Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
13 september 2017 is de huurovereenkomst tussen Wonen Zuid en [naam huurster] ontbonden en is [naam huurster] veroordeeld om het gehuurde met ‘personen en zaken’ binnen dertig dagen na betekening van dat vonnis te ontruimen. Voorts is [naam huurster] veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.890,92 aan huurachterstand tot en met mei 2017 (inclusief € 211,45 aan incassokosten) en tot betaling van een gebruiksvergoeding van € 514,37 per maand vanaf
1 juni 2017 tot aan de dag der ontruiming, met veroordeling van [naam huurster] in de proceskosten. [naam onderbewindgestelde] is in die procedure, ondanks zijn medehuurderschap, per abuis niet gedagvaard.
3.Het geschil
4.De beoordeling
€ 1.606,26 door Wonen Zuid gevorderd, zodat laatstgenoemd bedrag op hierna te bepalen wijze voor toewijzing gereed ligt.
9 oktober 2017 aan [naam huurster] is betekend. De termijn van dertig dagen voor [naam huurster] om het gehuurde (mét ‘personen en zaken’) te ontruimen is derhalve op die laatstgenoemde datum gaan lopen, zodat het aanbod van de gemachtigde van [naam onderbewindgestelde] zonder meer redelijk was. De keuze om daar niet op in te gaan en dit kort geding aanhangig te maken terwijl de huurachterstand in september en oktober 2017 niet verder is opgelopen, komt voor rekening en risico van Wonen Zuid. Al deze omstandigheden tezamen maken dat Wonen Zuid in de proceskosten aan de zijde van Zeker dient te worden verwezen. Die kosten worden aan de zijde van Zeker tot op heden begroot op € 600,00 aan salaris gemachtigde.
5.De beslissing
- een bedrag van € 1.606,26, zijnde de gevorderde huurachterstand tot en met oktober 2017, met inachtneming van hetgeen daarover in rechtsoverweging 4.3. van dit vonnis is overwogen;
- een bedrag van € 515,80 voor ieder (gedeelte van) een maand dat vanaf 1 november 2017 mocht verstrijken tot het tijdstip van de ontruiming,