ECLI:NL:RBLIM:2016:9492

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
2 november 2016
Publicatiedatum
3 november 2016
Zaaknummer
03/700425-15
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling met een riem tijdens uitgaansgeweld in Heerlen

Op 2 november 2016 deed de Rechtbank Limburg uitspraak in een strafzaak tegen een verdachte die op 23 augustus 2015 in Heerlen betrokken was bij een uitgaansgeweldincident. De verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. Th. Boumans, werd beschuldigd van poging tot zware mishandeling en mishandeling van het slachtoffer, waarbij hij het slachtoffer met een riem zou hebben geslagen. Tijdens de zitting op 19 oktober 2016 werden de standpunten van de officier van justitie en de verdediging gepresenteerd. De officier van justitie stelde dat de verdachte met opzet het slachtoffer pijn had gedaan en dat er geen sprake was van noodweer. De verdediging betwistte de beschuldigingen en voerde aan dat de verdachte niet had geslagen of dat het zwaaien met de riem niet geschikt was om letsel toe te brengen.

De rechtbank oordeelde dat de poging tot zware mishandeling niet bewezen kon worden, maar dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan mishandeling. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden die de verdachte toonden terwijl hij met een riem in de richting van het slachtoffer sloeg. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat de verdachte de confrontatie had gezocht en er geen noodzaak was om te slaan. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 dagen, met aftrek van het voorarrest, en werd hij vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.

De uitspraak benadrukt de ernst van uitgaansgeweld en de impact daarvan op slachtoffers en getuigen. De rechtbank nam in haar overwegingen ook de maatschappelijke gevolgen van dergelijk geweld mee, wat leidde tot een straf die de ernst van de daad weerspiegelde.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/700425-15
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 november 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboortegegevens verdachte] ,
wonende te [adresgegevens verdachte] .
De verdachte wordt bijgestaan door mr. Th. Boumans, advocaat kantoorhoudende te Heerlen.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 oktober 2016. De verdachte en zijn raadsman zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel [slachtoffer] heeft mishandeld.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan en heeft daarbij verwezen naar zich in het dossier bevindende stukken, namelijk het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant] , de getuigenverklaring van [getuige 1] en de ter terechtzitting getoonde camerabeelden waarop te zien is dat verdachte een zwart voorwerp in zijn handen heeft waarmee hij richting het slachtoffer slaat. Daaruit leidt zij af dat verdachte het slachtoffer met kracht met een riem heeft geslagen.
Het slaan met het uiteinde van de riem waaraan de gesp vast zat, is te kwalificeren als een poging om aan het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Door de riem te gebruiken als wapen, een wapen dat door het gebruik (zwaaien) niet controleerbaar is, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij de aangever zwaar lichamelijk letsel kon ontstaan, aldus de officier van justitie.
Een noodweersituatie is niet aan de orde, nu dit niet wordt ondersteund door het relaas van verbalisanten en evenmin wordt ondersteund door de cameraregistraties. Mocht het al zo zijn geweest dat het slachtoffer op enig moment een glas in zijn handen heeft gehad en hiermee een beweging heeft gemaakt en er op dat moment sprake was van een noodweersituatie dan heeft de verdachte niet correct gehandeld en was zijn reactie buitenproportioneel, aldus de officier van justitie.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de verdachte van het primair en subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van het primair tenlastegelegde stelt hij dat het zwaaien met de riem een ongeschikt middel is om iemand zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Ten aanzien van het subsidiair tenlastegelegde stelt de raadsman dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte het slachtoffer heeft geraakt met de riem.
De raadsman doet voorts een beroep op (putatief) noodweer en wijst daartoe op de omstandigheid dat de verdachte had gezien dat het slachtoffer [slachtoffer] medeverdachte [medeverdachte] had mishandeld en de verdachte in de veronderstelling was dat het slachtoffer een glas in zijn hand hield. Gelet op het vorenstaande dient de verdachte te worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, aldus de verdediging.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Inleiding
In de nacht van 22 op 23 augustus 2015 ontstond er in café [naam café] aan de [adres] in Heerlen een ruzie tussen medeverdachte [medeverdachte] en aangever [slachtoffer] . Eerstgenoemde was aan het stappen met een groepje personen, onder wie verdachte. Er werd door personen uit het groepje zowel binnen als buiten het café gevochten met aangever. Uiteindelijk is aangever buiten op straat door medeverdachte [medeverdachte] neergeslagen en bewusteloos blijven liggen.
De rechtbank baseert haar oordeel over hetgeen bewezen zal worden verklaard op de navolgende redengevende feiten en omstandigheden.
Bewijsmiddelen
Getuige [getuige 2] stond op 23 augustus 2015 als portier aan de voordeur van [naam café] . Op een bepaald moment kwamen mensen van het café naar de rokersruimte gelopen. [getuige 2] omschrijft enkelen van hen als volgt:

Persoon 1 in deze verklaring: man, Turks of Marokkaans uiterlijk, leeftijd ongeveer tegen de 50 jaar, normaal postuur, ongeveer 160-165 centimeter groot, droeg donkerkleurige jeansbroek, een shirt of hemd met meerdere kleuren, kort zwart-/grijskleurig haar. Hij is een vaste klant van ons en ik herken hem omdat hij klein is. Dit is de persoon die ik later in dit verhaal bewusteloos op de grond zag liggen.
Persoon 2: man, blank, leeftijd ongeveer tussen de 25 en 30 jaar, normaal slank postuur, ongeveer tussen de 180 centimeter en 185 centimeter groot, droeg een lichtkleurige jeansbroek en een grijs gestreept hemd, kaal hoofd.
Persoon 2 is volgens de getuige degene die persoon 1 heeft mishandeld. Volgens [getuige 2] heet deze persoon [medeverdachte] of [medeverdachte] . [2]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij op zondag 23 augustus 2015 naar café [naam café] te Heerlen is gegaan. Hij was daar rond 24:00 uur samen met onder meer zijn neefje [verdachte] . [3]
Portier [getuige 1] is ook door de politie als getuige gehoord. Van het verhoor van deze getuige heeft de politie een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. [getuige 1] wilde alleen met de vermelding van zijn voornaam gehoord worden.
[getuige 1] was in de nacht van 22 op 23 augustus 2015 als portier werkzaam in café [naam café] in Heerlen. Hij zag rond 2.30 uur dat er tumult in de rokersruimte van café [naam café] was en dat een kale man hierbij betrokken was. Er kwam een andere persoon bij. Van die kale man had hij gehoord dat dat zijn neef was. Hij vermoedde dat deze persoon ook iets wilde gaan doen en heeft hem daarop beet gepakt en naar buiten geduwd. Hij zag dat de neef zijn riem uit zijn broek haalde en hiermee een persoon sloeg. De neef heeft een keer raak geslagen en een keer mis geslagen. De neef had het uiteinde vast zonder gesp en heeft met het gespgedeelte de andere persoon geslagen. [4]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is op de foto op pagina 21 van het proces-verbaal van de politie. De rechtbank heeft ter zitting waargenomen dat verdachte op die foto een witte blouse draagt met witte schoenen en een spijkerbroek. Hij had het hemd uit de broek en had geen broeksriem om. [5] De genoemde foto hoort bij het proces-verbaal van bevindingen waarin de politie op 23 augustus 2015 om 3.10 uur twee personen fotografisch vastlegt naar aanleiding van een mishandeling gepleegd op de [adres] in Heerlen. Het betreft verdachte en de medeverdachte [medeverdachte] . [6]
Op vastgelegde camerabeelden van 23 augustus 2015 in Heerlen is te zien dat omstreeks 2.34 uur een sterk op verdachte lijkende persoon met een voorwerp, gelijkend op een (broeks)riem, in zijn hand op aangever afloopt en verschillende keren zijn arm omhoog beweegt en daarmee een zwaaiende beweging maakt in de richting van aangever. Het lichaam van de op de verdachte lijkende persoon draait tenminste twee keer volledig om de as. Te zien is dat aangever in reactie op de slag ineen duikt. [7]
Vrijspraak en bewezenverklaring
De rechtbank acht, met de officier van justitie en de verdediging, poging tot zware mishandeling niet bewezen en zal verdachte dan ook van het primair tenlastegelegde vrijspreken.
Uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat verdachte de persoon is die met een riem op aangever heeft ingeslagen en dat daarbij zijn opzet gericht was op het toebrengen van pijn en lichamelijk letsel bij het slachtoffer. Verdachte is herkend als de neef van medeverdachte [medeverdachte] , die de riem uit zijn broek haalde en daarmee aangever tenminste eenmaal heeft geraakt. Er is een sterke gelijkenis tussen verdachte en degene die op de camerabeelden te zien is als de man die met de riem slaat. Verdachte heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij met de riem in de richting van het slachtoffer heeft geslagen. De opzet van verdachte op het toebrengen van letsel of pijn blijkt uit het herhaaldelijk en met forse kracht met een riem slaan naar het slachtoffer. Verdachte heeft zijn riem uit zijn broek gehaald en heeft tot drie maal toe met zo’n grote kracht geslagen dat hij er drie maal van is rondgetold, zo is op de ter terechtzitting vertoonde camerabeelden te zien. Het slachtoffer heeft niet verklaard dat het slaan met de riem hem pijn heeft gedaan of dat hij ten gevolge van het slaan met de riem letsel heeft opgelopen. De rechtbank gaat er van uit dat het slachtoffer van het beschreven slaan met een riem pijn heeft ondervonden. [8] Verdachte heeft zich dan ook schuldig gemaakt aan mishandeling.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte op 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft mishandeld door deze met kracht met een riem tegen het lichaam te slaan.
(Putatief) noodweer
Verdachte heeft bij monde van zijn raadsman een beroep gedaan op (putatief) noodweer. De rechtbank verwerpt dat verweer. Uit de camerabeelden blijkt dat verdachte het gevecht heeft gezocht met het slachtoffer. Van noodweer kan daarom geen sprake zijn. Mocht verdachte gevolgd worden in zijn stelling dat het slachtoffer hem met een glas bedreigde, dan had verdachte een andere keuze kunnen en moeten maken. Hij had weg kunnen en moeten gaan. Daartoe was alle gelegenheid.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
op 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem eenmaal met kracht met een riem tegen het lichaam te slaan.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
subsidiair
mishandeling
Hiervoor heeft de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer verworpen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Hiervoor heeft de rechtbank het beroep van verdachte op putatief noodweer verworpen. Ook overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is derhalve strafbaar.
5.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van het voorarrest.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen dan de duur van het voorarrest. Subsidiair heeft hij verzocht om een taakstraf op te leggen.
5.3.
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De rechtbank overweegt meer in het bijzonder als volgt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een mishandeling op straat in de directe omgeving van een uitgaansgelegenheid. Heel wat personen zijn ongewild geconfronteerd met dit strafbare feit. De verdachte heeft [slachtoffer] met een riem geslagen tegen het lichaam. De verdachte heeft bewust de confrontatie met zijn slachtoffer gezocht. De verdachte maakte deel uit van een groep die zich schuldig heeft gemaakt aan uitgaansgeweld. Het slachtoffer kampt meer dan een jaar na het voorval nog steeds met de negatieve gevolgen ervan.
Uitgaansgeweld heeft negatieve impact op zowel het slachtoffer ervan als op getuigen van dit geweld. Het gevoel van onveiligheid in de samenleving neemt door dit soort incidenten toe.
De rechtbank heeft voor het bepalen van de strafmaat aansluiting gezocht bij de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht gehanteerde oriëntatiepunten. De rechtbank ziet aanleiding om in strafverhogende zin van deze oriëntatiepunten af te wijken nu het gaat om uitgaansgeweld. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij geen enkele verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.
Gelet op de ernst van het bewezen verklaarde feit is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf de passende sanctie is. De rechtbank zal aan de verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 dagen opleggen met aftrek van het voorarrest.

6.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

7.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt de verdachte vrij van het primair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte voor het subsidiair tenlastegelegde feit tot een gevangenisstraf van 3 dagen;
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Klifman, voorzitter, mr. P. van Blaricum en
mr. R. Verkijk, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Berkers, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 2 november 2016.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer]
opzettelijk
zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
met voornoemd opzet die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (met kracht) met een
riem tegen het lichaam heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden, dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2015 in de gemeente Heerlen
[slachtoffer] heeft mishandeld door deze meermalen, althans eenmaal (met kracht)
met een riem tegen het lichaam te slaan.

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg district Parkstad, proces-verbaalnummer BVH 2015158285, gesloten d.d. 10 oktober 2015 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 123.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 49.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 106.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, p. 61.
5.Proces-verbaal van de zitting op 19 oktober 2016.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18 en de bijlage (foto) op p. 21.
7.Deel 2 van de camerabeelden bekeken ter terechtzitting (in totaal drie delen), als weergegeven in het proces-verbaal van de zitting op 19 oktober 2016. De camerabeelden zijn beschreven in de processen-verbaal van bevindingen op p. 25 e.v. en p. 30 e.v. De tijdsvermeldingen op de beelden lopen 4 minuten achter.
8.Vgl. Rechtbank Noord-Holland 27-06-2013 ECLI:NL:RBNHO:2013:6366, Rechtbank Breda 14 augustus 2008, ECLI:NL:RBBRE:2008:2655; Rechtbank Rotterdam 5 augustus 2008, ECLI:NL:RBROT:2008:3208.