ECLI:NL:RBLIM:2016:8229

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
C/03/214094 / HA ZA 15-703
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eigendom en revindicatie van kunstobjecten in civiele procedure

Op 21 september 2016 heeft de Rechtbank Limburg in Maastricht uitspraak gedaan in een civiele zaak tussen [eiseres] en [gedaagde]. [Eiseres], vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Smink, vorderde erkenning van haar eigendom van verschillende kunstobjecten, waaronder een Romeinse buste en een zwaard, en eiste betaling van de helft van de inkoopprijs van deze objecten, in totaal € 23.500,-. Daarnaast vorderde zij de afgifte van andere objecten en vergoeding van beslagkosten. [Gedaagde], vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Gijsen, voerde verweer tegen de vorderingen van [eiseres]. De rechtbank behandelde onder andere de vraag of producties in de Duitse taal als bewijs konden dienen, en oordeelde dat dit niet noodzakelijk was voor de beoordeling van de zaak. [Eiseres] stelde dat zij als erfgenaam van haar overleden zoon gerechtigd was om de vordering in te stellen, en overhandigde een kopie van een 'Erbschein' ter onderbouwing. [Gedaagde] betwistte zowel de inhoud als de authenticiteit van dit document. De rechtbank oordeelde dat, gezien het vermoeden van erfopvolging, [eiseres] als enige erfgenaam moest worden beschouwd, tenzij [gedaagde] het tegendeel kon bewijzen. De zaak werd aangehouden voor verdere behandeling en de rechtbank stelde [eiseres] in de gelegenheid om het origineel van de 'Erbschein' over te leggen. De beslissing om de zaak aan te houden werd op 19 oktober 2016 genomen, waarbij de rechtbank elke verdere beslissing aanhield.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummers / rolnummers: C/03/214094 / HA ZA 15-703
Vonnis van 21 september 2016
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. R. Smink,
tegen
[gedaagde],
h.o.d.n. [handelsnaam],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. Gijsen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure in de hoofdzaak [1] blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 23 november 2015,
  • de conclusie van antwoord d.d. 13 januari 2016,
  • de akte houdende wijziging van eis d.d. 27 januari 2016,
  • de akte overlegging producties van [eiseres] d.d. 7 juni 2016,
  • het proces-verbaal van comparitie van 7 juni 2016.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is de moeder van [naam zoon eiseres] , voormalig antiekhandelaar te [vestigingsplaats 1]
en te [vestigingsplaats 2] , die op [overlijdensdatum] te [overlijdensplaats] is overleden.
2.2.
[gedaagde] handelt onder de naam “ [handelsnaam] ” (onder meer) in archeologische voorwerpen uit de prehistorie, de Romeinse tijd en de middeleeuwen.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na de wijziging van eis, samengevat:
te verklaren voor recht dat zij als eigenaresse aanspraak kan maken op de helft van de waarde van de Romeinse buste en het Romeinse zwaard en dat zij eigenaresse is van de uilenspiegel, de sluitsteen en de kleine steen, welke vijf objecten op productie 1.1 tot en met 1.5 bij dagvaarding staan afgebeeld,
[gedaagde] te veroordelen tot betaling van de helft van de inkoopprijs van de marmeren buste en het Romeinse zwaard, in totaal € 23.500,-,
[gedaagde] te veroordelen tot afgifte van de uilenspiegel, de sluitsteen en de kleine steen,
[gedaagde] te veroordelen in de kosten van beslaglegging van € 1.417,90 en in de overige kosten van het geding.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

producties in de Duitse taal

4.1.
[gedaagde] heeft allereerst bezwaar gemaakt tegen de (vele) producties in de Duitse taal die [eiseres] in het geding heeft gebracht. Deze producties kunnen volgens hem niet als bewijs dienen, nu voor hem de inhoud ervan niet zonder meer (geheel) begrijpelijk is en hij deze stukken niet op waarde kan schatten.
4.2.
Onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 15 januari 2016 (ECLI:NL:HR:2016:65) stelt de rechtbank voorop dat de vraag in hoeverre de rechter acht dient te slaan op producties die in een vreemde taal zijn gesteld, bij gebreke van een wettelijke regeling dient te worden beantwoord aan de hand van de eisen van een behoorlijke rechtspleging. Bij de beoordeling van het geschil dient acht te worden geslagen op behoorlijk in het geding gebrachte producties die in een vreemde taal zijn gesteld en waarop door een partij een beroep is gedaan, als de rechter en de wederpartij een vertaling niet nodig hebben voor een goede beoordeling van de inhoud van die producties. Daarbij geldt als uitgangspunt dat het overleggen van een vertaling van een productie in beginsel niet noodzakelijk is als die productie is gesteld in de Engelse, Duitse of Franse taal en in beginsel wél als een productie is gesteld in een andere vreemde taal. Echter, ook als vertaling in beginsel niet nodig is, kan de rechter een vertaling verlangen als hij dat nodig of wenselijk acht voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van de wederpartij.
In dit geval acht de rechtbank het, gelet op de inhoud van de door [eiseres] in het geding gebrachte Duitstalige producties, niet noodzakelijk of wenselijk voor de behandeling van de zaak, mede gelet op de belangen van [gedaagde] , om een vertaling van al die producties te verlangen. De rechtbank gaat dan ook voorbij aan het door [gedaagde] gemaakte bezwaar.
rechtsopvolging [naam zoon eiseres]
4.3.
[eiseres] heeft bij dagvaarding gesteld dat zij als erfgenaam van haar zoon gerechtigd is de vordering in te stellen. Zij heeft ter onderbouwing hiervan een kopie van een “Erbschein” (productie 6) in het geding gebracht.
Dit document vermeldt linksboven het kenmerk ‘25 VI 341/15’, midden boven het woord “Ausfertigung ”, daaronder een wapen en daaronder de woorden “Amtsgericht Erkelenz”.
De tekst daaronder luidt die als volgt:
Erbschein
Alleinerbin
des am [overlijdensdatum] in [overlijdensplaats] verstorbenen deutschen Staatsangehörigen
[naam zoon eiseres]
geboren am [geboortedatum 1] in [geboorteplaats 1]
zuletzt wohnhaftig gewesen in [woonplaats 1]
ist:
[eiseres] ,
geboren am [geboortedatum 2] in [geboorteplaats 2] ,
wohnhaft: (...)
-Mutter d. Verstorbenen-
Erkelenz, 29.07.2015
Amtsgericht
Koerfer
Rechtspflegerin
Ausgefertigt
Matzerath, Justizobersekretärin
als Urkundsbeamtin der Geschäftsstelle
Tussen “Ausgefertigt” en “Matzerath” staat een handtekening. Rechts daarvan (midden onderaan de pagina) staat een stempel met “Amtsgericht 61 Erkelenz” met hetzelfde wapen als bovenaan de pagina.
4.4.
[gedaagde] heeft zowel de inhoud als de authenticiteit van deze kopie betwist. Volgens hem blijkt daar niet uit dat [eiseres] onherroepelijk als enig erfgenaam van haar zoon is benoemd en uit dien hoofde (onder algemene titel) in zijn rechten is getreden.
4.5.
Waar het betreft de inhoud van de kopie geldt dat bij overlegging van een Erbschein als het onderhavige, er, gelet op het vermoeden neergelegd in § 2365 BGB, van uit moet worden gegaan dat [eiseres] de enige erfgenaam is van [naam zoon eiseres] . Uit dat vermoeden volgt tevens dat, anders dan [gedaagde] suggereert, niet hoeft te worden gesteld of te zijn gebleken dat niemand bezwaar tegen deze verklaring heeft gemaakt.
[gedaagde] betwist echter ook de authenticiteit van het document. De rechtbank overweegt dat de productie met het “Erbschein” het uiterlijk heeft van een kopie van een authentieke akte. Op grond van art. 159 lid 1 Rv. geldt een geschrift dat het uiterlijk heeft van een authentieke akte, als authentieke akte, behoudens bewijs van het tegendeel. De rechtbank zal [eiseres] in de gelegenheid stellen het origineel van deze kopie over te leggen (dan wel een nieuw document van het Amtsgericht Erkelenz met hetzelfde uiterlijk en dezelfde inhoud). Doet zij dat, dan kan met toepassing van art. 159 lid 1 Rv. worden doorgeprocedeerd, tenzij [gedaagde] bewijst dat dat document geen authentiek (van het Amtsgericht Erkelenz afkomstig) document betreft.
4.6.
De zaak wordt naar de rol verwezen voor akte overlegging productie. [gedaagde] zal daarop kunnen reageren. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
bepaalt dat de zaak op de rol zal komen van
19 oktober 2016voor het door [eiseres] nemen van een akte als bedoeld onder 4.5,
5.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en in het openbaar uitgesproken. [2]

Voetnoten

1.De door [gedaagde] ingestelde incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening (geregistreerd onder zaaknummer rolnummer C/03/215818 / KG ZA 16/6) is op 22 juni 2016 ingetrokken.
2.type: JC