In deze zaak vordert de eiser, [eiser], ontruiming van de huurwoning door de gedaagde, [gedaagde], wegens huurachterstand. De huurovereenkomst is op 1 oktober 2013 ingegaan en de huurprijs bedraagt € 681,00 per maand. De gedaagde heeft sinds juli 2015 geen huur meer betaald. De eiser heeft de gedaagde eerder medegedeeld dat hij de woning weer zelf wilde bewonen. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat hij de huurbetaling heeft opgeschort vanwege gebreken in de woning en mishandeling door de eiser. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met juli 2016 € 8.172,00 bedraagt, wat een ernstige tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst is. De kantonrechter heeft het verweer van de gedaagde verworpen, omdat er onvoldoende bewijs is dat de eiser verantwoordelijk is voor de gebreken en de gedaagde niet gerechtigd is de huurbetalingen op te schorten. De kantonrechter heeft de vordering van de eiser toegewezen, waarbij de gedaagde wordt veroordeeld om binnen twee weken na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en de achterstallige huur te betalen, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van het geding zijn ook voor de gedaagde.