Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 augustus 2016, met producties,
- de brief van 2 september 2016 van [gedaagde] , met producties,
- de mondelinge behandeling van 5 september 2016,
- de pleitnota van [gedaagde] .
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 september 2016 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de Gemeente Landgraaf en een gedaagde die zonder toestemming op een woonwagenstandplaats verbleef. De Gemeente, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. van Loon, vorderde de ontruiming van de standplaats aan de [adres 2] te [woonplaats]. De gedaagde, bijgestaan door advocaat mr. M.J. Mookhram, had zich ingeschreven op het adres en voerde aan dat hij rechten ontleende aan een huurovereenkomst met de Gemeente, die volgens hem niet was geëindigd.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde geen schriftelijk bewijs heeft overgelegd waaruit een huurovereenkomst tussen hem en de Gemeente blijkt. De Gemeente betwistte de stelling van de gedaagde en voerde aan dat de huurovereenkomst met de vorige huurder, een oom van de gedaagde, op 1 juni 2016 rechtsgeldig was beëindigd. De voorzieningenrechter oordeelde dat er geen huurovereenkomst tot stand was gekomen tussen de gedaagde en de Gemeente, en dat de gedaagde zonder recht op de standplaats verbleef.
De voorzieningenrechter heeft de vordering van de Gemeente toegewezen en de gedaagde veroordeeld om de standplaats binnen veertien dagen te ontruimen. Tevens is de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.531,05, vermeerderd met rente. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.