ECLI:NL:RBLIM:2016:8286

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 september 2016
Publicatiedatum
26 september 2016
Zaaknummer
C/03/224050 / KG ZA 16-392
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst in het kader van de verdeling van een eenvoudige gemeenschap na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert eiser, na een echtscheiding, dat gedaagde medewerking verleent aan de uitvoering van een vaststellingsovereenkomst die is gesloten in het kader van de verdeling van een eenvoudige gemeenschap. De partijen, die gehuwd zijn geweest op huwelijkse voorwaarden, hebben een vaststellingsovereenkomst gesloten waarin onder andere de verdeling van een woning in Spanje is geregeld. Eiser stelt dat gedaagde zonder geldige reden de afwikkeling van de levering vertraagt, terwijl gedaagde aanvoert dat zij vreest voor mogelijke claims van de Spaanse fiscus. De voorzieningenrechter oordeelt dat gedaagde niet kan blijven weigeren om mee te werken aan de levering, nu de inhoud van de notariële akte haar inmiddels bekend is en zij haar opmerkingen heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter wijst de vordering van eiser toe, met de bepaling dat gedaagde binnen 10 dagen na betekening van het vonnis moet meewerken aan de levering, op straffe van een dwangsom. Tevens wordt bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering noodzakelijke akte indien gedaagde niet binnen 20 dagen aan de veroordeling voldoet. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/224050 / KG ZA 16-392
Vonnis in kort geding van 26 september 2016
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. J.L.E. Marchal,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. G.M.O. Puddu.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 4 augustus 2016, met producties,
  • de mondelinge behandeling van 5 september 2016, met de pleitnota van [gedaagde] , alwaar de behandeling van de zaak is gesloten en het vonnis voor de duur van een week is aangehouden voor overleg tussen partijen.
1.2.
Bij brief van 14 september 2016 heeft [eiser] gevraagd vonnis te wijzen. [gedaagde] heeft bij e-mailbrief van 14 september 2016 daarmee ingestemd. De voorzieningenrechter heeft aan partijen medegedeeld dat de discussie die na het sluiten van het onderzoek ter zitting door partijen is gevoerd in hun correspondentie aan de rechtbank niet zal worden betrokken in de beoordeling.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] en [gedaagde] zijn gehuwd geweest op huwelijkse voorwaarden, inhoudende de uitsluiting van elke gemeenschap. De echtscheiding is uitgesproken op
21 augustus 2013 en is op 6 november 2014 ingeschreven.
2.2.
In het kader van de verdeling van een eenvoudige gemeenschap, als bedoeld in artikel 3:166 BW, en nog enkele andere vorderingen is een procedure bij deze rechtbank gevoerd. Daarbij was onder andere de verdeling een woning in Spanje onderwerp van het geschil. Tijdens de behandeling ter comparitie is op 18 januari 2016 een vaststellingsovereenkomst gesloten.
2.3.
De tekst van de vaststellingsovereenkomst luidt:
“Partijen hebben de volgende vaststellingsovereenkomst gesloten:
1. Het pand in Spanje wordt toegedeeld aan [eiser] .
2. [eiser] doet afstand van zijn aanspraken uit hoofde van de geldlening van, in de stelling van [eiser] . € 25.000.
3. [eiser] betaalt aan [gedaagde] uit hoofde van overbedeling € 5.000, uiterlijk te voldoen op 8 februari 2016, door overboeking op de derdengeldrekening van het kantoor van mr. Puddu, rekeningnummer Rabobank [rekeningnummer] .
4. Met voornoemde verdeling inclusief overbedeling heeft [gedaagde] voldaan aan haar verplichtingen tot betaling aan [eiser] uit hoofde van artikel 4 van de huwelijksvoorwaarden.
5. [gedaagde] zal op eerste afroep van een Spaanse notaris alle benodigde medewerking verlenen aan de toedeling van haar aandeel in het pand in Spanje aan [eiser] . Indien mogelijk kan dit plaatsvinden middels volmacht maar partijen sluiten niet uit dat aanwezigheid in persoon vereist is.
6. Na uitvoering van het in deze overeenkomst bepaalde verlenen partijen elkaar over en weer finale kwijting terzake van al hetgeen zij over en weer van elkaar te vorderen mochten hebben uit hoofde van de afwikkeling van hun huwelijk, zulks met uitzondering van de partner alimentatie verplichting van [eiser] uit hoofde van de laatste beslissing van het gerechtshof Den Bosch. Onder de finale kwijting valt onder meer een eventuele aanspraak van [eiser] op [gedaagde] ter zake van kosten van paarden.
7. Partijen doen afstand van het recht deze overeenkomst te ontbinden of te doen ontbinden.
8. Partijen verzoeken de procedure door te halen onder compensatie van kosten.
Voorgelezen, volhard en ondertekend.”
2.4.
[gedaagde] heeft om haar moverende redenen nooit een (Spaanse) volmacht getekend om de zaak ten overstaan van een notaris in Spanje af te wikkelen en te leveren aan [eiser] .
2.5.
In april 2016 is door Seydlitz Notarissen te Breda, die bevoegd is notariële aktes te passeren of te doen passeren in Spanje, een concept akte opgemaakt in de Nederlandse en Spaanse taal.
Op 15 juni 2016 heeft de notaris enkele aanvullingen c.q. wijzigingen op de conceptakte ontvangen van [gedaagde] . Deze veranderingen zijn door [eiser] voor het grootste gedeelte geaccordeerd, hetgeen de notaris op 24 juni 2016 is medegedeeld. Een drietal mogelijke discussiepunten bleef over: (1) de waardebepaling van de woning, (2) de belastingen en kosten gemoeid met de verdeling die door de verkrijger worden betaald, en (3) de persoonlijke belastingen, persoonlijke kostenposten of andere persoonlijke schulden van de vervreemder.
De notaris heeft de opmerkingen van beide partijen verwerkt en de aangepaste versies van de conceptakte zijn op 30 juni 2016 aan [gedaagde] doen toekomen. Op 13 juli 2016 verzoekt [eiser] om uiterlijk 15 juli 2016 te reageren.
2.6.
[gedaagde] heeft daarop op 13 juli 2016 geantwoord dat zij een Spaanse adviseur heeft benaderd voor fiscaal advies.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad
1. [gedaagde] te veroordelen om binnen 10 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis alle benodigde medewer;ing te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning te [plaats] , Spanje aan eiser, zulks conform de conceptakte van levering, die als productie 12 is aangehecht aan de inleidende dagvaarding, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan het ten dezen te wijzen vonnis te voldoen;
2. te bepalen dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering noodzakelijke akte dan wel toestemming, indien gedaagde niet binnen 20 dagen na betekening van het vonnis aan de veroordeling conform het petitum sub 1. voldoet;
3. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat [gedaagde] zonder geldige reden de afwikkeling van de levering vertraagt. Tot op de dag van de kort gedingzitting is geen reactie ontvangen van de Spaanse adviseur door [gedaagde] , reden waarom [eiser] verzoekt haar tot medewerking aan het passeren van de akte te verplichten. [eiser] stelt spoedeisend belang bij en recht op de gevraagde voorziening te hebben.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Met [gedaagde] is de voorzieningenrechter van oordeel dat niet van haar kon worden verlangd dat zij mee zou werken aan de levering op basis van een onbekende volmacht en een notariële akte waarvan de inhoud haar onbekend was.
Inmiddels is echter het probleem dat met een (onbekende) Spaanse volmacht zou moeten worden gehandeld opgelost doordat een notaris in Breda is gevonden die bevoegd is in Spanje leveringsaktes te (doen) passeren. Eveneens is [gedaagde] inmiddels met de inhoud van de notariële akte bekend en heeft zij bovendien daarbij haar opmerkingen kunnen maken, die voorts (grotendeels) verwerkt zijn. De stelling dat de inhoud van de akte “niet juist” is, heeft [gedaagde] met geen enkele verklaring of document onderbouwd en is ook overigens niet op andere wijze gebleken.
Voorts heeft [eiser] ter kort gedingzitting ten overstaan van de rechter verklaard en toegezegd dat hij als verkrijger alle kosten zal dragen, bedoeld onder de paragraaf “Belasting en kosten” van de akte (met uitzondering van de persoonlijke belastingen, kosten en schulden van [gedaagde] ), ook in het geval dat een achterstand zou zijn in de betaling van eigenaarslasten en gemeentelijke belastingen.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter vormen deze twee aspecten geen, althans onvoldoende aanknopingspunten voor [gedaagde] om haar medewerking te blijven onthouden.
4.2.
[gedaagde] stelt voorts dat zij vreest dat de Spaanse fiscus in het kader van de waardebepaling van de woning mogelijk nog claims heeft of zal verkrijgen als gevolg van de overdracht en levering van haar aandeel in de Spaanse woning aan [eiser] .
[eiser] stelt dat de verkoopwaarde door de notaris is gecontroleerd en dat naar aanleiding van haar onderzoek nog een aanpassing heeft plaatsgevonden. Voorts stelt hij dat voor zover de Spaanse fiscus nog een claim heeft c.q. verkrijgt die vordering te karakteriseren is als een persoonlijke schuld, die op grond van de huwelijkse voorwaarden voor risico en rekening van [gedaagde] komt.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat [gedaagde] ten tijde van het opstellen van die overeenkomst om haar moverende redenen deze fiscus-kwestie niet heeft meegenomen in de onderhandelingen terzake de vaststellingsovereenkomst. Niet is gesteld noch is gebleken dat en waarom [gedaagde] aan deze kwestie thans het (opschortings?)recht kan ontlenen om de vaststellingsovereenkomst (nog?) niet na te komen. Daarbij komt dat de vrees dat de Spaanse fiscus mogelijk nog een vordering heeft of verkrijgt door [gedaagde] onvoldoende is onderbouwd en er evenmin een reden aangevoerd waarom dergelijke informatie nog niet voorhanden is of kan zijn. Bij dit oordeel laat de voorzieningenrechter meewegen dat sinds het tot stand komen van vaststellingsovereenkomst ongeveer zeven maanden zijn verstreken en dat de notaris onderzoek heeft gedaan naar de waarde van de woning.
4.3.
[gedaagde] betoogt dat [eiser] geen spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening, omdat er volgens haar helemaal geen koper is en [eiser] ook niet van plan is het huis te verkopen.
Met [eiser] is de voorzieningenrechter van oordeel dat [gedaagde] zonder een steekhoudend materieel argument haar medewerking blijft onthouden aan een spoedige uitvoering van de vaststellingsovereenkomst. Door de weigerachtige houding van [gedaagde] kán [eiser] de woning, die aan hem is toegedeeld, niet verkopen en lopen de kosten verbonden aan de woning, zoals de eigenaarslasten en gemeentelijke belastingen door. De voorzieningenrechter acht daarin voldoende spoedeisend belang gelegen om een voorziening te kunnen treffen.
4.4.
Op grond van het vorengaande zal de voorzieningenrechter de vordering toewijzen, met dien verstande dat de dwangsom zal worden gemaximeerd en gerelateerd aan de termijn dat dit vonnis in de plaats zal treden.
4.5.
[gedaagde] zal, als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het geding. Deze kosten worden aan de zijde van [eiser] begroot op € 94,08 explootkosten, € 289,00 griffierecht en € 816,00 salaris advocaat: € 1.199,08.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen 10 dagen na betekening van dit vonnis alle benodigde medewerking te verlenen aan de levering van haar aandeel in de woning te [plaats] , Spanje aan [eiser] , zulks conform de conceptakte van levering, die als productie 12 is aangehecht aan de inleidende dagvaarding, zulks op verbeurte van een dwangsom van € 500,00 per dag dat gedaagde in gebreke blijft aan dit vonnis te voldoen, met een maximum van € 10.000,00;
5.2.
bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de voor levering noodzakelijke akte dan wel toestemming, indien gedaagde niet binnen 20 dagen na betekening van het vonnis aan de veroordeling onder 5.1. voldoet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van het geding tot op heden aan de zijde van [eiser] begroot € 1.199,08,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.R.M. de Bruijn en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: EvB