ECLI:NL:RBLIM:2016:8235

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
22 september 2016
Publicatiedatum
22 september 2016
Zaaknummer
5270640 CV EXPL 16-7136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontbinding huurovereenkomst in kort geding wegens overlast tussen huurders

In deze zaak vorderden de besloten vennootschappen Fethemex B.V., JE en Nivas B.V. in kort geding de ontbinding van de huurovereenkomst met de gedaagde partij, die overlast zou veroorzaken aan de andere huurders. De eisers stelden dat de gedaagde zich niet aan de huurovereenkomst hield door te laat huur te betalen, zonder toestemming camera's te plaatsen, en zich onrechtmatig toegang te verschaffen tot andere delen van het pand. De gedaagde betwistte deze beschuldigingen en voerde aan dat hij altijd met toestemming handelde. De kantonrechter oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de gestelde overlast en dat de eisers niet ontvankelijk waren in hun vordering, omdat zij geen verhuurder meer waren. De vordering werd afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 5270640 CV EXPL 16-7136
Vonnis van de kantonrechter in het kort geding van 22 september 2016
in de zaak van:

1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid FETHEMEX B.V.,

gevestigd te Landgraaf,
eisende partij sub 1,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[naam] ELECTRONICS B.V.,
gevestigd te Landgraaf,
eisende partij sub 2, hierna JE,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NIVAS B.V.,
gevestigd te Kerkrade,
eisende partij sub 3,
gemachtigde mr. M.M. van den Boomen,
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. J.M.Wolfs.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding en de door Fethemex, JE en Nivas ingediende producties 1 tot en met 28c,
  • de door [gedaagde] ingediende producties 1 tot en met 14,
  • de mondelinge behandeling op 19 september 2016, bij welke gelegenheid pleitnota’s zijn overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[naam bestuurder] (hierna: [naam bestuurder] ) is bestuurder van Fethemex. [naam bestuurder] is houder van 50% van de aandelen van Fethemex. Van de overige 50% van de aandelen is [naam grootvader gedaagde] (de grootvader van [gedaagde] ; hierna te noemen: [naam grootvader gedaagde] ) houder.
2.2.
[naam bestuurder] heeft sedert medio 2015 een zakelijk conflict met de vader en oom van [gedaagde] , voortvloeiende uit (pogingen tot) verkoop door [naam bestuurder] van onroerende zaken waarvan niet alleen hij maar ook de vader en oom van [gedaagde] eigenaar zijn.
2.3.
Fethemex heeft, toen zij nog eigenaresse was van de bedrijfsruimte aan het adres [adres] te Landgraaf, het in die bedrijfsruimte aanwezige bargedeelte verhuurd aan [gedaagde] met ingang van 1 augustus 2015 tegen een bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van € 900,- per maand.
2.4.
[naam bestuurder] is de directeur grootaandeelhouder van JE. JE is in de bedrijfsruimte gevestigd. JE is geen huurster van (een gedeelte van) de bedrijfsruimte.
2.5.
In de bedrijfsruimte werden door vier verenigingen dagelijks kienavonden georganiseerd. Gedurende die kienavonden was de bar open.
[gedaagde] heeft met [naam dochter bestuurder] (de dochter van [naam bestuurder] ) een arbeidsovereenkomst gesloten op grond waarvan zij met ingang van 1 juli 2015 in dienst trad van [gedaagde] (althans diens onderneming [naam bar] ) voor de duur van één jaar. De arbeidsovereenkomst is met ingang van 1 juli 2016 niet verlengd.
2.6.
[naam bestuurder] heeft op 8 december 2014 en op 18 mei 2016 de bedrijfsruimte verkocht aan Nivas voor eerst € 126.000,- en uiteindelijk € 127.000,-. Op 8 juli 2016 is de bedrijfsruimte aan Nivas geleverd. De verkoop vond plaats zonder de op grond van de bij akte van oprichting van Fethemex vastgestelde statuten vereiste toestemming van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders ( [naam bestuurder] en [naam grootvader gedaagde] )
2.7.
Nivas heeft de bedrijfsruimte met ingang van 8 juli 2016 verhuurd aan Fethemex.
2.8.
Met ingang van 9 juli 2016 zijn de sloten van de toegangsdeuren van de bedrijfsruimte vervangen als gevolg waarvan [gedaagde] geen volledige toegang meer had tot (het bargedeelte van) de bedrijfsruimte. Vanaf dat moment heeft Fethemex de ruimte niet meer opengesteld voor gebruik door de kienverenigingen.
2.9.
[gedaagde] heeft tot en met augustus 2016 de huur betaald aan Fethemex.
2.10.
Op 1 augustus 2016 heeft [naam bestuurder] bij de Politie, Eenheid Limburg, District Parkstad-Limburg, Basisteam Brunssum/Landgraaf tegen [gedaagde] aangifte gedaan wegens mishandeling, huisvredebreuk inbraak en diefstal.

3.Het geschil

3.1.
Fethemex, JE en Nivas vorderen bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad:
I. [gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten,
II. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente indien de proceskosten niet binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis zijn voldaan.
3.2.
De eisers voeren ter onderbouwing hiervan (samengevat) het volgende aan.
[gedaagde] schiet op diverse onderdelen tekort in de nakoming van de huurovereenkomst. [gedaagde] betaalt de huur structureel te laat. Hij heeft zonder toestemming van Fethemex camera’s laten plaatsen in het gehuurde, waardoor hij inbreuk maakt op de privacy van de eiser en de bezoekers van het gehuurde. [gedaagde] heeft wel weer de camera’s verwijderd, maar de schade als gevolg daarvan niet hersteld. [gedaagde] heeft zich (ook) toegang tot andere delen van het pand verschaft dan het door hem gehuurde deel en daardoor huisvredebreuk gepleegd. Hij heeft zich onrechtmatig toegang verschaft tot de computer van Fethemex en JE en de inlogcodes gewijzigd. [gedaagde] heeft verder de deur die toegang verschaft tot het kantoor van Fethemex en JE gebarricadeerd, en sloten laten vervangen waardoor de eisers het pand niet meer konden betreden. Hij heeft twee keer vernielingen aangericht in het kantoor van Fethemex en JE. Hij schreeuwt en scheldt regelmatig tegen [naam bestuurder] en heeft hem met de dood bedreigd. Hij heeft zich laatdunkend uitgelaten over de bezoekers van de kienavonden en was niet in staat om hen op een gepaste wijze van een drankje te voorzien. Hij maakte inbreuk op het briefgeheim door voor Fethemex en JE bestemde post open te maken. Hij heeft de sleutel van de kluis van Fethemex en JE gestolen. Ook heeft [gedaagde] het bankpasje, de pincode en kasgeld van Fethemex gestolen. Op 1 augustus heeft [gedaagde] Jansen mishandeld.
De eisers voeren aan dat op grond van deze tekortkomingen de huurovereenkomst in een bodemprocedure ontbonden zal worden. Zij stellen spoedeisend belang bij de gevorderde voorziening te hebben omdat de bedrijfsruimte door toedoen van [gedaagde] is gesloten en dat [gedaagde] door zijn gedrag schade veroorzaakt aan de bedrijfsruimte en de bedrijfsvoering van Fethemex en JE belemmert.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Aanvankelijk heeft [gedaagde] betoogd dat hij onderhuurder van Fethemex is, maar dit standpunt heeft hij ter zitting verlaten en erkend dat, zoals ook de eisers stellen, de met Fethemex gesloten huurovereenkomst is voortgezet door Nivas. Derhalve is niet in geding dat Nivas nu de verhuurder is van de door [gedaagde] gehuurde bar in de bedrijfsruimte aan de [adres] te Landgraaf. Reeds hieruit volgt dat Fethemex en JE niet ontvankelijk zijn in hun vordering. Zij zijn immers geen verhuurder en kunnen derhalve niet zelfstandig, vooruitlopend op een in een eventueel in een bodemprocedure te vorderen ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde door [gedaagde] vorderen.
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat Nivas een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde ontruiming.
4.3.
Niet in geschil is dat [gedaagde] op grond van de huurovereenkomst de huur uiterlijk moest betalen op de eerste dag van de maand. Erkend is dat hij dat telkens te laat - namelijk aan het eind van de maand - deed, maar gesteld noch gebleken is dat, toen Fethemex nog verhuurder van de door [gedaagde] gehuurde bar was, Fethemex daartegen bezwaar heeft gemaakt. Deze tekortkoming van [gedaagde] is hoe dan ook van een dermate geringe betekenis dat deze in een bodemprocedure met Fethemex als verhuurder op zichzelf niet tot een ontbinding van de huurovereenkomst zou hebben geleid. Nivas heeft zelfs niet gesteld dat [gedaagde] op dit onderdeel ten opzichte van haar is tekortgeschoten.
4.4.
[gedaagde] stelt dat hij, met toestemming van Janssen/Fethemex, camera’s heeft opgehangen vanwege een inbraak in het bedrijfspand op 6 mei 2016. Ter zitting heeft Nivas verklaard deze (gestelde) tekortkoming alsmede de (gestelde) toegebrachte schade niet langer aan de vordering ten grondslag te leggen. Ook dit kan dus niet tot toewijzing van de vordering leiden.
4.5.
Nivas is betrokken geraakt bij een zakelijk conflict tussen de familie [gedaagde] en [naam bestuurder] (Fethemex en JE). [naam bestuurder] heeft het bedrijfspand “vrij van huur” aan haar verkocht en Nivas stelt dat zij er niet van op de hoogte was dat [gedaagde] het bargedeelte huurde. Dit zakelijk conflict is duidelijk direct van invloed geweest op het in deze procedure aam de orde zijnde handelen van [naam bestuurder] /Fethemex en [gedaagde] , ook toen er nog een huurrelatie tussen hen bestond. De kantonrechter stelt ten aanzien van veel van de gestelde tekortkomingen van [gedaagde] vast dat deze niet direct betrekking hebben op de huurrelatie met Nivas, maar veeleer verwijten betreffen van Fethemex en JE, die geen partij bij de huurovereenkomst (meer) zijn.
Anders dan Nivas stelt, kan niet worden vastgesteld dat [gedaagde] de toegang tot de gehuurde bar is ontzegd en dat is gestopt met het organiseren van kienavonden op grond van de gestelde tekortkomingen. De te late huurbetalingen kunnen in alle redelijkheid niet de reden van een en ander geweest zijn en de overige (gestelde) tekortkomingen hebben betrekking op latere data.
4.6.
Het is uiteraard de verplichting van [gedaagde] om zich als goed huurder te gedragen, hetgeen onder meer inhoudt dat hij geen overlast dient te veroorzaken jegens de overige huurders in het bedrijfspand. [gedaagde] betwist evenwel de door Nivas gestelde overlast aan Fethemex en JE veroorzaakt te hebben. Hij stelt op zijn beurt dat het juist [naam bestuurder] is die het hem onmogelijk maakt de bar te exploiteren door het vervangen van de sloten van het pand zonder hem sleutels van de nieuwe sloten van het pand ter beschikking te stellen en door de ruimte (tijdelijk) niet meer voor kienavonden beschikbaar te stellen.
4.7.
[gedaagde] stelt verder dat hij altijd met toestemming van [naam bestuurder] zich toegang tot de kantoorruimte van Fethemex en JE verschaft heeft omdat zich daar de kluis bevindt en daar ook het kasgeld van [naam bar] in wordt opgeborgen. Hij beroept zich dienaangaande op een (niet ondertekende) schriftelijke verklaring van [naam bedrijfsleider] , als bedrijfsleider in dienst van Fethemex. Ter zitting heeft [naam bedrijfsleider] verklaard dat die schriftelijke verklaring van hem afkomstig is en dat deze verklaring naar waarheid is opgemaakt.
Op grond van dit gemotiveerde verweer kan binnen het bestek van deze procedure niet vastgesteld worden wie in dezen het gelijk aan zijn zijde heeft. Daarvoor zal nader onderzoek in een bodemprocedure nodig zijn.
4.8.
[gedaagde] betwist dat hij zich toegang heeft verschaft tot de computer van Fethemex en JE en dat hij de inlogcodes heeft gewijzigd. Ook ten aanzien van deze gestelde tekortkoming valt binnen deze procedure niet vast te stellen of Nivas terecht dit verwijt aan [gedaagde] maakt.
4.9.
Ook de overige gestelde tekortkomingen worden door [gedaagde] op een zodanig gemotiveerde wijze betwist dat nader onderzoek in een bodemprocedure dienaangaande vereist is.
4.10.
Thans bestaat derhalve zoveel onduidelijkheid over de juistheid van de door Nivas gestelde tekortkomingen dat om die reden niet vooruitgelopen kan worden op een in een bodemprocedure uit te spreken ontbinding. Immers, niet gezegd kan worden dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid zal worden ontbonden
4.11.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de eisers worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600,00 salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering af,
5.2.
veroordeelt de eisers tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op € 600,-,
5.3.
verklaart onderdeel 5.2. van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en is in het openbaar uitgesproken op 22 september 2016.