ECLI:NL:RBLIM:2017:10432

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
6338531 CV EXPL 17-7193
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over huurachterstand en ontruiming van een woning onder bewind

In deze zaak heeft de stichting Wonen Zuid een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap Zeker financiële zorgverlening b.v., die optreedt als bewindvoerder over de goederen van een onderbewindgestelde. De procedure betreft een huurzaak waarin Wonen Zuid vordert dat de woning van de onderbewindgestelde ontruimd wordt vanwege huurachterstand. De onderbewindgestelde is gehuwd met de huurster van de woning, die eerder is veroordeeld tot ontruiming wegens huurachterstand. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met oktober 2017 € 1.607,06 bedraagt, maar Wonen Zuid vordert een bedrag van € 1.606,26. De rechter oordeelt dat de vorderingen van Wonen Zuid spoedeisend zijn en dat er recht op ontruiming bestaat. De ontruimingstermijn wordt vastgesteld op dertig dagen na betekening van het vonnis, zodat de onderbewindgestelde en zijn gezin de tijd hebben om vervangende woonruimte te vinden. De rechter wijst de vorderingen van Wonen Zuid toe, maar verwijst Wonen Zuid in de proceskosten omdat zij nalatig is geweest in de eerdere bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6338531 CV EXPL 17-7193
MD
Vonnis van de kantonrechter in kort geding van 27 oktober 2017
in de zaak van:
de stichting
wonen zuid,
gevestigd te Roermond,
eisende partij,
gemachtigde Janssen & Janssen c.s. gerechtsdeurwaarders,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Zeker financiële zorgverlening b.v., in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen die toebehoren aan
[naam onderbewindgestelde],
wonend te [woonplaats] aan de [adres] ,
gedaagde partij,
namens Zeker is verschenen [naam] ,
gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] mr. B.H.M. Nijsten.
Partijen zullen hierna Wonen Zuid, Zeker en [naam onderbewindgestelde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- een exploot van dagvaarding met producties waarbij alléén [naam onderbewindgestelde] is gedagvaard;
- de mondelinge behandeling d.d. 12 oktober 2017 alwaar is vastgesteld dat de goederen die toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] met ingang van 1 september 2017 onder bewind zijn gesteld;
- een exploot, onder medebetekening van voornoemd dagvaardingsexploot en een akte overlegging bescheiden tevens wijziging van eis, waarbij Zeker (in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ) is opgeroepen om te verschijnen ter zitting van 26 oktober 2017;
- de mondelinge behandeling d.d. 26 oktober 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Wonen Zuid heeft krachtens huurovereenkomst aan mevrouw [naam huurster] de woning met aanhorigheden, staande en gelegen te [woonplaats] , aan de [adres] (hierna: het gehuurde) verhuurd tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huurprijs van laatstelijk € 515,80 per maand. [naam onderbewindgestelde] is gehuwd met [naam huurster] en is van rechtswege medehuurder geworden.
2.2.
Wonen Zuid heeft bij deze rechtbank een bodemprocedure jegens [naam huurster] aanhangig gemaakt wegens een huurachterstand. Die zaak is hier geregistreerd onder zaaknummer 5983499 CV EXPL 17-4155. Bij vonnis van de kantonrechter deze rechtbank van
13 september 2017 is de huurovereenkomst tussen Wonen Zuid en [naam huurster] ontbonden en is [naam huurster] veroordeeld om het gehuurde met ‘personen en zaken’ binnen dertig dagen na betekening van dat vonnis te ontruimen. Voorts is [naam huurster] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.890,92 aan huurachterstand tot en met mei 2017 (inclusief € 211,45 aan incassokosten) en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 514,37 per maand vanaf
1 juni 2017 tot aan de dag der ontruiming, met veroordeling van [naam huurster] in de proceskosten. [naam onderbewindgestelde] is in die procedure, ondanks zijn medehuurderschap, per abuis niet gedagvaard.
2.3.
Met ingang van 1 september 2017 zijn de goederen die toebehoren aan [naam onderbewindgestelde] onder bewind gesteld, met benoeming van Zeker tot bewindvoerder.
2.4.
Partijen zij er niet in geslaagd om overeenstemming te bereiken over de datum waarop [naam onderbewindgestelde] het gehuurde uiterlijk dient te ontruimen. Op 9 oktober 2017 is voormeld vonnis in de bodemzaak aan [naam huurster] betekend.

3.Het geschil

3.1.
Wonen Zuid vordert, na wijziging van eis en zakelijk weergegeven, om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Zeker (in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ) ‘hoofdelijk’ te veroordelen:
I. om het gehuurde binnen drie dagen na betekening van dit vonnis met al de haren en al het hare te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Wonen Zuid te stellen;
II. tot betaling aan Wonen Zuid van een bedrag van € 1.606,26 aan achterstallige huurpenningen tot en met oktober 2017 en een bedrag van € 515,80 voor iedere maand of gedeelte daarvan vanaf 1 november 2017 dat Zeker in gebreke blijft om het gehuurde te ontruimen.
3.2.
De grondslagen van de vorderingen vloeien reeds uit de hiervoor gegeven omschrijving ervan voort.
3.3.
Voor zover Zeker verweer heeft gevoerd wordt daarop hierna nader ingegaan, evenals op de stellingen van Wonen Zuid.

4.De beoordeling

4.1.
De vorderingen van Wonen Zuid zijn naar hun aard spoedeisend.
4.2.
Uit het door Wonen Zuid overgelegde laatste actuele overzicht blijkt dat de huurachterstand tot en met oktober 2017 € 1.607,06 bedraagt. De omvang van dit bedrag is niet weersproken, zodat dit tussen partijen vaststaat. Er wordt evenwel een bedrag van
€ 1.606,26 door Wonen Zuid gevorderd, zodat laatstgenoemd bedrag op hierna te bepalen wijze voor toewijzing gereed ligt.
4.3.
Twee schuldenaren zijn op grond van het bepaalde in art. 6:6 lid 2 BW hoofdelijk (ieder voor het geheel) aansprakelijk indien de betreffende prestatie ondeelbaar is of hoofdelijkheid voortvloeit uit de wet, gewoonte of een rechtshandeling. Door het medehuurderschap van [naam onderbewindgestelde] zijn (de bewindvoerder van) [naam onderbewindgestelde] en [naam huurster] hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming van de (betalings)verplichtingen uit hoofde van de huurovereenkomst met Wonen Zuid. Een hoofdelijke veroordeling van Zeker is in deze kort geding procedure echter niet mogelijk, omdat in dit kort geding alléén Zeker (en niet ook [naam huurster] ) is gedagvaard. De gevorderde hoofdelijke veroordeling wordt mitsdien afgewezen. Dit laat evenwel onverlet dat zowel (de bewindvoerder van) [naam onderbewindgestelde] als [naam huurster] hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de hiervoor onder 4.2. vermelde huurachterstand.
4.4.
Het niet (tijdig en/of volledig) betalen van de huurpenningen vormt een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit hoofde van de met Wonen Zuid gesloten huurovereenkomst. Krachtens art. 6:265 BW is iedere tekortkoming voldoende voor ontbinding van een (huur)overeenkomst, tenzij de tekortkoming zo gering is dat deze de ontbinding niet rechtvaardigt. Gelet op de omvang van de huurachterstand doet deze uitzondering zich niet voor. Aannemelijk is dan ook dat een bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden en de vordering tot ontruiming van het gehuurde zal toewijzen.
4.5.
De conclusie uit het vorenstaande is dat de ontruiming van het gehuurde op hierna in het dictum te bepalen wijze wordt toegewezen. Wonen Zuid heeft er recht op en spoedeisend belang bij dat op een beslissing in een (eventuele) bodemzaak vooruit wordt gelopen. De ontruimingstermijn zal op aan de redelijkheid ontleende gronden worden bepaald op dertig dagen na betekening van dit vonnis, meer in het bijzonder om [naam onderbewindgestelde] in de gelegenheid te stellen om samen met zijn echtgenote [naam huurster] en hun kinderen de verhuizing naar vervangende woonruimte te realiseren. Tijdens de voortzetting op 26 oktober 2017 is namelijk gebleken dat die vervangende woonruimte inmiddels bijna zeker is gevonden. Krachtens de huurovereenkomst en/of art. 7:225 BW blijft (een bedrag gelijk aan) de huurprijs verschuldigd vanaf 1 november 2017 tot en met de maand waarin wordt ontruimd. Ook deze vordering wordt dus toegewezen.
4.6.
Het is aan Wonen Zuid te wijten dat deze procedure noodzakelijk is geworden, aangezien door haar fout [naam onderbewindgestelde] niet ook is gedagvaard in de bodemprocedure met zaaknummer 5983499 CV EXPL 17-4155 tegen [naam huurster] . Daar komt bij dat Wonen Zuid heeft nagelaten om, terwijl zij daarvan ten tijde van het betekenen van de dagvaarding in dit kort geding op de hoogte was, althans behoorde te zijn, direct al de bewindvoerder van [naam onderbewindgestelde] in kort geding te dagvaarden. Ten slotte staat vast dat de gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] aan Wonen Zuid heeft voorgesteld om ‘de huuropzegging per 30 november’ te laten plaatsvinden. Tijdens de voortzetting van de mondelinge behandeling op 26 oktober 2017 is gebleken dat het op 13 september 2017 gewezen vonnis in de bodemprocedure pas op
9 oktober 2017 aan [naam huurster] is betekend. De termijn van dertig dagen voor [naam huurster] om het gehuurde (mét ‘personen en zaken’) te ontruimen is derhalve op die laatstgenoemde datum gaan lopen, zodat het aanbod van de gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] zonder meer redelijk was. De keuze om daar niet op in te gaan en dit kort geding aanhangig te maken terwijl de huurachterstand in september en oktober 2017 niet verder is opgelopen, komt voor rekening en risico van Wonen Zuid. Al deze omstandigheden tezamen maken dat Wonen Zuid in de proceskosten aan de zijde van Zeker dient te worden verwezen. Die kosten worden aan de zijde van Zeker tot op heden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt Zeker (in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ) om binnen dertig dagen na betekening van dit vonnis de woning met aanhorigheden aan de [adres] te [woonplaats] te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van Wonen Zuid te stellen,
5.2.
veroordeelt Zeker (in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam onderbewindgestelde] ) om tegen bewijs van kwijting aan Wonen Zuid te betalen:
- een bedrag van € 1.606,26, zijnde de gevorderde huurachterstand tot en met oktober 2017, met inachtneming van hetgeen daarover in rechtsoverweging 4.3. van dit vonnis is overwogen;
- een bedrag van € 515,80 voor ieder (gedeelte van) een maand dat vanaf 1 november 2017 mocht verstrijken tot het tijdstip van de ontruiming,
5.3.
veroordeelt Wonen Zuid tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van Zeker tot op heden begroot op € 600,00,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E. Elzinga en is in het openbaar uitgesproken.