ECLI:NL:RBLIM:2016:9967

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
18 november 2016
Publicatiedatum
18 november 2016
Zaaknummer
C/03/223604 / FA RK 16-2618
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • L. Bastiaans
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling en eenhoofdig gezag na zelfmoordpoging en hersenletsel van de vader

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 18 november 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een vader en moeder over de zorgregeling en het gezag over hun minderjarige kinderen. De vader, die sinds een zelfmoordpoging in 2013 geen contact meer heeft gehad met zijn kinderen, verzocht om een wijziging van de zorgregeling en om informatie over de kinderen. De moeder verzocht om eenhoofdig gezag, omdat zij van mening was dat de vader niet in staat was om beslissingen te nemen over de kinderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden, maar oordeelde dat het in het belang van de kinderen niet wenselijk was om hen te dwingen tot contact met hun vader. De rechtbank heeft de zorgregeling gewijzigd, zodat contact met de vader alleen op initiatief van de kinderen zal plaatsvinden. Daarnaast heeft de rechtbank het gezamenlijk gezag gewijzigd in eenhoofdig gezag voor de moeder, omdat de vader niet in staat was om met de moeder te communiceren en belangrijke beslissingen te nemen. De moeder is verplicht om de vader driemaal per jaar informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de kinderen.

Uitspraak

Rechtbank Limburg

Familie en jeugd
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: C/03/223604 / FA RK 16-2618
Beschikking van 18 november 2016 betreffende ouderlijke verantwoordelijkheden
in de zaak van:
[de vader],
wonende te [woonplaats vader] , [adres vader] ,
verblijvende in de [kliniek] , [adres kliniek] , [plaats kliniek]
hierna te noemen de vader,
advocaat: mr. J.E.A.H. Verstraelen;
tegen:
[de moeder],
wonende te [woonplaats moeder] , [adres moeder] ,
hierna te noemen de moeder,
advocaat: mr. N.M.F. Statnik.
betreffende de minderjarigen:
[minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 1] op [geboortedag minderjarige 1] 2003,
[minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 2] op [geboortedag minderjarige 2] 2005.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Dit blijkt uit het volgende:
- het verzoekschrift, binnengekomen bij de rechtbank op 19 juli 2016;
- het verweerschrift tevens zelfstandig verzoek, binnengekomen bij de rechtbank op 18 oktober 2016
- de mondelinge behandeling, welke heeft plaatsgevonden op 21 oktober 2016 en waarbij zijn verschenen:
- mr. J.E.A.H. Verstraelen, namens de vader;
- de moeder, bijgestaan door mr. N.M.F. Statnik;
- [X] , vertegenwoordigster van de raad voor de kinderbescherming;
1.2.
De rechtbank heeft aan de bewindvoerders van de vader, mw. [bewindvoerder 1] en dhr. [bewindvoerder 2] , bijgestaan door mw.mr. M.J. Voets, bijzondere toestemming verleend de mondelinge behandeling bij te wonen. Mw. [bewindvoerder 1] heeft de rechtbank aangemerkt als informant.
1.3.
[minderjarige 1] is in de gelegenheid gesteld zich over het verzoek uit te laten. Tijdens dat kindgesprek met [minderjarige 1] gaf [minderjarige 2] aan ook graag met de kinderrechter te spreken. Van beide gesprekken is ter zitting een korte samenvatting gegeven.
2. De vaststaande feiten
2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank, locatie Maastricht, van 27 februari 2013 [datum esn_beschikking]deze rechtbank, locatie Maastricht, van 9 december 2013is de echtscheiding uitgesproken tussen de vader en de moeder. De ouders hebben het gezamenlijk gezag over de minderjarigen behouden.
De ouders zijn in het ouderschapsplan d.d. 7 december 2012, dat is gehecht en onderdeel uitmaakt van voornoemde uitspraak, een zorg- en contactregeling overeengekomen.
2.2.
Bij beschikking van rechtbank Limburg, locatie Maastricht, van 9 december 2013 zijn de goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan de vader onder bewind gesteld.

3.Het verzoek

3.1.
De vader verzoekt:
- vaststelling/wijziging van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, verder te noemen zorgregeling, tussen de vader en de minderjarigen in die zin dat:
 de vader voor de duur van twee maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 13.00 uur omgang heeft met de kinderen binnen de verpleegkliniek [kliniek] ;
 de vader vervolgens voor de duur van vier maanden eenmaal per veertien dagen op zaterdag of zondag van 10.00 uur tot 13.00 uur omgang heeft met de kinderen;
 de vader daarna elke veertien dagen omgang heeft met de kinderen, de ene keer op zaterdag van 10.00 uur – 19.00 uur en de andere keer van zaterdag 16.00 uur tot zondag 12.00 uur;
 hierbij heeft te gelden dat de moeder de kinderen brengt en een van de bewindvoerders de kinderen terugbrengt, waarbij feestdagen en verjaardagen in onderling overleg nader worden ingevuld;
 dan wel een door de rechtbank in goede justitie vast te stellen zorgregeling;
 te bepalen dat de moeder de vader driemaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen en de zomervakantie, schriftelijke informatie zal verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, alsmede eenmaal per jaar informatie over het vermogen van de kinderen en daarbij zal voegen een kopie van het laatste schoolrapport en verder al het nodige zal doen c.q. nalaten met erkenning van het gezag van de vader.
3.2.
De vader stelt dat hij sinds de gebeurtenissen in 2013 geen contact meer heeft kunnen hebben met zijn kinderen. In 2013 ging het niet goed met de vader en heeft hij een zelfmoordpoging gedaan, waardoor hij in kritieke toestand is opgenomen in het ziekenhuis en waardoor hij lichamelijke beperkingen en hersenletsel heeft opgelopen. De moeder staat contact met de kinderen sinds kort na de gebeurtenissen niet toe. De moeder geeft aan dat de kinderen dit contact niet wensen. De vader mist de kinderen heel erg en vraagt dagelijks naar ze. De medische verzorgers in de [kliniek] zien geen obstakel voor contact van de vader met zijn kinderen. De [kliniek] geeft aan dat, indien gewenst, een kinderpsycholoog bij een bezoek van de kinderen aan hun vader aanwezig kan zijn. Er is tevens een mogelijkheid dat de kinderen – op termijn – in de kliniek bij hun vader een nacht logeren. De omgang zal langzaam opgebouwd dienen te worden.

4.Het verweer tevens zelfstandig verzoek

4.1.
De moeder verzoekt het verzoek van de vader af te wijzen. Tevens verzoekt de moeder haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de minderjarigen. De moeder heeft daartoe het volgende gesteld.
De zorgregeling
Hoewel de echtscheiding tussen partijen en de verslechterde relatie tussen hen beiden ongetwijfeld van invloed is geweest op de gemoedstoestand van de vader ten tijde van zijn suïcidepoging, waren het met name (zakelijke) financiële problemen in combinatie met de psychotische problematiek waarmee de vader destijds te kampen had, die uiteindelijk tot het besluit zullen hebben geleid om zichzelf van het leven te beroven.
Dat de vader als gevolg hiervan blijvend hersenletsel heeft opgelopen en verblijft in
verzorgingstehuis [kliniek] te [plaats kliniek] is correct. Ook erkent de moeder dat de zus en vader van de vader als bewindvoerders zijn aangesteld.
Het is onjuist dat de moeder telkens weigert haar medewerking te verlenen aan de via de
bewindvoerders ondernomen pogingen om de zaak in der minne te regelen. De moeder staat van meet af aan open voor een contactregeling met de vader, zij het dat hieraan bepaalde
voorwaarden moeten worden verbonden. Zo zal de moeder niet kunnen toestaan dat de kinderen (zeker in het begin) naar hun vader gaan zonder haar aanwezigheid. Het zijn momenteel echter de kinderen zelf die contact pertinent weigeren, waardoor dit nog niet heeft plaatsgevonden.
De moeder gelooft overigens — net als de vader — niet dat herstel van het contact met de kinderen onmogelijk zou zijn. Zij zijn er echter op dit moment nog niet aan toe. De verzoeken van de vader zorgen voor veel onrust in het gezin van de moeder.
De moeder betwist dat zij heeft verzuimd de vader op de hoogte te stellen van het wel en wee van de kinderen. Zij heeft bij herhaling jaarlijks kaarten (met daarin geschreven hoe het op school gaat en hoe hun sociaal leven verloopt), foto’s, communie foto’s, pasfoto’s en op school gemaakte Vaderdag cadeaus naar de vader gestuurd.
De vader is helaas jarenlang niet betrokken geweest bij de opvoeding van de kinderen. De moeder is na de echtscheiding en na de suïcidepoging van de vader achter gebleven met een zeer emotionele gezinssituatie, alsmede met grote schulden die naar aanleiding van de
echtscheiding/suïcidepoging op haar schouders kwamen te rusten. Deze schulden waren
dermate hoog, dat zij zich uiteindelijk genoodzaakt zag de Wettelijke Schuldsanering aan te
vragen. De moeder tracht thans haar leven zo goed mogelijk op te pakken.
In 2015 is de moeder verhuisd naar Stevensweert en is daar met haar nieuwe partner, inmiddels haar echtgenoot, gaan samenwonen. Zij heeft dit gedaan uit liefde voor haar nieuwe partner en ook om voor de kinderen een stabiele leefomgeving te creëren, zeker in de periode dat ze allebei aan het puberen zijn. De kinderen doen het inmiddels zeer goed op school, hebben veel sociale contacten en beoefenen sport en hobby’s waar ze veel plezier aan beleven. Zij hebben bovendien een halfzusje gekregen van nu enkele maanden oud.
De moeder kan niet instemmen met het vastleggen van een contactregeling in welke vorm dan ook. Dit gelet op de omstandigheid dat de kinderen dit absoluut niet willen. Ook een contactregeling met frequente, korte bezoeken, zou voor de kinderen zeer belastend en moeilijk zijn. De moeder sluit niet uit dat de kinderen op termijn, als ze wat ouder zijn, wel weer contact wensen met hun vader. De moeder laat haar kinderen daarin geheel vrij.
De kinderen kennen hun beide ouders en zijn volledig op de hoogte van de situatie van hun vader. Dat de moeder ervoor moet zorgen dit recht van de kinderen te waarborgen, zo nodig met behulp van derden, is vanzelfsprekend, echter ook in dat geval moet het belang van de kinderen voorop staan.
Eenhoofdig gezag
De moeder verzoekt om eenhoofdig gezag, met name uit praktische overwegingen. Zij wenst de vader hiermee niet tekort te doen, maar het is voor de kinderen van belang dat beslissingen ten aanzien van hen goed en snel kunnen worden genomen. Al gaat het maar om zoiets simpels als het aanvragen van een paspoort. De vader is nu eenmaal niet langer in staat om zich hierin te mengen. Hoewel de moeder tot op heden weinig tegenwerking heeft ervaren van instanties na het geven van een uitleg over de situatie, acht zij het van belang dat de juridische status in overeenstemming wordt gebracht met de werkelijkheid.

5.Het verhandelde ter zitting

5.1.1. Ter zitting is door mw. [bewindvoerder 1] , de zus van de vader die is gehoord als informant, aangegeven dat de vader veel stukken uit het verleden kwijt is, maar dat hij de afgelopen maanden weer dingen begint te herkennen en inmiddels weer in zinnen begint te spreken. Met het kortetermijngeheugen van de vader gaat het nu iets beter en hij geeft aan dat hij de kinderen mist. De vader is linkszijdig geheel verlamd en van de schotwond is niets meer te zien. Om de paar weken is er overleg met de behandelend artsen van de vader. De behandelend artsen hadden niet verwacht dat hij zo vooruit zou gaan en zij geven aan niet te weten in hoeverre hij nog verder vooruit zal gaan.
5.1.2. De raadsvertegenwoordigster heeft gesteld dat er in het verleden veel is gebeurd waardoor de kinderen getraumatiseerd zijn. De kinderen zijn nog heel jong. Als de kinderen nu aangeven dat zij hun vader nog niet willen zien, dan zal dit meegewogen moeten worden. Het verzoek van de moeder om aan haar eenhoofdig gezag over de kinderen toe te kennen is in het belang van de kinderen.

6.Het oordeel van de rechtbank

6.1.
De zorgregeling.
6.1.1.
Het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:253a jo artikel 1:377a jo 377e van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ingevolge artikel 1:377a, lid 1, BW heeft het kind het recht op omgang met zijn ouders en met degene die in een nauwe persoonlijke betrekking tot hem staat. Blijkens het tweede lid stelt de rechter op verzoek van de ouders of van een van hen of van degene die in een nauwe persoonlijke betrekking staat tot het kind, al dan niet voor bepaalde tijd, een regeling inzake de uitoefening van het omgangsrecht vast dan wel ontzegt, al dan niet voor bepaalde tijd, het recht op omgang.
De rechtbank kan het recht op omgang slechts ontzeggen indien:
- de omgang ernstig nadeel zou opleveren voor de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de minderjarige;
- de ouder kennelijk ongeschikt of onmachtig is;
- het kind van twaalf jaren of ouder ernstig bezwaren heeft tegen de omgang;
- of de omgang ernstig in strijd is met de zwaarwegende belangen van het kind.
De rechtbank kan de bestaande zorgregeling slechts wijzigen indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, dan wel dat van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
6.1.2.
De rechtbank dient dus te beoordelen of er sprake is van een wijziging van omstandigheden.
Nu in 2013 door de vader een zelfmoordpoging is ondernomen en er sindsdien nauwelijks tot geen omgang meer is geweest tussen de vader en de minderjarigen, is er sprake van een wijziging van omstandigheden.
6.1.3.
Gelet op de onderhavige stukken en het verhandelde ter zitting komt de rechtbank tot de conclusie dat het vastleggen van een concrete zorgregeling op dit moment in strijd is met de zwaarwegende belangen van de minderjarigen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt. Gebleken is dat er inmiddels gedurende drie jaar geen contact meer heeft plaatsgevonden tussen de vader en de minderjarigen en dat onduidelijk is hoe de geestelijke gesteldheid van de vader thans is en in hoeverre deze nog zal verbeteren. De minderjarigen hebben aan de kinderrechter kenbaar gemaakt dat zij op dit moment nog geen contact met hun vader willen hebben, maar de rechtbank sluit niet uit dat zij op termijn, als ze wat ouder zijn, wel weer contact wensen met hun vader. Bij [minderjarige 2] werd bovendien gemerkt dat zij wel nieuwsgierig is naar haar vader. Zij vertelde onder meer dat ‘als zij naar haar vader zou moeten, ze dat niet zo erg zou vinden’. De deur naar contactherstel lijkt op een kier te staan. De rechtbank acht het echter niet in het belang van de minderjarigen hen tot contact op korte termijn te dwingen, als zij zelf zeggen dat zij er nog niet aan toe zijn. Dit kan averechts werken. De gebeurtenissen in 2013 hebben duidelijk – en begrijpelijkerwijs – een enorme impact gehad op hen. De moeder heeft ter zitting gesteld dat zij de minderjarigen geheel vrij zal laten in het vragen naar en contact met hun vader en dat als [minderjarige 1] en/of [minderjarige 2] aangeven dat zij hun vader willen zien, zij hen naar hem toe zal brengen. Van vrienden van de vader heeft de moeder recente foto’s van de vader gekregen. Deze foto’s heeft zij aan de minderjarigen laten zien, maar na het zien van de foto’s zijn zij niet van mening veranderd. De moeder heeft toegezegd dat zij het onderwerp van contact met de vader regelmatig met de minderjarigen zal bespreken en zij hen positief zal stimuleren voor zover daar ruimte voor is bij hen. Dit mag op grond van de wet – waarin de ouder met gezag verplicht wordt het contact met de andere ouder te stimuleren – ook van de moeder worden verlangd. De rechtbank is van oordeel dat de moeder met hetgeen zij ter zitting heeft verteld en toegezegd aan voornoemde plicht voldoet en het belang van de kinderen duidelijk voorop heeft staan. In het bovenstaande ziet de rechtbank aanleiding om de door de vader verzochte zorg- en contactregeling af te wijzen. De rechtbank zal de in het ouderschapsplan opgenomen zorgregeling wijzigen, in die zin dat contact met de vader in overleg tussen de ouders en op initiatief van de minderjarigen zal plaatsvinden.
6.2.
Het gezag
6.2.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:251 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) oefenen de ouders na hun echtscheiding gezamenlijk het gezag over de kinderen uit. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:253n lid 1 BW kan de rechtbank op verzoek van de niet met elkaar gehuwde ouders of een van hen het gezamenlijk gezag, bedoeld in artikel 1:251 lid 2 BW beëindigen, indien nadien de omstandigheden zijn gewijzigd of bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan. Alsdan bepaalt de rechtbank aan wie van de ouders voortaan het gezag over ieder der minderjarige kinderen toekomt. Volgens artikel 1:253n lid 2 BW juncto artikel 1:251a lid 1 BW bepaalt de rechtbank dat het gezag over een kind aan een ouder toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat het kind klem of verloren zou raken tussen de ouders en niet te verwachten is dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering zou komen, of
wijziging van het gezag anderszins in het belang van het kind noodzakelijk is.
6.2.2.
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is gebleken dat de vader al langere tijd niet in staat is om met de moeder te communiceren en belangrijke beslissingen over de kinderen te nemen. Die omstandigheid maakt het risico dat de kinderen klem of verloren raken reëel. Ter zitting is immers gebleken dat de vader pas recent weer in staat is zinnen te vormen, zijn geheugen nog beperkingen kent en onduidelijk is in hoeverre zijn gezondheid nog zal verbeteren. De vader heeft – doordat er geen contact is – ook geen beeld van wat de kinderen nodig hebben en hoe hun belevingswereld is. Dit maakt het maken van beslissingen voor en over hen gecompliceerd. Deze situatie duurt al ruim drie jaar en de moeder heeft in die periode het gezag feitelijk alleen uitgeoefend. De rechtbank acht het dan ook in het belang van de kinderen dat het gezamenlijk gezag gewijzigd wordt in die zin dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft over de minderjarige kinderen. Indien de vader op termijn verder zal herstellen en het contact met de minderjarigen wordt hersteld, kan de vader op dat moment verzoeken opnieuw met het gezag te worden belast.
6.3.
De informatieplicht
6.3.1.
Het verzoek van de vader is gebaseerd op artikel 1:377b, eerste lid, BW. Ingevolge het tweede lid van dit artikel kan de rechter bepalen dat het eerste lid buiten toepassing blijft.
6.3.2.
De rechtbank zal, nu de moeder geen onderbouwd verweer tegen het verzoek van de vader tot vaststelling van een informatieregeling heeft gevoerd, een informatieregeling vaststellen waarbij de moeder de vader driemaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen en de zomervakantie, schriftelijke informatie dient te verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van de kinderen, alsmede eenmaal per jaar informatie over het vermogen van de kinderen en daarbij een kopie van het laatste schoolrapport dient te voegen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
wijzigt het in de beschikking van deze rechtbank, locatie Maastricht, van 27 februari 2013 gehechte ouderschapsplan d.d. 7 december 2012, als volgt:
- bepaalt dat de zorgregeling tussen de vader en de minderjarigen in die zin wordt gewijzigd dat contact met de vader in overleg tussen de ouders en op initiatief van de minderjarigen zal plaatsvinden;
7.2.
bepaalt dat aan de moeder voortaan alleen het gezag zal toekomen over de minderjarigen:
1. [minderjarige 1] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 1] op [geboortedag minderjarige 1] 2003,
2. [minderjarige 2] , geboren te [geboorteplaats minderjarige 2] op [geboortedag minderjarige 2] 2005;
7.3.
bepaalt dat de moeder de vader driemaal per jaar, te weten met Kerstmis, Pasen en de zomervakantie, schriftelijke informatie dient te verschaffen over de ontwikkeling en het welzijn van voornoemde kinderen, alsmede eenmaal per jaar informatie over het vermogen van de kinderen en een kopie van het laatste schoolrapport dient bij te voegen;
[bepaalt dat ]wwijs
7.4.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.5. [
wijst af het meer of anders verzochte]wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. L. Bastiaans, kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van H.V.M. Smeets, griffier, op 18 november 2016.
Tegen deze beschikking kan - uitsluitend door tussenkomst van een advocaat - hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch:
a. door de verzoekende partij en degenen aan wie een afschrift van de beschikking (vanwege de griffier) is verstrekt of verzonden, binnen 3 maanden na de dag van de uitspraak;
b. door andere belanghebbenden binnen 3 maanden na betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.