slachtoffer feit 2] bij de haren heeft vastgepakt en
- ( vervolgens) [slachtoffer feit 2] , vanuit een rijdende auto, (ongeveer 100 meter) over het wegdek heeft meegesleurd/meegetrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
5.
hij op 19 september 2014 te Malden, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander door geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 5] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 5] , met dat opzet met zijn mededader naar Malden is gegaan en zich met een auto heeft opgesteld langs een weg waarbij verdachte
- naar de langsfietsende [slachtoffer feit 5] toe is gerend en op het fietspad is gaan staan en daarmee de weg heeft geblokkeerd voor [slachtoffer feit 5] en
- [slachtoffer feit 5] tegen haar nek heeft geduwd, haar van haar fiets heeft geduwd en haar heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 5 primair:
medeplegen van poging tot verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De verdachte is strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

5.De straf en/of de maatregel

5.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaar en 8 maanden met aftrek ex artikel 27 Wetboek van Strafrecht, zijnde de maximale straf voor het viermaal medeplegen van poging tot verkrachting.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gevorderd ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde onder feit 1 aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest. Ten aanzien van de overige feiten heeft de raadsman geen strafmaatverweer gevoerd, daar hij vrijspraak heeft bepleit.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van drie pogingen tot verkrachting. Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte tot twee keer toe een meisje van haar fiets getrokken, die meisjes in de auto gedwongen, ze hardhandig vastgegrepen, ze geslagen dan wel bedreigd met een taser en een (nep)vuurwapen, getracht ze weerloos te maken door ze GHB te laten drinken en ze mee te nemen naar een onbekende bestemming om ze te verkrachten. Eén van de meisjes is, toen ze probeerde te ontsnappen uit de auto, door verdachte met de taser bewerkt en aan haar haren bijna honderd meter meegesleurd door de rijdende auto. In een derde geval is verdachte er niet in geslaagd het meisje in de auto te krijgen, naar alle waarschijnlijkheid, omdat ze direct hard is gaan gillen en zich in de nabijheid van de bebouwde kom bevond. Dat het bij pogingen is gebleven is geenszins te danken aan het handelen van verdachte, maar aan het daadkrachtige optreden van de slachtoffers zelf.
Verdachte heeft door zijn handelen van de nog jonge slachtoffers een onbevangen leven afgenomen. Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van zedenmisdrijven langdurig psychische schade ondervinden. De slachtoffers die gebruik hebben gemaakt van hun spreekrecht, hebben ter terechtzitting verteld dat dit ook bij hen het geval is, en dat hetgeen hen door verdachte is aangedaan nog dagelijks hun leven beïnvloed. Ze hebben zich lange tijd onveilig gevoeld, en eigenlijk is dat nog steeds zo. Ze hebben studievertraging opgelopen en ze hebben zich onder behandeling moeten stellen van een psycholoog om weer normaal aan het leven te kunnen deelnemen. Het leven van de slachtoffers is door de poging tot verkrachting blijvend beïnvloed. Daarnaast brengen feiten zoals de onderhavige niet alleen bij de direct betrokkenen angstgevoelens en gevoelens van onveiligheid teweeg, maar tevens in de gehele maatschappij.
Verdachte heeft voor zijn daden geen enkele verantwoordelijkheid getoond en hij heeft geen openheid van zaken willen geven over zijn betrokkenheid bij de feiten. Daarmee maakt verdachte duidelijk dat hij zijn eigen belang nog steeds ver boven dat van zijn slachtoffers stelt. Daarmee toont hij ook aan nog altijd niets te voelen van enig medeleven met de slachtoffers of van spijt van wat hij hen heeft aangedaan.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van de feiten maakt dat een gevangenisstraf van meerdere jaren op zijn plaats is.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder in Duitsland tot een gevangenisstraf van acht jaar is veroordeeld voor een soortgelijk feit.
Alles overwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van acht jaren met aftrek als bedoeld in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden. De rechtbank komt daarmee tot een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, nu zij driemaal een poging tot verkrachting heeft bewezenverklaard, terwijl aan de eis van de officier van justitie vier pogingen tot verkrachting ten grondslag lagen.

6.De benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen

De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 1]
De benadeelde partij [slachtoffer feit 1] vordert een schadevergoeding van € 8.354,50 ter zake van feit 1, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 1.354,50 en immateriële schade ten bedragen van € 7.000,-.
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer feit 1] in zijn geheel voor toewijzing vatbaar inclusief wettelijke rente onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman refereert zich tot een bedrag van € 2.854,50, zijnde het bedrag dat ook in de strafzaak van medeverdachte [medeverdachte] is toegewezen, aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank overweegt dat uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 8.354,50 en aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, heeft de benadeelde partij de mogelijkheid om in de strafzaak jegens verdachte het gevorderde schadebedrag te wijzigen ten opzichte van de vordering in een eerdere strafzaak jegens een medeverdachte. Nu het thans gevorderde bedrag op inhoud niet door de verdediging is weersproken, zal de rechtbank deze vordering tot een bedrag van € 8.354,50 toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2014 tot aan de dag van de volledige voldoening. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Verdachte is, samen met zijn mededader, naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Voorts zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken thans vastgesteld op nihil.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer feit 2]
De benadeelde partij [slachtoffer feit 2] vordert een schadevergoeding van € 24.191,11 ter zake van feit 2, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 9.191,11 en immateriële schade ten bedrage van € 15.000,-.
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer feit 2] in zijn geheel voor toewijzing vatbaar inclusief wettelijke rente onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleitte vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
De rechtbank overweegt dat nu uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat aan de benadeelde partij door het hiervoor onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade is toegebracht tot een bedrag van € 24.191,11, en aan verdachte ter zake van dat feit een straf zal worden opgelegd en de vordering tot dit bedrag niet door de verdediging is weersproken, zij deze vordering tot een bedrag van € 24.191,11 zal toewijzen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 augustus 2013 tot aan de dag van de volledige voldoening. De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Verdachte is, samen met zijn mededader, naar burgerlijk recht aansprakelijk voor deze schade.
Voorts zal de rechtbank verdachte veroordelen in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken thans vastgesteld op nihil.
De benadeelde partij [slachtoffer feit 3]
De benadeelde partij [slachtoffer feit 3] vordert een schadevergoeding van € 2.158,49 ter zake van feit 3, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 458,49 en immateriële schade ten bedrage van € 1.700,-.
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer feit 3] in zijn geheel voor toewijzing vatbaar inclusief wettelijke rente onder oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De raadsman heeft zich, gelet op de bepleitte vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.
De benadeelde partij [slachtoffer feit 4]
De benadeelde partij [slachtoffer feit 4] vordert een schadevergoeding van € 10.416,52 ter zake van feit 4, bestaande uit materiële schade ten bedrage van € 416,52 en immateriële schade ten bedrage van € 10.000,-
De officier van justitie en de raadsman hebben zich, gelet op de gevorderde en bepleite vrijspraak, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
Aangezien aan de vordering een feitencomplex ten grondslag ligt waarvoor verdachte niet zal worden veroordeeld, dient de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering te worden verklaard.
Aangezien de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering zal worden verklaard, zal de verdachte niet worden veroordeeld in de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt. Niet gebleken is dat verdachte (extra) kosten heeft gemaakt ten aanzien van de civiele vordering. De rechtbank zal deze kosten vaststellen op nihil.

7.Het beslag

Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat onder meer inbeslaggenomen zijn de volgende goederen:
sjaal (518544)
ketting met kruis (518264)
gsm Samsung (517697)
gsm Samsung Galaxy mini (519849)
bon WESTERN UNION (524174)
gsm Samsung (581261)
gsm Nokia (581264)
sleutelbos (585480)
brief RDW (585532)
rekening motorrijtuigenbelasting [kenteken] (585534)
rekening motorrijtuigenbelasting [kenteken] (585537)
bezwaarschrift motorrijtuigenbelasting [kenteken] (585539)
rekening motorrijtuigenbelasting [kenteken] (585540)
dwangbevel [kenteken] (585541)
dwangbevel [kenteken] (585542)
dwangbevel [kenteken] (585559)
stuk papier (585494)
stuk papier (585496)
stuk papier (585497)
stuk papier (585498)
stuk papier (585500)
stuk papier (585504)
boekingsbewijs en overboeking WESTERN UNION (585505)
RDW autoverzekering [kenteken] (585530).
Nu met betrekking tot deze voorwerpen niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, dienen deze te worden teruggegeven aan verdachte.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f, 45, 47, 57 en 242 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van de onder
3, 4 en 6ten laste gelegde feiten;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit/de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor de feiten
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
- wijst de vorderingen van de hierna te noemen benadeelde partijen toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij de daarbij vermelde bedragen te betalen:
-
- [slachtoffer feit 1] € 8.354,50 21 november 2014
-
- [slachtoffer feit 2] € 24.191,11 31 augustus 2013
te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum,
genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening
- bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partijen in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen, bij niet betaling en verhaal te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
-
- [slachtoffer feit 1] € 8.354,50 76 dagen hechtenis 21 november 2014
-
- [slachtoffer feit 2] € 24.191,11 155 dagen hechtenis 31 augustus 2013
met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf de datum, genoemd bij bovenvermelde bedragen, tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in bepaalt dat voor zover dit bedrag door de mededader is betaald, de verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de staat te betalen;
  • verklaart de benadeelde partijen
  • veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil;
Beslag
- gelast de
teruggavevan de inbeslaggenomen goederen aan verdachte, die op de beslaglijst zijn genummerd
1 tot en met 24.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.V. Pelsser, voorzitter, mr. A.K. Kleine en mr. K.J.H. Hoofs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 14 juli 2016.
Mr. A.K. Kleine is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is – na vordering nadere omschrijving tenlastelegging – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 november 2014 te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas en/althans te Sevenum, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 1] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 1] , met dat opzet met zijn mededader naar Maasbree en Sevenum is gegaan, waarbij verdachte en/of zijn mededader
- met een bivakmuts over zijn hoofd op [slachtoffer feit 1] is afgerend en
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan [slachtoffer feit 1] heeft getoond en
- [slachtoffer feit 1] heeft vastgepakt en
- [slachtoffer feit 1] van haar fiets heeft getrokken en
- [slachtoffer feit 1] naar een door verdachte bestuurde personenauto heeft getrokken en in de kofferbak van die personenauto heeft geduwd en
- vervolgens met die personenauto is gaan rijden en
- een taser op een been van [slachtoffer feit 1] heeft gezet en
- heeft getracht de telefoon van [slachtoffer feit 1] af te nemen en
- [slachtoffer feit 1] meermalen heeft geslagen en
- heeft getracht de mond van [slachtoffer feit 1] met duct-tape dicht te plakken en
- heeft getracht [slachtoffer feit 1] met touw vast te binden en
- een vloeistof in de mond van [slachtoffer feit 1] heeft gespoten of gebracht en
- aan de haren van [slachtoffer feit 1] heeft getrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 21 november 2014 te Maasbree, in elk geval in de gemeente Peel en Maas en/althans te Sevenum, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer feit 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader
- met een bivakmuts over zijn hoofd op [slachtoffer feit 1] is afgerend en
- een pistool, in elk geval een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan
[slachtoffer feit 1] heeft getoond en
- [slachtoffer feit 1] heeft vastgepakt en
- [slachtoffer feit 1] van haar fiets heeft getrokken en
- [slachtoffer feit 1] naar een personenauto heeft getrokken en in de kofferbak van die
personenauto heeft geduwd en
- vervolgens met die personenauto is gaan rijden en
- een taser op een been van [slachtoffer feit 1] heeft gezet en
- heeft getracht de telefoon van [slachtoffer feit 1] af te nemen en
- [slachtoffer feit 1] meermalen heeft geslagen en
- heeft getracht de mond van [slachtoffer feit 1] met duct-tape dicht te plakken en
- heeft getracht [slachtoffer feit 1] met touw vast te binden en
- een vloeistof in de mond van [slachtoffer feit 1] heeft gespoten of gebracht en
- aan de haren van [slachtoffer feit 1] heeft getrokken;
2.
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Horst en te Tienray, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld ofandere feitelijkheden [slachtoffer feit 2] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 2] , met dat opzet met zijn mededader naar Horst en Tienray is gegaan, waarbij verdachte en/of zijn mededader
- voor [slachtoffer feit 2] op het fietspad is gesprongen en tegen de fiets van [slachtoffer feit 2] heeft geduwd en [slachtoffer feit 2] heeft doen stilstaan en [slachtoffer feit 2] heeft vastgepakt en [slachtoffer feit 2] ten val heeft gebracht en
- de mond van [slachtoffer feit 2] heeft dichtgedrukt (gehouden) en [slachtoffer feit 2] heeft vastgepakt en vastgehouden en
- tegen [slachtoffer feit 2] heeft gezegd dat zij in een auto moest plaatsnemen en
- ( vervolgens) toen [slachtoffer feit 2] in de auto zat, met die auto is weggereden en
- een (bivak)muts over het hoofd van [slachtoffer feit 2] heeft gedaan, althans het hoofd van [slachtoffer feit 2] heeft afgedekt/bedekt (gehouden) en
- een taser heeft voorgehouden en getoond aan [slachtoffer feit 2] en die taser in/op de nek van [slachtoffer feit 2] heeft gezet en [slachtoffer feit 2] een flesje met vloeistof heeft overhandigd en tegen [slachtoffer feit 2] heeft gezegd dat zij dat flesje leeg moest drinken en
- toen [slachtoffer feit 2] vroeg wat ze met haar gingen doen heeft geantwoord:
"Verkrachten." en
- toen [slachtoffer feit 2] uit de (rijdende) auto gesprongen was, een taser in de nek van
[slachtoffer feit 2] heeft gezet en [slachtoffer feit 2] een of meer stroomstoten heeft toegediend en
[slachtoffer feit 2] bij de haren heeft vastgepakt en
- ( vervolgens) [slachtoffer feit 2] , vanuit een rijdende auto, (ongeveer 100 meter) over het wegdek heeft meegesleurd/meegetrokken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 31 augustus 2013 te Horst en te Tienray, in elk geval in de gemeente Horst aan de Maas, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer feit 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers heeft hij, verdachte en/of zijn mededader
- voor [slachtoffer feit 2] de weg versperd op het fietspad en tegen de fiets van [slachtoffer feit 2] geduwd en [slachtoffer feit 2] doen stilstaan en [slachtoffer feit 2] vastgepakt en [slachtoffer feit 2] ten val gebracht en
- de mond van [slachtoffer feit 2] dichtgedrukt (gehouden) en [slachtoffer feit 2] vastgepakt en/of vastgehouden en
- tegen [slachtoffer feit 2] gezegd dat zij in een auto moest plaatsnemen en
- ( vervolgens) toen [slachtoffer feit 2] in de auto zat, met die auto gereden en
- een (bivak)muts over het hoofd van [slachtoffer feit 2] gedaan, althans het hoofd van [slachtoffer feit 2] afgedekt/bedekt (gehouden) en
- een taser voorgehouden en getoond aan [slachtoffer feit 2] en
- die taser in/op de nek van [slachtoffer feit 2] gezet en [slachtoffer feit 2] een flesje met vloeistof overhandigd en tegen [slachtoffer feit 2] gezegd dat zij dat flesje leeg moest drinken en
- toen [slachtoffer feit 2] uit de (rijdende) auto gesprongen was, een taser in de nek van [slachtoffer feit 2] gezet en [slachtoffer feit 2] stroomstoten toegediend en [slachtoffer feit 2] bij de haren vastgepakt en
- ( vervolgens) [slachtoffer feit 2] , vanuit een rijdende auto, (ongeveer 100 meter) over het wegdek meegesleurd/meegetrokken;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2012 te Blerick, in elk geval in de gemeente Venlo, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 3] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 3] , met dat opzet
- pepperspray of een andere (vloei)stof in de ogen van [slachtoffer feit 3] heeft gesprayd en
- een doek met chloroform althans een chemische stof voor de mond van [slachtoffer feit 3] heeft gehouden of heeft geprobeerd die doek in haar mond te stoppen en
- [slachtoffer feit 3] in haar gezicht heeft geslagen en
- [slachtoffer feit 3] bij haar nek heeft vastgehouden en
- [slachtoffer feit 3] en haar fiets in de struiken heeft proberen te trekken en
- tegen [slachtoffer feit 3] heeft gezegd: "ik wil neuken" en
- de telefoon van [slachtoffer feit 3] heeft afgenomen of gepakt
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
4.
hij in of omstreeks de periode van 14 februari 2013 tot en met 16 februari 2013 in de gemeente Venlo door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 4] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 4] en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden en die bedreiging met geweld of andere feitelijkheden hierin dat verdachte
- onverhoeds in de woning en slaapkamer van [slachtoffer feit 4] is binnengedrongen, terwijl hij, verdachte, een (bivak)muts over zijn hoofd droeg en
- de voeten van [slachtoffer feit 4] met tape heeft vastgebonden en
- een kussensloop over het hoofd en de ogen van [slachtoffer feit 4] heeft getrokken en gehouden en
- de mond van [slachtoffer feit 4] heeft dichtgetaped en een gat in die tape heeft gemaakt en meermalen (telkens) een hoeveelheid vloeistof door dat gat in die tape in de mond van [slachtoffer feit 4] heeft gegoten en
- tape over de ogen van [slachtoffer feit 4] heeft aangebracht
en zo voor [slachtoffer feit 4] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
5.
hij op of omstreeks 19 september 2014 te Malden, in elk geval in de gemeente Heumen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, door geweld of andere feitelijkheden en bedreiging met geweld of andere feitelijkheden [slachtoffer feit 5] te dwingen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 5] , met dat opzet met zijn mededader naar Malden is gegaan en zich met een auto heeft opgesteld langs een weg waarbij verdachte en/of zijn mededader
- naar de langsfietsende [slachtoffer feit 5] toe is gerend en op het fietspad is gaan staan en daarmee de weg heeft geblokkeerd voor [slachtoffer feit 5] en
- [slachtoffer feit 5] tegen haar nek heeft geduwd, haar van haar fiets heeft geduwd en haar heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 19 september 2014 te Malden, in elk geval in de gemeente Heumen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer feit 5] wederrechtelijk van de vrijheid te beroven of beroofd te houden, met dat opzet met zijn mededader naar Malden is gegaan en zich met een auto heeft opgesteld langs een weg waarbij verdachte en/of zijn mededader
- naar de langsfietsende [slachtoffer feit 5] toe is gerend en op het fietspad is gaan staan en daarmee de weg heeft geblokkeerd voor [slachtoffer feit 5] en
- [slachtoffer feit 5] tegen haar nek heeft geduwd, haar van haar fiets heeft geduwd en haar heeft vastgepakt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2012 tot en met 18 december 2012 in Tegelen, althans in de gemeente Venlo, met [slachtoffer feit 6] , van wie hij wist dat zij in staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht verkeerde, handelingen heeft gepleegd die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van [slachtoffer feit 6] ;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg, proces-verbaalnummer 2320214045, gesloten d.d. 31 augustus 2015, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 6526.
2.Proces-verbaal aangifte d.d. 21 november 2014, pagina 1534-1542.
3.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 9 januari 2015, pagina 263-272.
4.Proces-verbaal verhoor verdachte d.d. 14 januari 2015, pagina 531-558.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 3 april 2015, pagina 1685-1697.
6.Proces-verbaal bevindingen d.d. 23 april 2015, pagina 1258-1259 en proces-verbaal van verhoor getuide d.d. 24 maart 2015, pagina 1747-1779.
7.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2013.09.06.016 d.d. 6 december 2013 opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige DNA analyse en interpretatie, pagina 2185-2188.
8.Proces-verbaal aangifte d.d. 3 september 2013, pagina 2520-2539.
9.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 2 februari 2015, pagina 2655-2656.
10.Proces-verbaal verhoor van getuige d.d. 3 februari 2015, pagina 2673-2675
11.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 september 2013, pagina 2623-2626.
12.Proces-verbaal van verhoor getuige d.d. 5 september 2013, pagina 2627-2630.
13.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 september 2013, pagina 2631-2632.
14.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 17 februari 2015, pagina 2732-2739.
15.Deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2014.12.17.107 d.d. 23 december 2014 opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige DNA analyse en interpretatie, pagina 2800-2804, in combinatie met het deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2013.09.06.016 d.d. 6 december 2013 opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige DNA analyse en interpretatie, pagina 2772-2777.
16.Proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 17 februari 2015, pagina 2736, in combinatie met het deskundigenrapportage van het Nederlands Forensisch Instituut nummer 2013.09.06.016 d.d. 6 maart 2015 opgemaakt door ing. J.L.W. Dieltjes, die verklaart dit rapport naar waarheid, volledig en naar beste inzicht te hebben opgesteld als deskundige DNA analyse en interpretatie, pagina 162-163.
17.Proces-verbaal aangifte d.d. 19 september 2014, pagina 3510-3511.
18.Proces-verbaal onderzoek telecommunicatie d.d. 1 april 2015, pagina 3547-3556.
19.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 december 2014, pagina 448.
20.Proces-verbaal beslag d.d. 31 augustus 2015, pagina 955-960.
21.Proces-verbaal van bevindingen ARS d.d. 10 april 2015, pagina 3557-3559.
22.Proces-verbaal beslag d.d. 31 augustus 2015, pagina 955-960.
23.Proces-verbaal van verhoor verdachte d.d. 1 december 2014, pagina 189.
24.Proces-verbaal beslag d.d. 31 augustus 2015, pagina 955-960.
25.Proces-verbaal sprachmemo 007.m4a, d.d. 12 mei 2015, pagina 5676-5706.
26.Proces-verbaal sprachmemo 007.m4a, d.d. 12 mei 2015, pagina 5676-5706.
27.Proces-verbaal sprachmemo 008.m4a, d.d. 10 mei 2015, pagina 5707-5719.
28.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2015, pagina 5720-5726.
29.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 11 mei 2015, pagina 5727-5733.