ECLI:NL:RBLIM:2016:6211

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
13 juli 2016
Publicatiedatum
19 juli 2016
Zaaknummer
5055548 AZ VERZ 16-113
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Groen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot herstel arbeidsovereenkomst en loondoorbetaling afgewezen; UWV-toestemming i.v.m. bedrijfseconomische redenen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 13 juli 2016 uitspraak gedaan in een verzoek tot herstel van de arbeidsovereenkomst van de verzoeker, die in dienst was bij Koninklijke Mosa B.V. De verzoeker, die sinds 1993 als manager point of sale werkzaam was, werd per 1 april 2016 ontslagen op basis van bedrijfseconomische redenen. Mosa had toestemming van het UWV verkregen om de arbeidsovereenkomst op te zeggen, omdat er sprake was van een afnemende omzet en een reorganisatie van de organisatie. De verzoeker verzocht de kantonrechter om de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht te herstellen en om loondoorbetaling, alsook om een billijke vergoeding toe te kennen. De kantonrechter heeft de verzoeken afgewezen, omdat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd was met de wet. De kantonrechter oordeelde dat Mosa voldoende aannemelijk had gemaakt dat de ontslagaanvraag gegrond was op bedrijfsorganisatorische redenen en dat er geen passende herplaatsingsmogelijkheden voor de verzoeker waren. De kantonrechter concludeerde dat de verzoeker in het ongelijk was gesteld en veroordeelde hem in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5055548 AZ VERZ 16-113
Beschikking van de kantonrechter van 13 juli 2016
in de zaak van
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek],
wonend aan de [adres] , [woonplaats] ,
verzoekende partij, tevens verwerende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
gemachtigde M.T.W. ter Heerdt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KONINKLIJKE MOSA B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudend aan de Meerssenerweg 358, 6224 AL Maastricht,
verwerende partij, tevens verzoekende partij in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek,
gemachtigde mr. J.L. Coenegracht.
Partijen zullen hierna [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] en Mosa genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift
  • het verweerschrift, tevens houdend een voorwaardelijk zelfstandig verzoek
  • de pleitnota van de gemachtigde van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek]
  • de mondelinge behandeling d.d. 5 juli 2016.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] , geboren op [geboortedatum] , is op 20 september 1993 bij Mosa in dienst getreden. Hij vervulde laatstelijk de functie van manager point of sale tegen een loon van € 6.587,00 bruto per maand exclusief vakantiebijslag, eindejaarsuitkering en overige emolumenten (winstuitkering, bonus).
2.2.
Op 14 oktober 2015 heeft Mosa het Uitvoeringsinstituut voor werknemersverzekeringen (verder te noemen: het UWV) toestemming verzocht om de arbeidsverhouding met [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] op te zeggen wegens bedrijfseconomische redenen. Op 6 november 2015 heeft Mosa de gronden van de ontslagaanvraag aangevuld. Door het UWV is bij brief van 9 november 2015 om aanvullende informatie verzocht, welke door Mosa bij brief van 17 november 2015 is verstrekt. Vervolgens is [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] in de gelegenheid gesteld verweer te voeren hetgeen hij heeft gedaan bij brief van 2 december 2015 (productie 4 bij verzoekschrift).
2.3.
Op 8 december 2015 heeft het UWV aan Mosa toestemming verleend om de arbeidsverhouding met [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] op te zeggen (productie 4 bij verzoekschrift). Het UWV heeft in de beslissing vermeld:
“(…) Uit de door u overgelegde stukken blijkt dat u de afgelopen jaren te maken heeft gehad met een afnemende omzet en daar mee samenhangend een afnemend bedrijfsresultaat. Om hieraan het hoofd te bieden heeft u besloten om, naast andere kostenbesparende maatregelen, het commerciële proces efficiënter en effectiever in te richten. (…) Uit de stukken blijkt dat hierdoor de werkzaamheden op deze afdeling op een andere wijze worden gestructureerd, georganiseerd en in nieuwe functies neergelegd worden. Wij zijn daarom van mening dat u aannemelijk heeft gemaakt dat het vanwege bedrijfseconomische omstandigheden noodzakelijk is dat arbeidsplaatsen structureel komen te vervallen.
Wij zijn van mening dat u bij de uitvoering van de personeelsinkrimping redelijkerwijs de volgende keuzes heeft kunnen maken. Door de aanpassingen van het commerciële proces komt de functie van werknemer te vervallen. Resterende werkzaamheden komen deels te vervallen en worden deels neergelegd bij afdelingen waar deze eigenlijk thuishoren. Wij concluderen dat uw aanpassingen niet onredelijk zijn.
Het verweer van uw werknemer hierover brengt ons niet tot een ander oordeel omdat u als ondernemer in principe de vrijheid heeft om uw organisatie in te richten zoals u dat gegeven de omstandigheden als juist voorkomt. Wij zijn van mening dat u in alle redelijkheid heeft kunnen besluiten tot het reorganiseren van het commerciële proces. Uit de door u overgelegde stukken blijkt genoegzaam dat er de afgelopen jaren sprake is geweest van een slechter wordende financiële situatie waardoor ingrijpen noodzakelijk is. Werknemer voert aan dat u de prognose te negatief opgesteld heeft. Los van deze prognose blijft het uw ondernemersvrijheid om uw bedrijf te reorganiseren. Het verweer van werknemer biedt ons onvoldoende aanknopingspunten om de door u overgelegde prognose in twijfel te trekken en in uw ondernemersvrijheid te treden. (…)
Herplaatsing
(…) Aannemelijk is geworden dat er geen (geschikte) vacatures zijn of binnen een redelijke termijn zijn te verwachten, zodat het niet mogelijk is om werknemer te herplaatsen. Tevens is aannemelijk geworden dat het niet mogelijk is om werknemer te herplaatsen. Tevens is aannemelijk geworden dat het niet mogelijk is om werknemer te herplaatsen in een andere passende functie van structurele aard die wordt bezet door werknemers met een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd, door ingeleend personeel (niet zijnde payrollwerknemers) of door een oproepkracht. Ook niet met behulp van scholing. Het verweer van uw werknemer hierover brengt ons niet tot een ander oordeel omdat uit de stukken gebleken is dat de nieuwe functies die door de reorganisatie zijn ontstaan geen passende functies voor werknemer zijn. Een passende functie is een functie die aansluit bij het niveau van de werkzaamheden die werknemer verricht heeft. Gebleken is dat de nieuwe functies die ontstaan zijn gelet op de werkzaamheden, verantwoordelijkheden en salaris niet aansluiten bij het niveau van de functie van werknemer en daarom geen geschikte herplaatsingsmogelijkheid zijn voor werknemer. (…)”
2.4.
Bij brief van 10 december 2015 heeft Mosa, met gebruikmaking van de op 8 december 2015 verleende toestemming, de arbeidsovereenkomst met [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] opgezegd per 1 april 2016 (productie 9 bij verzoekschrift).
2.5.
Mosa heeft aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] een transitievergoeding betaald van € 89.075,00 bruto.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] verzoekt om bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair
1. Mosa te veroordelen de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf 1 april 2016 te herstellen;
subsidiair
2. Mosa te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen per een door de kantonrechter te bepalen datum en voorzieningen te treffen zoals nader uiteengezet in het verzoekschrift omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst;
primair en subsidiair
3. Mosa te verplichten binnen 24 uur na betekening van de te geven beschikking de arbeidsovereenkomst met [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] te herstellen, onder verbeurte van een dwangsom ad € 500,00 per dag dat Mosa daarmee in gebreke blijft;
4. Mosa te verplichten binnen 24 uur na betekening van de te geven beschikking het achterstallig loon, vermeerderd met de vakantiebijslag en overige emolumenten, te vermeerderen met de wettelijke rente en de wettelijke verhoging aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] te voldoen;
meer subsidiair
5. Mosa te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding ad € 207.816,00 bruto;
primair, subsidiair en meer subsidiair
6. Mosa te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Mosa heeft verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing van het door [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] verzochte. Voor zover de arbeidsovereenkomst zal worden hersteld, verzoekt Mosa bij wijze van voorwaardelijk zelfstandig verzoek om terugbetaling van de aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] uitbetaalde transitievergoeding van € 89.075,00, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna - voor zover relevant - nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Mosa moet worden veroordeeld om de arbeidsovereenkomst te herstellen. Voor zover het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst niet kan worden toegewezen, komt gelet op het subsidiaire verzoek aan de orde de vraag of aan [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] een billijke vergoeding moet worden toegekend.
4.2.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft het verzoek tijdig ingediend, omdat het is ontvangen binnen twee maanden na de dag waarop de arbeidsovereenkomst is geëindigd.
4.3.
In artikel 7:682 lid 1, onderdeel a, is bepaald dat de kantonrechter op verzoek van een werknemer van wie de arbeidsovereenkomst is opgezegd met de toestemming van het UWV, bedoeld in artikel 671a:
a. de werkgever kan veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen indien de
opzegging in strijd is met artikel 7:669, lid 3, onderdeel a of b;
b. aan hem, bij een opzegging in strijd met artikel 669, lid 3, onderdeel a, ten laste van de werkgever een billijke vergoeding kan toekennen indien herstel in redelijkheid niet mogelijk is vanwege een omstandigheid waarbij sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.4.
In artikel 7:669, lid 3, aanhef en onder a, BW, is bepaald dat onder een redelijke grond als bedoeld in lid 1 wordt verstaan het vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van de beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming of het, over een toekomstige periode van ten minste 26 weken bezien, noodzakelijkerwijs vervallen van arbeidsplaatsen als gevolg van het wegens bedrijfseconomische omstandigheden treffen van maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering.
4.5.
Uit de wetsgeschiedenis
(zie Kamerstukken II 2013/14, 33818, 3, p. 31)volgt dat in een procedure als de onderhavige de kantonrechter bij zijn beoordeling dient te toetsen aan dezelfde (wettelijke) criteria als die voor het UWV gelden. Deze (wettelijke) criteria betreft de Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 april 2015, 2015-0000102290, tot vaststelling van regels met betrekking tot ontslag en de transitievergoeding (hierna: de Ontslagregeling). Op grond van de Ontslagregeling dient een werkgever aannemelijk te maken dat er structureel arbeidsplaatsen vervallen door maatregelen die om bedrijfseconomische redenen nodig zijn voor een doelmatige bedrijfsuitvoering (paragraaf 2 van de Ontslagregeling). Tevens dient voldaan te zijn aan het afspiegelingsbeginsel (paragraaf 4 van de Ontslagregeling) en, tot slot, dient er geen mogelijkheid te zijn om de werknemer binnen een redelijke termijn (al dan niet met behulp van scholing) te herplaatsen in een andere passende functie binnen de onderneming (paragraaf 3 van de Ontslagregeling).
4.6.
Mosa heeft de ontslagaanvraag gebaseerd op bedrijfsorganisatorische redenen. De aanleiding voor de organisatiewijziging is de teruggang in de omzet in Nederland in de afgelopen jaren. Als gevolg van de omzetdaling zijn de financiële resultaten van de onderneming onder druk komen te staan. Mosa heeft hiertoe financiële gegevens overgelegd, waaronder prognoses en de door de accountant opgestelde jaarrekeningen 2013 en 2014 van Mosa en de geconsolideerde jaarrekeningen van de holding.
4.7.
In haar brief van 17 november 2015, waarin Mosa op verzoek van het UWV aanvullende informatie verstrekt, staat voor zover relevant:
“(…) De ontslagaanvraag is nadrukkelijk gebaseerd op bedrijfsorganisatorische redenen. Doel van de organisatorische veranderingen is het efficiënter en effectiever organiseren van het gehele commerciële proces. Aanleiding voor de organisatiewijziging is de teruggang in de omzet in Nederland in de afgelopen jaren. (…)
Hoewel als gevolg van de omzetdaling uiteraard ook de financiële resultaten van de onderneming onder druk staan, is de ontslagaanvraag uitdrukkelijk niet gebaseerd op een slechte financiële situatie van de onderneming of bedrijfseconomische redenen in strikte zin. Het gaat om een bedrijfsorganisatorische wijziging, die zijn oorzaak vindt in de omzetdaling. Mosa heeft bij de aanvulling van de gronden van de aanvraag de nodige financiële gegevens overgelegd, waaronder jaarrekeningen 2013 en 2014 voor zowel Koninklijke Mosa BV als de holding, teneinde aan te tonen dat de stellingen met betrekking tot de omzetdaling in Nederland feitelijk juist zijn en aansluiten bij de jaarrekeningen van de onderneming. De jaarrekeningen hebben derhalve enkel tot doel, het betoog met betrekking tot de daling van de omzet te onderbouwen.(…)”
4.8.
Vooropgesteld wordt dat het een werkgever vrij staat zijn onderneming zo in te richten dat het voortbestaan daarvan ook op langere termijn is verzekerd. Dat is niet alleen in zijn eigen belang, maar ook in het belang van het behoud van werkgelegenheid in het algemeen. Bij toetsing van die beslissing past een zekere mate van terughoudendheid.
4.9.
De ontslagaanvraag was aldus gegrond op bedrijfsorganisatorische redenen ingegeven door slechter wordende financiële resultaten (omzetdaling). Uit de door Mosa overgelegde financiële stukken leidt de kantonrechter af dat er sprake was van een afnemende omzet en aldus van een slechter wordende financiële situatie. De kantonrechter heeft geen aanleiding om aan de juistheid van de - door de accountant opgestelde - cijfers te twijfelen zodat het verweer van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] , te weten dat Mosa een te negatief beeld schetst van de financiële situatie, als onvoldoende onderbouwd zal worden gepasseerd. Met de overgelegde financiële stukken en de toelichting ter zitting daarop heeft Mosa voldoende aannemelijk gemaakt dat ten tijde van de aanvraag van de ontslagvergunning sprake was van een bedrijfsorganisatorische noodzaak tot reorganisatie en is het niet onbegrijpelijk dat zij ter voorkoming van verder slechter wordende financiële situatie is overgegaan tot het anders (efficiënter) inrichten van haar organisatie. Dat er wordt gekozen voor de invoering van een nieuwe structuur (Demand Creation) en daardoor afdelingen ophouden te bestaan en werkzaamheden / taken (van de manager point of sale) deels vervallen en deels elders worden belegd dan wel worden herverdeeld, valt naar het oordeel van de kantonrechter onder de hiervoor genoemde vrijheid. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] verwijt Mosa dat zij geen volledige openheid van zaken heeft gegeven aan de OR omdat in de adviesaanvraag is gesteld dat alle medewerkers een plaats in de nieuwe organisatie zouden krijgen. [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] heeft niet weersproken dat met uitzondering van hem dit ook daadwerkelijk gerealiseerd is. Gesteld noch anderszins is gebleken dat indien de OR ervan in kennis was gesteld dat [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] niet herplaatsbaar was dit tot een ander advies van de OR had geleid. De OR geeft in haar advies aan dat het positief is dat functies aan de veranderde organisatie worden aangepast.
De stelling van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] dat door Mosa een valse of voorgewende ontslagreden is aangevoerd, omdat niet bedrijfsorganisatorische redenen maar de onbalans tussen zijn functie en het daarbij behorend loon de reden is dat gestreefd wordt naar beëindiging van het dienstverband, is met de betwisting van Mosa niet komen vast te staan.
Voorts betrof de functie van manager point of sale een unieke functie binnen Mosa. Dit betekent dat geen sprake was van uitwisselbare functies waarbinnen kon worden afgespiegeld.
4.10.
Verder heeft Mosa voldoende aannemelijk gemaakt dat er binnen haar organisatie voor [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] geen passende functies / vacatures voorhanden zijn. Mosa is bij de beantwoording van de nadere vragen van het UWV uitvoerig ingegaan op de verschillende vacatures en functies die voorhanden waren en heeft daarin als volgt toegelicht waarom deze niet als passend waren te beschouwen:
“De functie Customer Care Specialist is geen geschikte herplaatsingsmogelijkheid omdat het hierbij om een administratief uitvoerende verkoopfunctie gaat, waarin werkzaamheden worden verricht onder leiding van de Teamleader Customer Care. Anders dan in de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] , kent de functie een beperkte ruimte voor zelfstandigheid en kent de functie geen managementtaken of verantwoordelijkheden. De huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] kent deze wel. De inhoud van de werkzaamheden zijn derhalve voor de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] niet passend. De heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is overgekwalificeerd voor de functie. Dit blijkt ook uit het feit dat de functie Customer Care Specialist een schaal 9 functie is met een salarisbereik tussen EUR 2.729,- en EUR 3.352,- per maand, terwijl de functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] een boven cao functie is die (indien de cao een dergelijke schaal zou kennen) zou moeten worden gekwalificeerd als een schaal 14 functie. De functie Customer Care Specialist kent anders dan de functie van Manager Point of Sale geen leidinggevende taken. De functie Customer Care Specialist wordt verricht vanuit de nieuwe afdeling Demand Creation in Maastricht, terwijl de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zijn huidige werkzaamheden van thuis uit in Arnhem verricht.
De functie Teamleader Customer Care is evenmin een geschikte herplaatsingsmogelijkheid. Ook voor deze functie is de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] overgekwalificeerd. Ook de functie Teamleader Customer Care betreft een verkoopbinnendienstfunctie die uitsluitend vanuit Maastricht kan worden verricht. Hoewel er sprake is van leidinggevende elementen, is de functie qua niveau en verantwoordelijkheid niet vergelijkbaar met de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] . In zijn huidige functie kent de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] een grote vrijheid ten aanzien van het bepalen van de strategie en zijn eigen werkzaamheden. In de functie Teamleader Customer Care is dit niet het geval. Ook de functie Teamleader Customer Care is veeleer een administratief uitvoerende commerciële functie en geen managementfunctie. De functie Teamleader Customer Care is een schaal , terwijl de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zoals gezegd een schaal 14 kent.
Voor de functie Project Advisor geldt grotendeels hetzelfde als hetgeen hiervoor is aangegeven bij de functies Customer Care Specialist en Teamleader Customer Care. Ook de functie Project Advisor is zowel qua werkinhoud, qua niveau, als qua salariëring wezenlijk lager gepositioneerd dan de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] . De functie Project Advisor is een schaal 9 functie, derhalve 4 schalen lager dan de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] . Ook de functie Project Advisor wordt vanuit de afdeling Demand Creation in Maastricht verricht en is derhalve een binnendienstfunctie in tegenstelling tot de huidige buitendienstfunctie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] . (…)
De functie (toevoeging kantonrechter: Order Management) betreft een functie in salarisschaal 8, derhalve 5 salarisschalen lager dan de huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] .
Ook bij de functie Order Management gaat het in feite om een administratieve uitvoerende salesfunctie. De huidige functie van de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] kent een grote mate van verantwoordelijkheid, vrijheid en zelfstandigheid. De heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] kan voor een belangrijk deel zelf de verkoopstrategie binnen zijn taakstelling bepalen en is daarvoor verantwoordelijk. In de functie van Order Management is dit niet het geval. Het betreft een uitvoerende functie die onder leiding van een direct leidinggevende moet worden uitgevoerd.
Ook voor de functie Order Management geldt dat deze functie wordt uitgevoerd vanuit de nieuwe afdeling Demand Creation in Maastricht. Het betreft dus een strikte verkoopbinnendienstfunctie. De functie is niet aan de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] aangeboden, omdat deze naar de mening van Mosa om andere redenen volstrekt niet passend is. Het gaat hierbij wat Mosa betreft met name om het feit dat de functie zowel qua inhoud, takenpakket, als verantwoordelijkheidsniveau voor de heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] veel te laag is. De heer [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is zwaar overgekwalificeerd voor deze functie. Het feit dat de functie bovendien vanuit Maastricht moet worden uitgevoerd, is derhalve een bijkomende omstandigheid.”
4.11.
In het licht hiervan bezien kan de - niet nader onderbouwde - stelling van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] dat Mosa geen enkele inspanning heeft verricht om hem te herplaatsen geen stand houden. Niet gebleken is van functies die passen bij de kennis en ervaring van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] . Uit de toelichting op de Ontslagregeling blijkt dat een werkgever niet zo ver hoeft te gaan dat hij een functie creëert voor een werknemer waarvan de arbeidsplaats vervalt.
4.12.
Het vorenstaande leidt de kantonrechter tot het oordeel dat als gevolg van bedrijfseconomische omstandigheden, te weten organisatorische veranderingen die waren ingegeven door een omzetdaling, Mosa maatregelen voor een doelmatige bedrijfsvoering heeft moeten treffen die ertoe leiden dat de arbeidsplaats van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] is komen te vervallen.
4.13.
Mosa heeft naar het oordeel van de kantonrechter op redelijke gronden kunnen besluiten de functie van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] te laten vervallen. De conclusie van het voorgaande is dat Mosa de arbeidsovereenkomst niet in strijd met artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW heeft opgezegd. Evenmin is gebleken dat Mosa op andere punten niet juist / niet zorgvuldig heeft gehandeld. Het primaire en subsidiaire verzoek om Mosa te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen, wordt daarom afgewezen.
4.14.
Nu hiervoor is geoordeeld dat de opzegging niet in strijd is met artikel 7:669 lid 3 onderdeel a BW, is de door [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] meer subsidiair verzochte billijke vergoeding op grond van artikel 7:682 lid 1 aanhef en onder b BW eveneens niet toewijsbaar.
4.15.
Aangezien het verzoek van [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] tot herstel van de arbeidsovereenkomst wordt afgewezen, is er een rechtsgeldig einde aan het dienstverband gekomen. Aldus doet zich de voorwaarde waaronder Mosa het zelfstandig verzoek heeft ingediend niet voor. Dit brengt met zich dat de kantonrechter niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het zelfstandig verzoek van Mosa. De door partijen dienaangaande ingenomen stellingen, blijven dan ook onbesproken.
4.16.
[verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van Mosa worden tot op heden begroot op
€ 400,00 (2 punten x € 200,00) aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker, tevens verweerder in het (voorwaardelijk) zelfstandig verzoek] in de proceskosten, aan de zijde van Mosa tot op heden begroot op € 400,00,
5.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Groen en is in het openbaar uitgesproken.
Type: CJ