ECLI:NL:RBLIM:2016:630

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 januari 2016
Publicatiedatum
27 januari 2016
Zaaknummer
C/03/215608 / KG ZA 16/6
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • J.F.W. Huinen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op eigendomsrecht en retentierecht in kort geding tussen Best Direct NL B.V. en Trebs B.V.

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 januari 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Best Direct NL B.V. en Trebs B.V. Best Direct vorderde de afgifte van handelsvoorraad die in het bezit was van Trebs, op de grond dat deze voorraad eigendom was van Best Direct. Trebs verweerde zich door te stellen dat zij een retentierecht had op de voorraad vanwege onbetaalde kosten die Best Direct aan haar verschuldigd was. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor het bestaan van een duurovereenkomst tussen partijen, waaruit voortvloeide dat Trebs recht had op betaling voor de geleverde diensten. De voorzieningenrechter concludeerde dat Trebs haar verplichting tot afgifte van de handelsvoorraad op rechtsgeldige grond had opgeschort, omdat er een opeisbare vordering bestond. De vorderingen van Best Direct werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank benadrukte dat het beroep op het retentierecht door Trebs niet onaanvaardbaar was en dat de belangen van beide partijen zorgvuldig waren afgewogen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: C/03/215608 KG ZA 16-6
Vonnis in kort geding van 26 januari 2016
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEST DIRECT NL B.V.,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
eiseres,
advocaat mr. J.P. Koets,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TREBS B.V.,
gevestigd te Heerlen,
gedaagde,
advocaat mr. O.L.M. Heuts.
Partijen zullen hierna Best Direct en Trebs worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 11 januari 2016
  • de akte overlegging producties aan de zijde van Trebs
  • de akte overlegging producties aan de zijde van Best Direct
  • de mondelinge behandeling van 14 januari 2016, waarbij dhr. [naam vertegenwoordiging Best Direct] namens Best Direct is verschenen bijgestaan door mr. Koets, en dhr. [naam vertegenwoordiging Trebs 1] en
mw. [naam vertegenwoordiging Trebs 2] namens Trebs zijn verschenen bijgestaan door mr. Heuts
- de e-mail van 19 januari 2016 aan de zijde van Best Direct.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Best Direct is op 8 juni 2011 opgericht en legt zich met name toe op het zoge-noemde ‘instore retail trade’, hetgeen inhoudt dat zij middels het plaatsen van product displays bij klanten producten aanbiedt aan consumenten.
2.2.
Best Direct heeft sinds de oprichting een drietal aandeelhouders, te weten Manveld Utrecht B.V., BCN FUHF S.L. en Commax International N.V., die ieder voor een gelijk deel aandelen in Best Direct houden.
2.3.
In de opstartfase hebben de aandeelhouders gesproken over de mogelijkheid voor Best Direct om, tegen doorbelasting van kosten, gebruik te maken van de (bedrijfs)organi-satie van Trebs, waarvan Commax International N.V. enig aandeelhouder en bestuurder is.
2.4.
Hoewel vorenbedoeld overleg tussen de aandeelhouder niet tot een schriftelijke overeenkomst heeft geleid, maakt Best Direct vanaf haar oprichting in juni 2011 gebruik van het personeel, de kantoor- en bedrijfsruimten en faciliteiten van Trebs. Best Direct zelf heeft geen personeel in dienst en heeft evenmin een eigen kantoor- dan wel bedrijfsruimte; haar handelsvoorraden slaat zij op in een door Trebs gehuurd magazijn te Nuth.
2.5.
De door Trebs in voornoemd kader doorbelaste personeels-, huisvestings- en algemene kosten (in totaal zo’n € 400.000,- op jaarbasis) zijn tot november 2015 door Best Direct voldaan en maken integraal deel uit van de vastgestelde jaarrekeningen over de jaren 2011 en 2012 en de, nog niet vastgestelde, jaarrekening over het jaar 2013.
2.6.
Bij e-mail van 26 november 2015 heeft dhr. [naam indirect bestuurder Best Direct] (hierna: [naam indirect bestuurder Best Direct] ) als indirect bestuurder van Best Direct, voor zover relevant, het navolgende aan Trebs bericht:
“(…) Ik weet niet precies tot wie ik me moet melden maar ik heb met [naam bestuurder BCN FUHF][de voorzieningenrechter: dhr. [naam bestuurder BCN FUHF] , enig aandeelhouder en bestuurder van BCN FUHF S.L.]
afgesproken dat we de voorraden van Best Direct tot geld gaan maken.
Kun jij derhalve de huidige voorraad op pallets laten zetten . Zoveel mogelijk bij elkaar en tellen svp dan laat ik ze ophalen en gaan ze naar opkopers toe.
Ik wil dat volgende week geregeld hebben als het kan.
Uit de Balance sheet begrijp ik dat er ruim 200.000 voorraad ligt die ik graag snel wil omzetten in cash. (…).”
2.7.
Na het uitblijven van een reactie op voormelde e-mail, heeft [naam indirect bestuurder Best Direct] Trebs bij
e-mail van 27 november 2015 nogmaals aangeschreven tot afgifte van de handelsvoorraad.
2.8.
Bij e-mail van 30 november 2015 heeft mw. [naam Legal Advisor Trebs] (hierna: [naam Legal Advisor Trebs] ) in haar functie van ‘Legal Advisor’ van Trebs, aan Best Direct bericht:
“(…) As you already know, there is an continuing performance agreement, between Trebs B.V. and Best Direct NL B.V. that has existed already for a couple of years (since the foundation of Best Direct). Trebs had performed the sales, administration, back- and front office and warehousing and fulfilment for years!
These performances have always been invoiced, and the amounts have been settled/ were paid. (…)
The recent developments with regards to Best Direct, Manveld Utrecht and BCN, have made it clear that there is a serious threat that Best Direct NL B.V. will not live up to the agreement according to which Trebs has been working for the past couple of years on behalf of Best Direct.
In view hereof, your recent “request” to pick up the entire stock of Best Direct seems evidence of your determination to end the agreement. (…)
I therefor demand that you confirm to us in writing that the agreement between Best Direct and Trebs that has been (and still is) effective between parties for so many years, willnotcome to an end without respecting a notification period of 9 moths during which BCN and Manveld will ensure that payment and other obligations by Best Direct are fully met. (…)
Failure to do so, will be considered to be a rejection of my request.
We will claim full payment and full compensation for damages. (…).”
2.9.
In reactie op voormelde e-mail heeft [naam indirect bestuurder Best Direct] bij e-mails van 30 november en
1 december 2015, 11:43 uur, bericht:
“Please Send me THE agreement. I was not aware there was one ???”
“(…) Please forward the agreement since both [naam bestuurder BCN FUHF] and myself are not aware of this.
Also . Last Time I ASK this : when Can we Pick up THE goods Which are THE property of best direct??
You Cannot hold back this stock . It is our property and I need to Sell it in order to Get cash for best direct. You are seriously and willingly harming our business . I cannot accept this . (…).”
2.10.
[naam Legal Advisor Trebs] heeft op haar beurt bij e-mail van 1 december 2015, 14:20 uur, bericht:
“(…) Is this a joke?
What else would be the reason why BD has its stock in Trebs’ premises and can benefit from staffing and services provided by Trebs?
As from the very start of BD, it was agreed that warehousing, staffing and other services would be provided by Trebs. This has been discussed and agreed by all shareholders A formal written agreement has not been signed, [although a draft agreement was prepared]. The daily practice has been according to the arrangement between the shareholders [and the contents of the draft]. This made perfectly sense. Best Direct has never had own staff, housing of facilities. It was Trebs that has supplied warehousing, staffing and services to Best Direct and Best Direct has paid for these services. The payments have been reported in the annual accounts of BD, for example in the 2012 accounts that have been approved by the general meeting. Based on this continuing practice, that has lasted for 5 years now Trebs has made avallable sufficient warehouse space, engaged staff and structured its operations, [rent agreement, insurances etc.]. (…)
As with any contract that has been in place for many years, this agreement cannot just be terminated and certainly not with immediate effect.
Trebs demands that the agreement will be continued. If BD nevertheless decides to terminate it, a notice period of 9 months has to be taken into consideration. Trebs reserves the right to claims damages, as it is foreseeable that Trebs will not be able to recover the lost investment made for BD. (…).”
2.11.
[naam indirect bestuurder Best Direct] heeft hierop bij e-mail van 1 december 2015, 14:52 uur, gereageerd:
“(…) Apparantly there is no contract in place ? So there is no termination period.
If Trebs feels they have damage they should address Best direct and then I will look at it. That is the correct way. Who is talking about ending anything ? However I need to understand what is in place now. So email me what you think the agreements are now. (…)
But that has nothing to do with the best direct stock. Now when can I pick up the stock ? (…).”
2.12.
Bij e-mail van 1 december 2015, 15:19 uur, heeft [naam Legal Advisor Trebs] vervolgens bericht:
“(…) As you know (…) Trebs has supplied warehousing, staff and other services to BD. Currently, the invoiced and outstanding amounts for these services are:
- invoice GZE/T150110 for services rendered for November 2015 (total amount € 33.657,36), outstanding amount: € 22.374,54. (…)
From your recent mails, we understand that you refuse to acknowledge Trebs’position as contract party of BD. This is making us very concerned about BD fulfilling its payments obligations towards Trebs. (…)
We have to be certain that Trebs will be paid for the services it has provided to BD, and also for the services that Trebs will continue to provide for BD for the remainder of the contract period.
If you refuse to give certainty that BD will meet its payment obligations, Trebs has no other option than to enforce payment by using its legal rights. For this purpose, Trebs notifies you that will use its right of retention on any goods belonging to BD that Trebs has in its possession. Such retention will imply that Trebs will only release the stock after full payment by BD of any amount due. (…).”
2.13.
Nadat partijen bij e-mails van 5 december en 7 december 2015 gecorrespondeerd hebben over het bestaan van een duurovereenkomst en de hieruit voortvloeiende financiële verplichtingen, het inroepen van het retentierecht en - daarmee samenhangend - de afgifte van de handelsvoorraad, heeft de advocaat van Best Direct bij brief van 16 december 2015 aan Trebs, voor zover relevant, bericht:
“(…) Dat sprake zou zijn van een (duur)overeenkomst tussen partijen wordt door BD betwist. Ook de door u gestelde condities van die vermeende (duur)overeenkomst worden door BD betwist. Om die reden betwist BD het bestaan van een vordering van Trebs op BD en betwist BD voorts ook de hoogte van die vermeende vordering (…).
Hoewel BD aldus alle door Trebs gepretendeerde vorderingen uitdrukkelijk betwist, is het voor BD zaak dat de voorraad die bij Trebs in het warehouse staat op de kortst mogelijke termijn wordt vrijgegeven. BD heeft geen tijd voor het voeren van ellenlange discussie en stelt om die reden de navolgende praktische oplossing voor:
1.
Trebs bevestigt schriftelijk en uiterlijk (…) aan ondergetekende dat op eerste afroep van BD door Trebs zal worden meegewerkt aan het afgeven van de voorraad van BD aan BD, ten behoeve van het te gelde maken van die voorraad;
2.
BD stelt zekerheid voor een bedrag van€ 55.151,54(te weten het betwiste factuurbedrag vermeerderd met eenmaal een bedrag van € 32.777,-, gelijk aan één maand vermeende opzegtermijn);
3.
Die zekerheid zal worden gesteld door overboeking van dat bedrag door BD - direct na het te gelde maken va de voorraad van BD door BD - aan de derdengeldenrekening van een door Trebs aan te wijzen notaris, (…).”
2.14.
Trebs heeft bij brief van 22 december 2015 bericht niet te kunnen instemmen met voormeld voorstel, omdat zij van oordeel is dat het voorstel geen adequate zekerheid biedt.
2.15.
Bij brief van 24 december 2015 heeft de advocaat van Best Direct, onder voor-behoud van het bestaan hiervan, de duurovereenkomst opgezegd tegen 1 januari 2016 met inachtneming van één maand opzegtermijn.

3.Het geschil

3.1.
Best Direct vordert dat de voorzieningenrechter, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, Trebs zal veroordelen:
om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis de handelsvoorraad zoals omschreven in het lichaam van de dagvaarding onder § 1.6, aan Best Direct af te geven, zulks door Best Direct op een door haar te noemen datum en tijdstip toegang te verschaffen tot het terrein waar Trebs de handelsvoorraad - gereed voor transport op pallets - aan Best Direct aan zal bieden, althans een zodanige voorziening als door de voorzieningenrechter in goede justitie zal worden gelast, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor elke dag of gedeelte van een dag dat Trebs hiermee in gebreke blijft;
tot betaling van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.2.
Best Direct legt aan haar vorderingen ten grondslag dat Trebs inbreuk maakt op haar eigendomsrecht. Zij stelt hiertoe dat Trebs geen rechtsgeldig beroep op het opschortings- dan wel retentierecht toekomt, zodat op onterechte gronden niet tot afgifte van de aan Best Direct in eigendom toebehorende handelsvoorraad wordt overgegaan.
Best Direct stelt primair dat Trebs in het geheel geen opeisbare vordering op Best Direct heeft, althans dit niet had op het moment dat zij haar rechten inriep, zodat zij niet rechts-geldig tot opschorting van haar verplichting tot afgifte kan overgegaan. Voor zover al aangenomen wordt dat er sprake is van een duurovereenkomst tussen partijen, heeft te gelden dat de hieruit voor Best Direct voortvloeiende betalingsverplichtingen niet opeisbaar waren op het moment van opschorting en Trebs evenmin een beroep op artikel 6:80 BW toe kwam. Daar komt bij dat de gestelde opeisbare vordering, niet in verhouding staat tot de waarde van de handelsvoorraad.
Subsidiair stelt Best Direct dat het beroep op het opschortings- dan wel retentierecht, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (artikel 6:248 lid 2 BW). Het belang dat Trebs bij het behoud van de handelsvoorraad heeft, weegt in deze niet op tegen het belang dat Best Direct bij afgifte heeft.
3.3.
Trebs heeft de vorderingen gemotiveerd betwist. Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover relevant, nader worden ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In tegenstelling tot hetgeen Trebs heeft betoogd, heeft Best Direct - gelet op de gestelde inbreuk op haar eigendomsrecht door uitoefening van het opschortings- dan wel retentierecht door Trebs - voldoende aannemelijk gemaakt dat zij een spoedeisend belang heeft bij haar vorderingen.
4.2.
Voorop wordt gesteld dat, nu niet in geschil is dat onderhavige handelsvoorraad in eigendom toebehoort aan Best Direct, laatstgenoemde krachtens artikel 5:2 BW bevoegd is om deze, in het geval dat Trebs deze zonder recht of titel onder zich houdt, op te eisen. Trebs heeft te dien aanzien ter verweer aangevoerd dat haar een opschortings- dan wel retentierecht toekomt, hetgeen toewijzing van de vordering tot afgifte in de weg staat. Het geschil tussen partijen komt derhalve neer op de vraag of sprake is van een rechtsgeldig opschortings- dan wel retentierecht aan de zijde van Trebs.
4.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 3:290 BW is een retentierecht de bevoegdheid die in de bij de wet aangegeven gevallen aan een schuldenaar toekomt, om de nakoming van zijn verplichting tot afgifte van een zaak aan zijn schuldeiser op te schorten, totdat zijn eigen vordering op de schuldenaar is voldaan. Uit voornoemd artikel in samenhang met artikel 6:52 BW vloeit voort dat er aan een drietal voorwaarden dient te worden voldaan, alvorens
een (rechts)persoon een rechtsgeldig beroep op het retentierecht toekomt.
4.4.
In de eerste plaatst dient er sprake te zijn van een ‘opeisbare’ vordering aan de zijde van degene die zich op het retentierecht beroept.
4.4.1.
In dit verband wordt allereerste overwogen dat de voorzieningenrechter het, in tegenstelling tot hetgeen Best Direct heeft betoogd, hoogst aannemelijk acht dat sprake is van een vorderingsrecht aan de zijde van Trebs. Hiertoe wordt het volgende van belang geacht.
4.4.2.
Trebs heeft aan haar beroep op het retentierecht ten grondslag gelegd dat er tussen partijen een duurovereenkomst bestaat op grond waarvan zij - tegen vergoeding van kosten - aan Best Direct personeel, kantoor- en bedrijfsruimte en andere faciliteiten ter beschikking heeft gesteld en thans nog stelt. In geschil is niet dat Best Direct vanaf haar oprichting in juni 2011 frequent gebruik heeft gemaakt en maakt van deze door Trebs ter beschikking gestelde ‘faciliteiten’, dat zij de in verband hiermee bij haar in rekening gebrachte kosten tot november 2015 heeft voldaan en dat deze kosten ook integraal zijn verwerkt in de door haar (vastgestelde) jaarrekeningen. Voorgaande kan, mede gelet op het als onweersproken vast-staande gegeven dat de aandeelhouders bij de oprichting van Best Direct gesproken hebben over een dergelijke wijze van opereren, naar het voorshandse oordeel van de voorzieningen-rechter geen ander oordeel rechtvaardigen dan dat er een duurovereenkomst tot stand is ge-komen in vorenbedoelde zin. Het enkele feit dat partijen nimmer over zijn gegaan tot een schriftelijke formalisering van de bestaande relatie kan - mede nu een dergelijke formalise-ring geen voorwaarde is voor het kunnen aannemen van het bestaan van een overeenkomst - zonder nadere toelichting, die niet gegeven is, niet tot het door Best Direct voorgestane oordeel leiden dat er geen sprake is van een duurovereenkomst.
Daar ter mondelinge behandeling als onweersproken vast is komen te staan dat Trebs haar verplichtingen - die uit de hiervoor bedoelde overeenkomst voortvloeien - ononderbroken nakomt jegens Best Direct en tevens vast is komen te staan dat Best Direct vanaf november 2015 tekort is geschoten in haar hier tegenoverstaande betalingsverplichtingen, wordt het bestaan van een vorderingsrecht aan de zijde van Trebs hoogst aannemelijk geacht. Dat het exacte beloop van deze vordering thans in kort geding niet is vast te stellen, maakt voor-noemde niet anders. De stellingen die in dit verband zijn aangevoerd behoeven, in het kader van de vraag naar het bestaan van een vordering, aldus geen beoordeling.
4.4.3.
Ten aanzien van de opeisbaarheid heeft Best Direct terecht gesteld dat voormelde betalingsvordering, op het moment dat Trebs in haar e-mail van 1 december 2015 een beroep op het retentierecht deed, nog niet opeisbaar was (artikel 6:39 BW). Met het oog op het bepaalde in artikel 6:80 lid 1 BW, brengt dit echter niet zondermeer mee dat het beroep van Trebs op het retentierecht niet rechtsgeldig is. Voormeld artikel bepaalt immers dat de gevolgen van niet-nakoming (waaronder het opschortingsrecht) reeds kunnen intreden voordat de vordering opeisbaar is, indien, voor zover hier relevant, de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming tekort zal schieten.
4.4.4.
Zoals onweersproken is gesteld, en ook uit de e-mail van 30 november 2015 blijkt (zie r.o. 2.8.), heeft Trebs in de verstoorde verhouding tussen de aandeelhouders in Best Direct en het verzoek tot afgifte van de gehele handelsvoorraad, aanleiding gezien om Best Direct aan te schrijven ter benadrukking van de tussen partijen bestaande duurovereen-komst. Zij heeft Best Direct hierbij verzocht om te bevestigen dat de duurovereenkomst nagekomen zal worden, althans niet zonder inachtneming van een opzegtermijn beëindigd zal worden. In reactie op dit verzoek heeft Best Direct bij herhaling bericht (e-mails van 30 november en 1 december 2015, zie r.o. 2.9.) dat zij niet op de hoogte is van het bestaan van enige duurovereenkomst tussen partijen. Zij schrijft onder andere:
“I was not aware there was one”. Nadat Trebs bij e-mail van 1 december 2016 nogmaals heeft aangegeven op welke gronden er sprake is van een duurovereenkomst en zij Best Direct erop heeft gewezen dat de overeenkomst dient te worden nagekomen, heeft Best Direct bij e-mail van gelijke datum kennelijk geconcludeerd dat er geen overeenkomst tussen partijen is (zie r.o. 2.11.). Ze bericht Trebs:
“Apparantly there is no contract in place?”.
Uit deze mededelingen heeft Trebs naar het voorshandse oordeel van de voorzieningen-rechter mogen afleiden dat Best Direct - in ieder geval voor de korte termijn - tekort zou schieten in de op haar rustende betalingsverplichtingen. De subjectieve bereidheid van Best Direct om, onder de door Trebs gestelde condities, na te komen ligt immers op geen enkele wijze in de mededelingen besloten. Van een dergelijke bereidheid is overigens nadien ook niet gebleken; in tegendeel, Best Direct heeft de duurovereenkomst later expliciet betwist.
4.4.5.
Al het voor overwogene leidt tot het oordeel dat aan het eerste vereiste voor het inroepen voor het retentierecht is voldaan; op het moment dat Trebs een beroep deed op het retentierecht, was zij gerechtigd om een beroep te doen op de gevolgen van niet-nakoming.
4.5.
Als tweede vereiste geldt dat er tussen de vordering enerzijds en de verbintenis tot afgifte anderzijds voldoende samenhang dient te bestaan om de opschorting te kunnen rechtvaardigen. In dit verband wordt van belang geacht dat, nu zowel de vordering ter zake het onbetaald laten van de kosten voor ter beschikking gesteld(e) personeel, kantoor- en bedrijfsruimte (waaronder het magazijn) en andere faciliteiten, als de verbintenis tot afgifte van de handelsvoorraad, die in het magazijn is opgeslagen, voortvloeien uit de onder rechtsoverweging 4.4.2. bedoelde overeenkomst, voldoende aannemelijk is dat er sprake is van een samenhang in vorenbedoelde zin.
Dat, zoals Best Direct heeft gesteld, de opschorting niet gerechtvaardigd zou zijn omdat er een onevenredige discrepantie bestaat tussen de hoogte van de betalingsvordering enerzijds en de waarde van de handelsvoorraad anderzijds, wordt niet aannemelijk geacht. Ter mon-delinge behandeling heeft Trebs immers onweersproken gesteld dat de boekwaarde van de handelsvoorraad weliswaar zo’n € 200.000,- bedraagt, maar dat de reële waarde beduidend lager is. Het had in deze zin op de weg van Best Direct gelegen om feiten en omstandig-heden te stellen, die aannemelijk maken dat de door haar gestelde boekwaarde van de handelsvoorraad ook te realiseren is. Nu zij dit niet heeft gedaan, wordt niet aannemelijk geacht dat het beroep op het retentierecht de proportionaliteitstoets niet kan doorstaan.
Daar komt bij dat, zelfs indien er veronderstellende wijs vanuit wordt gegaan dat de han-delsvoorraad de door Best Direct voorgestane reële waarde heeft en de duurovereenkomst rechtsgeldig is opgezegd per 1 februari 2016, de betalingsvordering van Trebs de waarde van de handelsvoorraad - mede gelet op de nauwe samenhang tussen de vordering enerzijds en de verbintenis tot afgifte anderzijds - niet onevenredig ontloopt. Immers heeft Trebs, in het hypothetische geval dat de duurovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, een minimale betalingsvordering van zo’n € 85.000,- (het bedrag van € 22.374,54 over de maand november 2015 en een gemiddeld bedrag van € 32.000,- per maand over de maanden december 2015 en januari 2016).
4.6.
Voor een rechtsgeldig beroep op het retentierecht is ten slotte vereist dat degene die zich op het recht beroept, de feitelijk macht uitoefent over de af te geven zaak. Daar afgifte door Trebs nodig is om de handelsvoorraad weer in de macht van de rechthebbende, Best Direct, te brengen, wordt aannemelijk geacht dat ook aan dit laatste vereiste is voldaan.
4.7.
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, komt de voorzieningenrechter dan ook tot de conclusie dat Trebs haar verplichting tot afgifte van handelsvoorraad op rechtsgeldige grond heeft opgeschort.
4.8.
Dat, zoals Best Direct heeft gesteld, het beroep op het retentierecht in onderhavig geval naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is, wordt niet aannemelijk geacht. Hiertoe wordt van belang geacht, dat voor zover Best Direct in dit verband heeft willen stellen dat zij voldoende zekerheid heeft gesteld voor de nakoming van de veronderstelde betalingsvordering en Trebs aldus in strijd met de redelijkheid en billijk-heid handelt door onverkort vast te houden aan haar retentierecht, dit niet slaagt.
Het retentierecht is een zekerheidsrecht dat niet alleen een hoge voorrangspositie bij verhaal verschaft, maar eveneens bij een eventueel faillissement van de schuldenaar in stand blijft. Het enkele feit dat Best Direct een andere vorm van zekerheid heeft voorgesteld, kan - gelet op deze bijzondere aard - zonder nadere toelichting, die niet gegeven is, niet het oordeel rechtvaardigen dat Trebs’ beroep op het retentierecht naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Dit geldt te meer daar gesteld noch gebleken is, dat de door Best Direct geboden vorm van zekerheid behoorlijke dekking biedt voor de vordering van Trebs en dat laatstgenoemde daarop verhaal kan halen.
Voor zover Best Direct haar standpunt heeft gestoeld op de stelling dat Trebs - mede gelet op de belangen aan de zijde van Best Direct - geen in redelijkheid te respecteren belang heeft bij gebruikmaking van haar retentierecht, althans geen belang heeft dat zwaarder weegt, treft dit evenmin doel. Dat Best Direct haar belangrijkste klant zal verliezen indien zij niet bin-nen afzienbare tijd over de onderhavige handelsvoorraad kan beschikken, en daarmee in staat van faillissement zal raken, is op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt.
4.9.
De voorzieningenrechter komt op grond van het voorgaande dan ook tot het oordeel dat Trebs in onderhavig geschil rechtmatig gebruik kan maken van het aan haar toekomende retentierecht. De vorderingen van Best Direct zullen dientengevolge worden afgewezen.
4.10.
Best Direct zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Trebs worden tot op heden begroot op:
griffierecht: € 619,00
salaris advocaat:
€ 816,00
totaal: € 1.435,00
4.11.
De wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten zullen op de hierna in het dictum weergegeven wijze aan Trebs worden toegewezen.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen van Best Direct af,
5.2.
veroordeelt Best Direct in de aan de zijde van Trebs gerezen proceskosten, tot op heden begroot op een bedrag van € 1.435,00, vermeerderd met de wettelijke rente hierover vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis,
5.3.
veroordeelt Best Direct in de na dit vonnis ontstane kosten begroot op een bedrag van € 131,- aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Best Direct niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,- aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening,
5.4.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de punten 5.2. en 5.3. uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.W. Huinen en in het openbaar uitgesproken.
type: NG