ECLI:NL:RBLIM:2016:7619

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 september 2016
Publicatiedatum
1 september 2016
Zaaknummer
C/03/224836 / KG ZA 16-431
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwijzing van een kort geding naar een andere rechtbank wegens mogelijke partijdigheid van de voorzieningenrechter

In deze zaak, die op 1 september 2016 door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg is behandeld, vorderden eisers, vertegenwoordigd door advocaat mr. S. Dassen, dat de gedaagde, vertegenwoordigd door advocaat mr. A.J.J. Kreuzkamp, zou worden veroordeeld tot het gedogen van werkzaamheden aan een muur en goot die in geschil zijn. De eisers vorderden dat de gedaagde hen zou toestaan om herstelwerkzaamheden uit te voeren, met een dwangsom van € 5.000,00 per overtreding tot een maximum van € 100.000,-.

De voorzieningenrechter heeft eerst de bevoegdheid van de rechtbank onderzocht. Hoewel de voorzieningenrechter bevoegd was om van het geschil kennis te nemen, werd vastgesteld dat de eisende partij sub 2 als rechter verbonden is aan de Rechtbank Limburg. Om partijdigheid te voorkomen, heeft de voorzieningenrechter besloten de zaak te verwijzen naar de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, locatie Den Bosch, op grond van artikel 46b van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De beslissing om de zaak te verwijzen werd genomen om de schijn van partijdigheid te vermijden, en partijen zullen op korte termijn worden geïnformeerd over de voortgang van de procedure in Den Bosch. De voorzieningenrechter heeft verder geen beslissing genomen en houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/224836 / KG ZA 16-431
Vonnis in kort geding van 1 september 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats 1] ,
2.
[eiseres sub 2],
wonende te [woonplaats 1] ,
eisers,
advocaat mr. S. Dassen te Maastricht,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. A.J.J. Kreuzkamp te Valkenburg aan de Geul.
Partijen zullen hierna [eisers] c.s. en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de door beide partijen opgegeven verhinderdata.
1.2.
Hoewel in het exploot van dagvaarding [gedaagde] is opgeroepen om te verschijnen voor de mondelinge behandeling van heden, is tevoren aan partijen kenbaar gemaakt dat deze mondelinge behandeling om na te melden redenen niet zal plaatsvinden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] c.s. vorderen, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, dat de voorzieningenrechter [gedaagde] veroordeelt te gehengen en gedogen dat [eisers] c.s. werkzaamheden (laten) verrichten bestaande in herstel, fatsoenering en het aanbrengen van stucwerk ter zake de muur die uitsteekt boven de gemeenschappelijke muur (en die toebehoort aan [eisers] c.s.), alsmede aan de gemeenschappelijke goot gelegen tussen de daken toebehorend aan [gedaagde] en [eisers] , evenals te gehengen en gedogen dat [eisers] c.s. dan wel de daartoe door hen noodzakelijk in te schakelen derden, daartoe het perceel en de gebouwen van [gedaagde] betreden, een en ander op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 5.000,00 te voldoen per keer dat [gedaagde] zich schuldig maakt aan enige inbreuk op deze verplichting tot gehengen en gedogen, tot een maximum van € 100.000,-, kosten rechtens.
2.2.
Alvorens inhoudelijk op het gevorderde in te gaan, dient vast te staan of de voorzieningenrechter van de locatie Maastricht bevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen.
2.4.
De absoluut bevoegde voorzieningenrechter in een zaak als de onderhavige is de voorzieningenrechter van de rechtbank. (art. 254 Rv) De zaak is bij de juiste rechter aanhangig gemaakt.
2.5.
Vervolgens dient gekeken te worden of de voorzieningenrechter relatief bevoegd is om van het gevorderde kennis te nemen. Dit is het geval; een gedaagde partij (in casu [gedaagde] ) kan/mag immers gedagvaard te worden op grond van het bepaalde in art. 103 juncto art. 99 Rv juncto het voor de Rechtbank Limburg geldende zaaks-verdelingsreglement. [gedaagde] is woonachtig binnen het rechtsgebied van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, locatie Maastricht én het onroerend goed is gebleken binnen dit rechtsgebied.
2.6.
Onderhavige zaak zal echter niet door de voorzieningenrechter te Maastricht in
behandeling worden genomen. Reden daarvoor is gelegen in het feit dat de in het exploot van dagvaarding genoemde eisende partij sub 2 als rechter verbonden is aan de Rechtbank Limburg.
2.7.
Om iedere schijn van partijdigheid uit te sluiten heeft de voorzieningenrechter besloten om de zaak op grond van het bepaalde in artikel 46b Wet op de rechterlijke organisatie te verwijzen naar de voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant, Burgerlijk Recht, locatie Den Bosch.
2.8.
Vanuit de locatie Den Bosch zullen partijen op korte termijn in kennis worden gesteld over de voortgang van de procedure.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de voorzieningenrechter in Rechtbank Oost-Brabant, Burgerlijk Recht, locatie Den Bosch, Leeghwaterlaan 8, 5223 ’s-Hertogenbosch;
2.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken op 1 september 2016. [1]

Voetnoten

1.type: JvdH