ECLI:NL:RBLIM:2017:10440

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
C/03/240679 / KG ZA 17-492
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot medewerking aan de verkoop van de voormalige echtelijke woning na echtscheiding

In deze zaak, die voor de Rechtbank Limburg is behandeld, vordert eiser, een voormalige echtgenoot, dat gedaagde, zijn ex-vrouw, medewerking verleent aan de verkoop van hun voormalige echtelijke woning. Het huwelijk van partijen is ontbonden op 4 september 2013, en er is een echtscheidingsconvenant opgesteld op 17 april 2013. In een aanvulling op dit convenant, overeengekomen op 10 juni 2014, is bepaald dat de woning niet verkocht zou worden, tenzij de man niet in staat zou zijn om de woning over te nemen. Eiser stelt nu dat hij financieel niet in staat is om de woning over te nemen en dat gedaagde onterecht financiële voorwaarden aan haar medewerking tot verkoop verbindt.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat gedaagde tijdens de zitting heeft verklaard akkoord te gaan met de verkoop van de woning aan de door eiser bedoelde kopers voor een prijs van € 187.500,-. Dit deel van de vordering is derhalve voor toewijzing gereed. De voorzieningenrechter heeft besloten om geen dwangsom op te leggen, omdat niet aannemelijk is dat gedaagde niet zal voldoen aan de veroordeling. De rechter heeft ook opgemerkt dat, hoewel eiser nog een vordering heeft ingediend voor het geval de huidige kopers zouden afzien van de aankoop, gedaagde een rechtens te respecteren belang heeft bij een zo hoog mogelijke opbrengst van de verkoop.

De voorzieningenrechter heeft uiteindelijk geoordeeld dat gedaagde met onmiddellijke ingang medewerking moet verlenen aan de verkoop van de woning aan de huidige kopers voor de overeengekomen prijs. De proceskosten zijn gecompenseerd, wat betekent dat iedere partij haar eigen kosten draagt. Dit vonnis is uitgesproken door mr. F.J.F. Gerard, voorzieningenrechter, en is openbaar gemaakt op 9 oktober 2017.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/240679 / KG ZA 17-492
Vonnis in kort geding van 9 oktober 2017
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiser,
advocaat mr. G.M.O. Puddu;
tegen:
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. W.G.M.M. van Montfort.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [gedaagde] .
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Hun huwelijk is bij beschikking van 4 september 2013 ontbonden. Van die beschikking maakt deel uit een echtscheidingsconvenant, daterend van 17 april 2013. Tot de ontbonden huwelijksgemeenschap behoort de woning aan de [adres] te [woonplaats 1] .
2.2.
Partijen zijn op 10 juni 2014 de volgende aanvulling op dat echtscheidingsconvenant overeengekomen:
Artikel 1: Woning te [woonplaats 1] , aan de [adres]
Lid 1. Dit artikel geldt ter vervanging van artikelen 3.3 t/m 3.7 van het echtscheidingsconvenant, welke laatstgenoemde artikelleden hiermee komen te vervallen.
Lid 2. Partijen komen na uitvoerig en ampel beraad overeen dat de woning niet wordt verkocht.
Lid 3. Partijen komen na uitvoerig en ampel beraad overeen dat de man uiterlijk op 1 juni 2017 voor een overname van de woning zorgdraagt, in die zin dat de op de woning rustende hypothecaire geldlening te zijnen name wordt gesteld en de vrouw wordt ontslagen uit de hoofdelijke aansprakelijkheid van de hypothecaire verplichtingen en de woning notarieel wordt geleverd aan de man.
Lid 4. Indien de man na overlegging van (minimaal) twee financieringsafwijzingen – waaronder de huidige hypotheekverstrekker SNS Bank – aantoonbaar niet in staat is om de woning en de daarop rustende financiering over te nemen, zullen partijen gezamenlijk in overleg treden om de woning te verkopen. Partijen komen reeds nu voor alsdan overeen dat de woning niet voor een lager bedrag dan € 170.000,- wordt verkocht.
(…)
Lid 6. Partijen zullen bij een verkoop van de woning een door hen in gezamenlijk overleg te kiezen makelaar aanwijzen. De makelaar zal een adviesvraagprijs vaststellen. Partijen zullen voor de verkoop van de woning het advies van de gekozen makelaar volgen.
Lid 7. De makelaarskosten en de kosten van een notariële overdracht van de woning komen voor rekening van de man. De man vrijwaart de vrouw hiervoor.
Lid 8. Partijen komen na uitvoerig en ampel beraad uitdrukkelijk en zonder enig voorbehoud overeen dat een eventuele restschuld na verkoop van de woning minus aftrek van de hypothecaire geldlening (na vermindering van de opgebouwde rechten van de levensverzekering) dan wel een gedwongen verkoop van de woning volledig voor rekening van de man komt. De man vrijwaart de vrouw voor een eventuele restschuld. Indien na verkoop van de woning een positief saldo resteert, komen partijen overeen dat van een eventuele overwaarde 1/3 deel aan de vrouw toekomt en 2/3 deel aan de man toekomt.
(…)
2.3
Twee aspirant-kopers hebben [eiser] bij brief van 26 juni 2017 een - tot 12 juli 2017 geldig - bod op de woning gedaan van € 187.500,-

3.Het geschil

3.1.
[eiser] stelt het volgende. Hij wil de woning verkopen, nu hij financieel niet in staat is gebleken deze over te nemen. [gedaagde] verbindt echter financiële voorwaarden aan haar medewerking tot verkoop van de woning aan een derde, te weten de betaling van € 1.000,-. Daartoe is zij niet gerechtigd. Hij wil niet langer verbonden zijn aan [gedaagde] , en is daarom ingegaan op het voorstel tot aankoop van de woning door een derde voor € 187.500,. Daarmee is ook voldaan aan de ontbindende voorwaarde uit de aanvulling op het convenant. [gedaagde] heeft geen belang om zich te verzetten tegen de verkoop, omdat hij bereid is te het tekort op de hypotheekschuld - € 212.500,- - te voldoen.
3.2.
Indien de bedoelde derde zou afzien van aankoop van de woning, dan stelt [eiser] dat hij toestemming dient te krijgen om de woning te verkopen en te leveren aan een potentiële koper, indien en mits de te realiseren verkoopprijs hoger is dan € 170.000,-.
3.3.
[eiser] vordert op grond van het vorenstaande, samengevat, dat de voorzieningenrechter:
bepaalt dat [gedaagde] , zulks op straffe van een dwangsom, met onmiddellijke ingang medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning aan de huidige kopers tegen een verkoopprijs van € 187.500,-, en
uitsluitend voor het geval de huidige kopers zouden afhaken: bepaalt dat [gedaagde] medewerking dient te verlenen aan de verkoop en levering van haar deel in de eigendom van de woning aan een potentiële koper, mits een verkoopprijs gerealiseerd kan worden van ten minste € 170.000,-, alsmede dat de voorzieningenrechter bepaalt dat dit vonnis dezelfde kracht heeft als de rechtshandeling die [gedaagde] dient te verrichten teneinde haar aandeel in de woning te verkopen en te leveren aan de koper, en bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van dat deel van de akte waarin [gedaagde] verklaart de woning te leveren aan de koper.
3.4.
[gedaagde] voert verweer.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde] heeft ter zitting verklaard akkoord te gaan met de verkoop van de woning aan de door [eiser] bedoelde kopers tegen een prijs van € 187.500,-. Zij heeft in zoverre haar verzet tegen de onder 3.3. onder a weergegeven vordering laten varen. Dit deel van de vordering ligt derhalve voor toewijzing gereed. Omdat niet aannemelijk is dat [gedaagde] niet zal voldoen aan deze veroordeling, zal de voorzieningenrechter het opleggen van een dwangsom achterwege laten.
4.2.
Mede omdat de advocaat van [eiser] ter zitting verklaard heeft dat de kopers bereid zijn hun bod gestand te doen tot 15 oktober 2017, en gesteld noch gebleken is dat er nog beletselen bestaan voor de verkoop kan worden aangenomen dat de verkoop en levering aan de koper(s) nu kan plaatsvinden. Onduidelijk is daarom in hoeverre [eiser] nog belang heeft bij de onder 3.3 onder b weergegeven vordering. Wat daarvan ook zij, [gedaagde] voert terecht aan dat deze vordering waar het betreft de koopprijs dermate algemeen geformuleerd is dat zij niet reeds bij voorbaat verplicht kan worden zich daaraan te conformeren. [gedaagde] heeft, ondanks de vrijwaring door [eiser] voor de eventuele restschuld, een rechtens te respecteren eigen belang bij een zo hoog mogelijke opbrengst. Bovendien ziet de voorzieningenrechter onvoldoende grond om af te wijken van de afspraken die partijen in art. 1 lid 6 van de aanvulling op het echtscheidingsconvenant hebben gemaakt.
4.3.
Mocht [gedaagde] na dit vonnis alsnog niet meewerken aan een verkoop en levering van de woning aan (een) andere koper(s), dan staat [eiser] nog steeds de weg open om medewerking van [gedaagde] in rechte te vorderen. In dat geval kan [gedaagde] mogelijk ook worden veroordeeld in de kosten van die procedure.
4.4.
In deze procedure zal de voorzieningenrechter, gelet op het feit dat partijen gewezen echtgenoten zijn, de proceskosten compenseren, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde] met onmiddellijke ingang medewerking te verlenen aan de verkoop en de levering van haar aandeel in de eigendom van de onroerende zaak met verdere aanhorigheden, ondergrond en tuin, aan het adres Aan de [adres] te [woonplaats 1] , aan de huidige kopers tegen de verkoopprijs van € 187.500,--;
5.2.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.3.
compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT