Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het verzoek, het verweer en de (voorwaardelijke) tegenverzoeken
4.De beoordeling
golden parachute. Dat voor [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] voorzieningen golden die rechtvaardigen hem in het ontslagrecht te behandelen als ware hij bestuurder, is gesteld noch gebleken.
rulingvan de Belastingdienst kon worden verkregen, heeft [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] advies ingewonnen bij EY. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien welk verwijt [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] kan worden gemaakt ter zake zijn beoordeling van dit fiscale advies. Het uitvoerige rapport van EY is door [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] overgelegd. Van Q-Park mocht worden gevergd te concretiseren op welke punten [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] bij de interpretatie of uitvoering hiervan niet als bekwaam Corporate Director Tax heeft gehandeld. Voorts gaat Q-Park voorbij aan het feit dat uiteindelijk de RvB beslist of een (deel)project wordt voortgezet of voortijdig wordt afgebroken. [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft terecht aangevoerd dat hij voor die keuze van de RvB niet verantwoordelijk kan worden gehouden en dat daarbij naast fiscale motieven ook andere belangen een rol hebben gespeeld. Ook op dit punt komt een aan [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] te maken verwijt dat grond tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst zou kunnen vormen niet uit de verf.
last minute(vlak voor de jaarafsluitingen) werd geconfronteerd met onaangename fiscale verrassingen, waardoor er voorzieningen moesten worden getroffen en correcties moesten worden toegepast. Ter onderbouwing heeft Q-Park een verklaring van [naam accountant] RA van Deloitte Accountants (de huisaccountant van Q-Park vanaf 2013) overgelegd. Weliswaar worden daarin (achteraf) geconcretiseerde verwijten aan het adres van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] gemaakt, maar in de persoonlijke reactie van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] zijn die verwijten puntsgewijs weersproken. Dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] steken heeft laten vallen is aldus niet komen vast te staan, temeer nu uit de toelichting van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] blijkt dat het opnemen van belastinglatenties geen exacte wetenschap is en afhankelijk van vele factoren. Eén van die factoren is dat de fiscale rapportages uit de diverse landen tijdig en correct worden aangeleverd: fouten in die rapportages leiden onherroepelijk tot aanpassingen in de jaarrekening van Q-Park. [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] is weliswaar uit hoofde van zijn functie eindverantwoordelijk en moet op tijdige en correcte aanlevering van de rapportages toezien, maar niet is komen vast te staan dat [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] hierin tekort is geschoten. Gedurende 2013 en de jaren daarvoor was EY de vaste accountant van Q-Park, waarna Deloitte het stokje heeft overgenomen. Het beeld dat de kantonrechter uit de verklaringen krijgt, is dat deze nieuwe accountant van Q-Park op een groot aantal punten andere opvattingen heeft over het treffen van voorzieningen dan EY. Daaruit blijkt alleen al de juistheid van de stelling dat het treffen van voorzieningen geen exacte wetenschap is, nog daargelaten dat ook niet is gebleken dat alleen [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] hiervan een verwijt kan worden gemaakt. Ten slotte: de verklaring van [naam accountant] is in juni 2016 opgesteld. Niet gebleken is dat [naam accountant] of een andere RA van Deloitte (die inmiddels over 2014, 2015 en 2016 de vaste accountant van Q-Park was) bij de controles van de (geconsolideerde) jaarrekeningen van Q-Park en haar dochterondernemingen bij [naam CFO] (of diens voorgangers) zelf tijdig aan de bel heeft getrokken over deze bevindingen.
overviewplanning vermeld. [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] heeft voldoende onderbouwd dat deze claim van 12 mei 2015 slechts een klein onderdeel is van een al veel langer slepende discussie met de Belastingdienst over ingenomen fiscale posities. In de presentatie Q2 2015 staat onder
tax auditsexpliciet vermeld dat er in NL een (VPB) onderzoek loopt naar aftrek rente- en swapkosten. Dit onderzoek is met risico hoog aangeduid, van intern verzwijgen is dus geen sprake. Ook staat in die presentatie dat de discussie hierover wordt uitgesteld tot de nieuwe CFO ( [naam CFO] was toen nog niet begonnen) is aangesteld. Uit de overgelegde e-mailberichten van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] blijkt dat hij dit ook aan zijn vaste aanspreekpunt bij de Belastingdienst heeft doorgegeven en zijn eigen fiscale adviseurs van de claim op de hoogte heeft gesteld. Uit de inhoud van de e-mailwisseling met de Belastingdienst of anderszins blijkt niet dat de verhouding tussen Q-Park en de Belastingdienst ten gevolge van het optreden van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] is verslechterd. Ook dit verwijt mist grondslag in de (door Q-Park aangedragen) feiten.
Kamerstukken II2013/14, 33 818, nr. 3, p. 46). Als eerste moet de kantonrechter aan de hand van gesubstantieerde feiten en omstandigheden kunnen vaststellen dát er sprake van een duurzame en ernstige verstoring van de arbeidsverhouding en dat er geen objectiveerbare termen zijn om aan te nemen dat deze kan worden voortgezet. Daarna moet de kantonrechter blijken dat de werkgever zich reëel, redelijk en concreet heeft ingespannen om de (aangenomen) verstoring van de arbeidsverhouding te herstellen en dat deze inspanning - de werknemer toerekenbaar - geen resultaat opgeleverd heeft.
alleovergelegde verklaringen waaruit van langdurig en stelselmatig tekortschieten van [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] zou moeten blijken na het gesprek op 3 februari 2016 zijn opgesteld. Ook op dit punt hebben stellingen en overgelegde verklaringen van Q-Park een hoog “
Ik heb het toch gezegd”-gehalte, terwijl niet is gebleken dat het (tegen [verweerder, tevens verzoeker in de (voorwaardelijke) tegenverzoeken] ) eerder is gezegd.
atot en met
gin art. 7:669 lid 3 BW opgenomen gronden die zodanig zijn dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. In eerste instantie legde de regering deze bepaling zeer beperkt uit door te verwijzen naar de in de Beleidsregels Ontslagtaak UWV genoemde gronden zoals detentie, illegaliteit van de werknemer en het niet beschikken over een tewerkstellingsvergunning. Q-Park heeft ter zitting gewezen op het in de
Kamerstukken II, 2013/2014, 33818, 7, p. 130 door de regering voor deze restgrond gegeven voorbeeld van de voetbaltrainer wiens arbeidsovereenkomst wegens tegenvallende resultaten wordt opgezegd of de manager met wie verschil van mening bestaat over het te voeren beleid. Deze vergelijkingen gaan niet op. De regering heeft immers tevens benadrukt dat de h-grond niet dient te worden gebruikt voor het repareren van een op één van de benoemde gronden onvoldoend onderbouwd ontslag. Deze h-grond kan dus niet ertoe leiden dat verschillende andere gronden, die - gelijk hiervoor geoordeeld - op zich onvoldoende redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst opleveren, dit samengeteld wél doen (
Handelingen I, 2013/13, 33818, 32, p. 10).