ECLI:NL:RBLIM:2016:6153

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 juli 2016
Publicatiedatum
15 juli 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 3334u
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • Th.M. Schelfhout
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over verschoonbaarheid van termijnoverschrijding bij bezwaar tegen omgevingsvergunning

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 18 juli 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren. De eiser, vertegenwoordigd door mr. W.P.N. Remie, had bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die was verleend aan Maatschap [naam Maatschap] voor het oprichten van een scharrelvarkensstal. Het primaire besluit werd op 2 juli 2015 gepubliceerd, maar het bezwaar van de eiser werd niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen de wettelijke termijn van zes weken was ingediend. De eiser stelde dat de onjuiste rechtsmiddelenverwijzing in de publicatie van het besluit hem had misleid, waardoor hij de termijn had overschreden.

De rechtbank overwoog dat de eiser en zijn gemachtigde op de hoogte waren van de publicatie en de inhoud van het primaire besluit. De rechtbank concludeerde dat de vermelding van de mogelijkheid om zienswijzen in te dienen een kennelijke misslag was, aangezien er geen ontwerpbesluit was en er dus geen zienswijzen konden worden ingediend. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet had aangetoond dat er sprake was van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding, zoals bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak benadrukt het belang van het tijdig indienen van bezwaarschriften en de verantwoordelijkheid van de gemachtigde om de juiste procedures te volgen. De rechtbank wees erop dat een professionele rechtshulpverlener op de hoogte moet zijn van de wettelijke termijnen en procedures.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 15/3334

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 juli 2016 in de zaak tussen

[naam] , te Susteren, eiser,

(gemachtigde: mr. W.P.N. Remie),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Echt-Susteren, verweerder,
(gemachtigde: mr. K.J. Rouffa).
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen:
Maatschap [naam Maatschap]te Susteren.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juli 2015 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Maatschap [naam Maatschap] (hierna: vergunninghouder) een omgevingsvergunning eerste fase op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) verleend voor het oprichten van een scharrelvarkensstal aan de [adres] in Susteren.
Bij besluit van 2 oktober 2015, verzonden op 5 oktober 2015, (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar dat eiser tegen het primaire besluit heeft gemaakt, niet-ontvankelijk verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft aan aanvullend beroepschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2016. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is in persoon verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de navolgende voor de beoordeling van het beroep relevante feiten.
2. Eiser heeft kennisgenomen van de publicatie in het Waekblaad van 15 juli 2015, waarin mededeling is gedaan van de verleende omgevingsvergunning. In die mededeling was vermeld aan vergunninghouder een omgevingsvergunning op grond van de Wabo was verleend voor het oprichten van een scharrelvarkensstal aan de [adres] te Susteren en dat daartegen binnen zes weken na de datum van verzending van dat besluit op 2 juli 2015 bezwaar kon worden gemaakt door het indienen van een bezwaarschrift bij verweerder. Eiser is daarna naar het gemeenteloket gegaan en heeft desgevraagd een kopie van het primaire besluit gekregen. Onder dat besluit is vermeld dat ‘De Algemene wet bestuursrecht de mogelijkheid biedt om binnen zes weken na de dag van publicatie in het Waekblaad van dit ontwerpbesluit een zienswijze in te dienen bij burgemeester en wethouders van Echt-Susteren’. Bij de behandeling van het beroep ter zitting heeft eiser verklaard dat hij begin augustus 2015 bij zijn toenmalige rechtshulpverlener van de SRK is geweest. Bij brief van 21 augustus 2015, bij verweerder ontvangen op 24 augustus 2015, heeft de toenmalige gemachtigde van eiser een bezwaarschrift ingediend tegen het primaire besluit. In het bezwaarschrift is vermeld dat het bezwaar is gericht tegen verweerders besluit van 2 juli 2015, gepubliceerd 16 juli 2015, waarbij een omgevingsvergunning eerste fase is verleend voor het oprichten van een scharrelvarkensstal [adres] te Susteren. In het beroepschrift heeft eisers (toenmalige) gemachtigde verder het volgende vermeld: “Boven mijn brief van 21 augustus 2015 heb ik abusievelijk als onderwerp vermeld ‘bezwaarschrift omgevingsvergunning.. etc.’ Hier had ‘zienswijze’ dienen te zijn vermeld”.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard omdat het niet binnen zes weken na de datum van verzending van het primaire besluit is ingediend en volgens verweerder redelijkerwijs niet geoordeeld kan worden dat eiser niet in verzuim is geweest. Daartoe is gewezen op de publicatie in het Waekblaad en de omstandigheid dat eiser geen zienswijzen tegen een ontwerpbesluit, maar een bezwaarschrift heeft ingediend.
4. Namens eiser is in beroep onder meer aangevoerd dat uit de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 5 september 2013, ECLI:NL:RVS:2012:BX6500, volgt dat op een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing mag worden vertrouwd, ook indien de belanghebbende wordt bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener.
5. De rechtbank overweegt als volgt.
6. In de door eiser genoemde uitspraak heeft de Afdeling overwogen dat een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing wat betreft de verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van een daardoor veroorzaakte termijnoverschrijding niet op één lijn kan worden gesteld met het ontbreken van een rechtsmiddelenverwijzing. Indien een rechtsmiddelenverwijzing is opgenomen, mag daarop, behoudens kennelijke misslagen, uit een oogpunt van rechtszekerheid worden vertrouwd, ook indien de belanghebbende wordt bijgestaan door een beroepsmatige rechtsbijstandverlener. In het onderhavige geval is in het primaire besluit een onjuiste rechtsmiddelenverwijzing opgenomen. De rechtbank dient de vraag te beantwoorden of de vermelding in het primaire besluit dat daartegen zienswijzen konden worden ingediend, een voor eiser kennelijke misslag betreft.
7. De rechtbank stelt vast dat eiser en diens gemachtigde begin augustus 2015 bekend waren met de publicatie, waarin is bekendgemaakt dat er een omgevingsvergunning was verleend en is vermeld dat daartegen binnen zes weken na verzending bezwaar kon worden gemaakt, en de beschikking hadden over het primaire besluit, waarin is vermeld dat daarbij een omgevingsvergunning (beperkte milieutoets) is verleend na toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure en de mogelijkheid is vermeld om tegen dit ontwerpbesluit een zienswijze in te dienen.
8. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit de tekst van het primaire besluit in combinatie met de publicatie dat de vermelding onder het primaire besluit dat tegen dit
ontwerpbesluitzienswijzen konden worden ingediend, een kennelijke misslag betreft, omdat van een ontwerpbesluit geen sprake is en het indienen van zienswijzen derhalve niet van toepassing kan zijn. Zowel uit het besluit als de publicatie blijkt duidelijk dat er een vergunning is verleend en geen ontwerpbesluit is vastgesteld. De rechtbank houdt het ervoor dat eisers gemachtigde dat ook zo heeft opgevat nu hij geen zienswijzen bij verweerder heeft ingediend, maar bezwaar heeft gemaakt tegen dat besluit. Dat bezwaar is echter niet ingediend binnen zes weken na bekendmaking van dat besluit, door verzending op 2 juli 2015. Zeker van een professionele rechtshulpverlener mag worden verwacht dat hij ervan op de hoogte is dat een bezwaar binnen zes weken na bekendmaking van een besluit moet worden ingediend. Voor zover de tegenstrijdigheid van de publicatie met de rechtsmiddelenverwijzing van het besluit en de tegenstrijdigheden in het besluit zelf voor verwarring bij eisers gemachtigde hebben gezorgd over de aanvang van de bezwaartermijn, had het op diens weg gelegen om daarover contact met verweerder op te nemen. Dat was begin augustus 2015, toen zijn cliënt bij hem kwam, zonder meer mogelijk geweest omdat de bezwaartermijn eerst op 13 augustus 2015 is verstreken. Dat eisers gemachtigde zulks heeft nagelaten en evenmin zo spoedig mogelijk een pro forma bezwaar heeft ingediend, maar pas op 21 augustus 2015 en derhalve te laat, per gewone post een bezwaarschrift bij verweerder heeft ingediend, moet voor risico van eiser blijven. Gelet op voormelde overwegingen is de rechtbank van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van verschoonbaarheid als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb.
9. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Th.M. Schelfhout, rechter, in aanwezigheid van mr. F.A. Timmers, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2016.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 18 juli 2016

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.