In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 22 november 2016, wordt het beroep van eiser tegen het bestreden besluit 1 gegrond verklaard. Eiser, werkzaam als docent slagwerk, had bezwaar gemaakt tegen de omvang van zijn deeltijdontslag, dat per 1 januari 2014 was verleend. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende inzicht heeft gegeven in de berekening van de holle uren, waardoor het bestreden besluit 1 moet worden vernietigd. De rechtbank stelt vast dat het ontslagbesluit, dat is gebaseerd op een ernstig verstoorde arbeidsverhouding, nog niet in rechte vaststaat. Dit betekent dat het procesbelang van eiser bij de beoordeling van het bestreden besluit 1 niet is komen te vervallen.
Daarnaast wordt het beroep tegen het bestreden besluit 2, waarin eiser eervol ontslag is verleend, ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om het ontslag te verlenen op grond van artikel 8:8 van de Arbeidsvoorwaardenregeling gemeente Maastricht (AGM). De rechtbank concludeert dat het aandeel van eiser in de verstoorde arbeidsverhouding van gelijke orde is als dat van verweerder, en dat de door verweerder getroffen uitkeringsregeling redelijk is. Eiser had geen recht op een Van-Werk-Naar-Werk-traject, aangezien de verstoorde arbeidsrelatie aan hem te wijten was. De rechtbank draagt verweerder op om een nieuw besluit te nemen op het bezwaar tegen het primaire besluit 1, en veroordeelt verweerder tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.