ECLI:NL:RBLIM:2016:6455

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
26 juli 2016
Zaaknummer
C/03/203477 / HA ZA 15-140
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldvordering en ontbinding van samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht tussen Stichting RTR-NL Zuid en Stichting Parkmanagement Westelijke Mijnstreek

In deze zaak vordert de Stichting RTR-NL Zuid (RTR) betaling van openstaande facturen van de Stichting Parkmanagement Westelijke Mijnstreek (PMWM) op basis van een samenwerkingsovereenkomst voor cameratoezicht. De samenwerkingsovereenkomst liep van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013, maar PMWM heeft deze per 1 januari 2014 opgezegd. RTR stelt dat PMWM ten onrechte facturen heeft onbetaald gelaten en vordert in totaal € 166.375,44 aan openstaande bedragen, inclusief rente en buitengerechtelijke incassokosten. PMWM voert verweer en vordert in reconventie betaling van een bedrag van € 328.900,00, stellende dat RTR tekort is geschoten in de uitvoering van de overeenkomst.

De rechtbank oordeelt dat PMWM niet voldoende heeft onderbouwd dat RTR tekort is geschoten en dat de samenwerkingsovereenkomst niet meer kan worden ontbonden, omdat deze reeds was beëindigd. De rechtbank wijst de vorderingen van PMWM in reconventie af en oordeelt dat PMWM gehouden is tot betaling van de openstaande facturen aan RTR. De rechtbank veroordeelt PMWM tot betaling van € 66.550,00 en € 44.367,07 aan RTR, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De vordering van PMWM in reconventie wordt afgewezen, evenals de vordering tot vernietiging van de samenwerkingsovereenkomst op basis van bedrog of dwaling.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/203477 / HA ZA 15-140
Vonnis van 20 juli 2016
in de zaak van
de stichting
STICHTING RTR-NL ZUID,
gevestigd te Eindhoven,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. C.W. Houtman te Nijmegen,
tegen
de stichting
STICHTING PARKMANAGEMENT WESTELIJKE MIJNSTREEK,
gevestigd te Sittard, gemeente Sittard-Geleen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. J.F.E. Kikken te Hoensbroek.
Partijen zullen hierna RTR en PMWM genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de rolbeslissing van 13 april 2013 waarbij het verzoek om pleidooi van PMWM is afgewezen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
RTR, voorheen handelend onder de naam Stichting Regionaal platform criminaliteitsbeheersing Oost-Brabant, alias stichting Criminee!, heeft van 1 januari 2011 tot en met 31 december 2013 op basis van de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht tussen Stichting Parkmanagement Westelijke Mijnstreek en de stichting Criminee! van 3 februari 2011 (hierna: Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht), cameratoezicht uitgevoerd op het bedrijventerrein Westelijke Mijnstreek.
2.2.
ATN B.V. (hierna: ATN) en Dit is beveiligen B.V. (hierna: Dit B.V.) hebben aanvankelijk van PMWM de opdracht gekregen om zorg te dragen voor de volledige levering, aanleg, aansluiting, implementatie en onderhoud van een camerasysteem met toezichtruimte op diverse terreinen. Later is de eigen toezichtruimte op locatie uit de opdracht gehaald en is RTR in de arm genomen door PMWM voor het uitkijken van de beelden in haar ruimte (hierna: de rtr) in Eindhoven.
2.3.
PMWM heeft in november 2012 de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht rechtsgeldig opgezegd per 1 januari 2014. PMWM heeft de facturen van RTR betrekking hebbend op de laatste twee kwartalen van 2013 onbetaald gelaten.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
RTR vordert na wijziging van eis
  • veroordeling van PMWM tot betaling aan RTR van € 166.375,44 met rente,
  • veroordeling van PMWM tot betaling aan RTR van € 2.438,74 inzake buitengerechtelijke incassokosten,
  • veroordeling van PMWM tot betaling aan RTR van de proceskosten, waaronder begrepen € 1.417,04 aan beslagkosten en vermeerderd met de nakosten.
3.2.
RTR legt aan de vordering ten grondslag dat PMWM facturen ten onrechte onbetaald heeft gelaten. RTR stelt dat op basis van de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht die tot en met 31 december 2013 liep twee facturen onbetaald zijn gelaten. Voorts heeft PMWM nagelaten de facturen te voldoen die op basis van de mondelinge vaststellingsovereenkomst inzake cameratoezicht die liep tot 30 april 2014 zijn verzonden en tot slot stelt RTR recht te hebben op betaling van facturen met betreking tot de stilzwijgende voortzetting van de overeenkomst tot en met september 2014.
3.3.
PMWM voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
PMWM vordert
  • veroordeling van RTR om aan PMWM te betalen een bedrag van € 328.900,00, althans
  • veroordeling van RTR tot betaling aan PMWM van de proceskosten.
3.5.
PMWM legt aan de vordering ten grondslag dat zij de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht buitengerechtelijk heeft ontbonden met ingang van de ingangsdatum wegens toerekenbare tekortkoming van RTR, althans dat RTR bedrog heeft gepleegd, dan wel dat sprake is van dwaling.
3.6.
RTR voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
Het meest verstrekkende verweer van PMWM is dat zij nooit met RTR heeft gecontracteerd, zodat RTR geen rechten kan ontlenen aan de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht.
RTR heeft aangevoerd dat gecontracteerd is met de Stichting Regionaal Platform Criminaliteitsbeheersing Oost Brabant en dat de statutaire naam van deze stichting is gewijzigd in Stichting RTR-NL ZUID bij statutaire wijziging van 16 oktober 2014. RTR heeft dit onderbouwd met statuten en een uittreksel van het handelsregister.
RTR merkt voorts op dat de consequentie van de stellingen van PMWM is dat haar reconventionele vordering eveneens op losse schroeven staat, gesteld dat dit verweer wordt gevolgd.
4.2.
De rechtbank stelt vast dat PMWM tijdens de comparitie zich niet meer heeft uitgelaten over dit verweer, zodat zij ervan uitgaat dat PMWM dit heeft prijsgegeven.
De Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht tot 31 december 2013
4.3.
PMWM stelt voorts bij conclusie van antwoord dat zij de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht buitengerechtelijk ontbindt, omdat RTR tekort is geschoten. De tekortkoming bestaat volgens PMWM uit het beneden de maat blijven van de prestaties van het camerasysteem, waarover reeds in 2011 is geklaagd bij RTR. Ook stelt PMWM dat RTR ondermaatse dienstverlening heeft geleverd, omdat verschillende incidenten niet zijn opgemerkt en/of dat de juiste beelden niet konden worden verstrekt. PMWM stelt dat verschillende ondernemers hierom uit het project zijn gestapt. Tot slot verwijst PMWM naar de conclusies van een quick-scan, uitgevoerd in oktober 2013, waaruit het disfunctioneren volgens haar blijkt. De ontevredenheid over de dienstverlening is volgens PMWM de reden geweest om de overeenkomst op te zeggen per 31 december 2013. PMWM verwijt RTR voorts dat zij iets had moeten ondernemen tegen het feit dat Dit is beveiligen B.V. (hierna: Dit BV) opslagkosten in rekening bracht bij PMWM.
4.4.
RTR stelt allereerst dat een reeds door opzegging geëindigde overeenkomst niet meer ontbonden kan worden. RTR stelt voorts dat, omdat PMWM zelf in verzuim was met de betaling van de laatste twee facturen uit 2013, haar geen recht tot ontbinding toekomt.
Voor zover van dat laatste wel moet worden uitgegaan, stelt RTR dat, als er al sprake is van een tekortkoming van haar zijde, deze de ontbinding niet rechtvaardigt. RTR stelt dat de problemen in 2011 (dit zonder erkenning van RTR dat een verwijt kon worden gemaakt), waardoor PMWM de betaling had opgeschort, zijn verholpen en PMWM vervolgens heeft betaald. Voorts stelt RTR dat medio 2012 uit de projectevaluatie bleek dat de beoogde resultaten, namelijk een criminaliteitsreductie van 25%, met een reductie van 35% ruimschoots is gehaald. RTR stelt voorts dat PMWM op basis van de quick-scan nooit heeft geklaagd. De overeenkomst was op dat moment reeds opgezegd. RTR weerspreekt dat de gebreken waarover de scan spreekt daadwerkelijk aanwezig waren. RTR is voorts overigens nooit in de gelegenheid gesteld eventuele tekortkomingen op te lossen.
4.5.
Anders dan RTR veronderstelt volgt uit artikel 6:265 BW niet dat reeds beëindigde (uitgevoerde) overeenkomsten niet meer zouden kunnen worden ontbonden (vgl. Hoge Raad 4 februari 2000, NJ 2000/562, r.o. inzake het derde middel). Overigens staat vast dat de overeenkomst niet volledig is uitgevoerd, omdat PMWM nog twee facturen onbetaald heeft gelaten. Bovendien stelt PMWM dat RTR in de uitvoering van haar verplichtingen tekort is geschoten. Anders dan RTR veronderstelt is PMWM ook niet in schuldeisersverzuim, als bedoeld in artikel 6:266 BW, zodat, indien sprake is van een tekortkoming van RTR, PMWM gerechtigd is te ontbinden.
4.6.
Uit artikel 6:265 BW volgt dat alleen dan niet ontbonden kan worden als die tekortkoming, gelet op haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. De vraag dient te worden beantwoord of aan de zijde van RTR sprake is van een tekortkoming en of deze zodanig is dat deze de ontbinding rechtvaardigt.
4.7.
Met RTR is de rechtbank van oordeel dat problemen die kennelijk in 2011 aanleiding waren om bij RTR te klagen over de kwaliteit en betaling op te schorten, kennelijk zodanig zijn opgelost dat PMWM bereid was haar prestatie te voldoen en alsnog te betalen, zodat van een tekortkoming niet meer kan worden gesproken, zonder dat door PMWM nieuwe feiten daaromtrent naar voren zijn gebracht.
PMWM heeft ter comparitie voorts niet meer gereageerd op de stelling van RTR dat in 2012 een beter resultaat was behaald dan tevoren was afgesproken met betrekking tot de criminaliteitsreductie, namelijk 35% ten opzichte van beoogde 25% reductie. Uit de door PMWM overgelegde quick-scan uit 2013 blijkt bovendien ook dat vanaf 2011 een trendbreuk zichtbaar is en dat verschillende soorten criminaliteit ten opzichte van de voorgaande jaren 2008 en 2010 significant zijn afgenomen.
Evenmin heeft PMWM gereageerd op het verweer van RTR dat niet (tijdig) is geklaagd over de kwaliteit van het uitgevoerde werk. Dit maakt, tezamen met de vaststelling dat PMWM nalaat specifiek te onderbouwen op welke momenten en in welke specifieke situaties RTR niet kon leveren, en met de vaststelling dat een lijst van ontevreden opdrachtgevers geen inzicht geeft in het beweerdelijke gebrek aan de kwaliteit van de dienstverlening, kan een tekortkoming niet worden vast gesteld.
4.8.
Voor zover PMWM zich beroept op hoofdstuk 5 (techniek en dienstverlening) en hoofdstuk 7 (conclusies en aanbevelingen) van de quick-scan merkt de rechtbank allereerst op dat waar aldaar gesproken wordt over “de RTR” het gaat om “de Regionale Toezicht Ruimte” en niet om de stichting RTR-NL Zuid. Voorts wordt ingegaan op de aanbieding en geïnstalleerde techniek door ATN en Dit B.V. in het kader van de opdracht. In hoofdstuk 7 wordt opgemerkt dat het aanbod van de opdrachtnemers (bedoeld zijn ATN en Dit B.V.) is afgestemd op de eisen van de stichting Criminee! (lees: RTR) zonder dat alternatieven zijn overwogen. ATN en Dit B.V. wordt verweten dat de dienstverlening door de rtr onvoldoende is c.q. onvoldoende aansluit bij de technische en financiële eisen van PMWM en dat de betrokkenheid van de stichting Criminee! onvoldoende garanties biedt in het kader van privacybescherming. De enige aanbeveling die refereert aan de stichting Criminee! luidt dat PMWM de eisen waaraan de rtr moet voldoen zou moeten aanscherpen, maar deze aanbeveling is voorts in het geheel niet concreet uitgewerkt.
De rechtbank volgt dan ook RTR in haar stellingname dat de quick-scan geen tekortkomingen van RTR blootlegt, althans dat in ieder geval uit het rapport niet blijkt van tekortkomingen van RTR die een ontbinding rechtvaardigen.
4.9.
Voor zover PMWM stelt dat de wanprestatie van RTR daaruit bestaat dat zij ten onrechte kosten voor opslag in rekening brengt en dat PMWM daardoor twee maal daarvoor betaalt, omdat ook Dit B.V. deze kosten aan haar in rekening heeft gebracht, terwijl RTR dit wist of behoorde te weten en heeft nagelaten dit op te lossen, is de rechtbank van oordeel dat zij PMWM daarin niet kan volgen.
Vast staat dat RTR geen partij is bij de overeenkomst(en) die PMWM met Dit B.V. en/of ATN heeft afgesloten en vast staat dat RTR (slechts) kosten die zij maakt voor de opslag (deels) rekening brengt. Vast staat die kosten van opslag gebaseerd worden op de Samenwerkingsovereenkomst, pagina 2/3 onder 8 aanhef en 5de bullit, zodat het in rekening brengen van opslagkosten door RTR in beginsel niet voor onjuist kan worden gehouden.
Voor zover PMWM stelt dat er allerlei personele unies zijn tussen medewerkers en/of bestuurders en/of toezichthouders van ATN, Dit B.V. of DITSS (de stichting Dutch Institute for Technology, Safety and Security) en RTR is dit enerzijds onvoldoende gebleken en anderzijds is, als al moet worden aangenomen dat dergelijke verbanden er zijn, onvoldoende gebleken dat daardoor een plicht rust op RTR om zich actief te bemoeien met overeenkomsten waar zij geen partij bij is. Tekortschieten kan zij daarin dan ook niet.
4.10.
Nu er geen sprake is van een tekortkoming is er geen grond voor ontbinding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de buitengerechtelijke ontbinding in de conclusie van antwoord geen effect kan sorteren. De consequentie daarvan is dat PMWM gehouden is tot betaling van de nog openstaande facturen terzake de werkzaamheden tot het einde van de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht per 31 december 2013.
Bedrog en dwaling
4.11.
Voor zover PMWM bij wijze van verweer heeft bedoeld de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht met een beroep op bedrog of dwaling te laten vernietigen, is de rechtbank van oordeel dat PMWM daartoe onvoldoende concreet met feiten onderbouwd heeft gesteld, zodat deze verweren gepasseerd worden.
De mondelinge vaststellingsovereenkomst cameratoezicht tot en met 30 april 2014
4.12.
RTR stelt dat nadat de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht door PMWM rechtsgeldig was opgezegd per 31 december 2013 beide partijen in onderhandeling zijn getreden over voortzetting van de dienstverlening voor de tijd dat PMWM nog geen andere aanbieder had gevonden. RTR stelt dat er een Vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen met een looptijd van 1 januari 2014 tot en met 30 april 2014. Dat die overeenkomst uiteindelijk niet is ondertekend door [naam 1] doet daar volgens RTR niet aan af. RTR mocht er immers op vertrouwen dat de heer [naam 2] vertegenwoordigingsbevoegd was, omdat [naam 1] was opgenomen in de CC van de gevoerde correspondentie over de vaststellingsovereenkomst en uit correspondentie blijkt dat [naam 1] zou finaliseren. PMWM heeft de factuur ad € 44.367,07 die op basis van deze overeenkomst is verzonden onbetaald gelaten.
4.13.
PMWM betwist dat er een vervolgovereenkomst overeen is gekomen. De heer [naam 2] was, zo stelt PMWM, geen bestuurder meer per 23 december 2013 en was ook overigens alleen bevoegd tezamen met de andere bestuurders. Een volmacht is volgens PMWM nooit aan hem verleend. De niet ondertekende vaststellingsovereenkomst noemt bovendien [naam 1] als bestuurder. Tijdens een bespreking op 10 januari 2014 heeft [naam 1] RTR ook laten weten, zo stelt PMWM, dat hij niet bereid was te tekenen. Bovendien stelt PMWM staan de statuten in de weg aan de totstandkoming van de vaststellingsovereenkomst, omdat er geen toestemming daartoe is verleend door de Raad van Toezicht.
PMWM betwist voorts dat RTR werkzaamheden heeft uitgevoerd, die uit die vaststellingsovereenkomst zouden voortvloeien. Er was immers afgesproken in januari 2014 dat in afwachting van eventuele nadere afspraken RTR niet meer pro-actief, maar slechts reactief – achteraf en op verzoek – camerabeelden zou bekijken. PMWM stelt dat een dergelijk verzoek nooit is gericht tot RTR.
4.14.
Met RTR is de rechtbank van oordeel dat gelet op de geadresseerden van de correspondentie en met name de e-mail van 20 december 2013 van [naam 2] aan [naam 3] , RTR er vanuit mocht gaan dat [naam 2] , ook al was hij geen bestuurder meer, vertegenwoordigingsbevoegd was. [naam 2] schreef immers dat [naam 1] , die in de CC-adresregel was opgenomen, hem had gevraagd de vaststellingsovereenkomst af te handelen en dan ter ondertekening aan hem voor te leggen. Ook de e-mails van 6 januari 2014 laten geen ruimte om te twijfelen.
4.15.
PMWM heeft terzake het al dan niet bestaan van afspraken over voortzetting in 2014 van de dienstverlening door RTR in rechte erkend dat [naam 1] mondeling met RTR in januari 2014 de afspraak heeft gemaakt dat door RTR (slechts) reactief zou moeten worden uitgekeken.
De rechtbank is van oordeel, gezien de correspondentie terzake die door RTR in geding is gebracht, dat de vaststellingsovereenkomst de mondelinge afspraken weergeeft: de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht duurt voort onder gelijkblijvende voorwaarden, met dien verstande dat in overleg met [naam 1] het reactief uitkijken in plaats van volledige observatie is overeengekomen, tot en met 30 april 2014 en dan eindigt van rechtswege.
4.16.
De rechtbank van oordeel dat, anders dan PMWM lijkt te suggereren, RTR de technische inrichting in stand heeft moeten houden op basis van de mondelinge vaststellingsovereenkomst om het reactief uitkijken van beelden te kunnen uitvoeren. Op grond daarvan zijn de kosten bij PMWM in rekening gebracht. Dat er volgens PMWM geen uitkijkverzoeken zouden zijn gedaan, maakt niet dat daardoor de vaste kosten niet in rekening gebracht zou mogen worden.
4.17.
PMWM stelt tot slot dat zij slechts gehouden kan worden een redelijke prijs te betalen en niet de overeengekomen vaste prijs van € 110.000,00 per jaar.
RTR betwist dat de € 110.000,00 niet kan worden aangemerkt als een redelijke prijs. De werkelijke kosten liggen hoger, maar zijn contractueel beperkt.
4.18.
De rechtbank is van oordeel dat RTR gevolgd moet worden dat de contractueel bedongen prijs per jaar dient te worden toegepast. De door PMWM opgevraagde prijsofferte, die het meest overeenkomt met hetgeen met RTR is overeengekomen (punt 8 aanhef en 5de bullit), namelijk inclusief opslag, komt immers vrijwel overeen met de door RTR gehanteerde prijs vóór de door RTR toegepaste korting.
4.19.
Op grond van het bovenstaande kan de vordering tot betaling met betrekking tot de periode tot en met 30 april 2014 worden toegewezen.
De stilzwijgende Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht na 30 april 2014
4.20.
RTR stelt dat sprake is van stilzwijgende verlenging van de vaststellingsovereenkomst. [naam 4] heeft ter comparitie verklaard dat er e-mail correspondentie zou zijn waaruit zou blijken dat [naam 1] vraagt om door te gaan na 30 april 2014.
PMWM heeft betwist dat sprake is van een stilzwijgende voortzetting
4.21.
Vast staat dat de vaststellingsovereenkomst van rechtswege op 30 april 2014 ten einde liep. Vast staat voorts dat RTR heeft nagelaten de e-mail(s) van Van der Burg waaruit een en ander zou blijken in geding te brengen, hoewel zij daartoe voldoende in de gelegenheid is geweest. De rechtbank is daarom van oordeel dat gelet ook op de uitdrukkelijke betwisting, onvoldoende concreet is onderbouwd dat de overeenkomst na 30 april 2014 nog is verlengd. Dit deel van de vordering moet dan ook worden afgewezen.
De (proces)kosten
4.22.
De vordering inzake de buitengerechtelijke incassokosten zal worden afgewezen, omdat elke toelichting en/of onderbouwing ontbreekt.
4.23.
PMWM zal als de in conventie in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van beslag. Deze worden aan de zijde RTR begroot op:
  • exploot van dagvaarding € 99,98
  • griffierrecht € 3.864,00
  • beslagkosten € 1.417,04
  • salaris advocaat
  • totaal € 9.644,02.
De nakosten worden toegewezen zoals in het dictum wordt bepaald.
in reconventie
4.24.
Op grond van de overwegingen en het oordeel in conventie inzake de buitengerechtelijke ontbinding van de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht dient ook de vordering in reconventie te worden afgewezen.
4.25.
Voor zover PMWM bij wijze van grondslag voor haar vordering heeft bedoeld de Samenwerkingsovereenkomst cameratoezicht met een beroep op bedrog of dwaling te laten vernietigen, is de rechtbank van oordeel dat PMWM daartoe niet alleen onvoldoende concreet met feiten onderbouwd heeft gesteld, maar ter zake ook geen vordering heeft ingesteld, zodat aan deze grondslagen zonder meer voorbij kan worden gegaan.
4.26.
PMWM zal als de in het ongelijk gestelde partij in reconventie worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze worden aan de zijde van RTR tot op heden begroot op
€ 4.000,00 inzake salaris advocaat (2 punten tarief VI).

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt PMWM aan RTR te betalen een bedrag van € 66.550,00 en een bedrag van € 44.367,07, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele betaling,
5.2.
veroordeelt PMWM in de kosten van het geding, daaronder begrepen de kosten van beslag, aan de zijde van RTR begroot op € 9.644,02, vermeerderd met de nakosten ad € 131,00, indien geen betekening van dit vonnis plaatsvindt dan wel ad
€ 199,00, indien betekening noodzakelijk is,
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.4.
wijst de vordering af,
5.5.
veroordeelt PMWM in de kosten van het geding in reconventie aan de zijde van RTR tot op heden begroot op € 4.000,00,
in conventie en in reconventie
5.6.
verklaart het bepaalde in 5.1., 5.2. en 5.5. in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB