ECLI:NL:RBLIM:2017:10466

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
30 oktober 2017
Zaaknummer
04 6004001 CV EXPL 17-4467
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot betaling van onbetaalde facturen in het kader van rechtsbijstandverzekering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen de besloten vennootschap DAS Legal Services B.V. (hierna: DAS) en een gedaagde partij, die als verzekeringsnemer optrad. De procedure volgde op een vordering van DAS tot betaling van onbetaalde facturen, die voortvloeiden uit juridische werkzaamheden die DAS voor de gedaagde partij had verricht. De gedaagde partij voerde verweer en stelde dat de vordering was verjaard. De kantonrechter heeft de feiten vastgesteld, waaronder het bestaan van een verzekering tussen DAS en de gedaagde partij, en de relevante data van de onbetaalde facturen. De rechter heeft vervolgens de verjaringstermijnen beoordeeld en vastgesteld dat de vordering tot betaling van de meeste facturen was verjaard, met uitzondering van één factuur die door een aanmaning was gestuit. De kantonrechter heeft de vordering tot betaling van € 428,40 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6004001 \ CV EXPL 17-4467
Vonnis van de kantonrechter van 1 november 2017
in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid DAS LEGAL SERVICES B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Amsterdam,
eisende partij,
verder te noemen DAS,
gemachtigde Aedizon Gerechtsdeurwaarders B.V. Groningen,
tegen:
[gedaagde partij],
wonend [adres gedaagde partij] ,
[woonplaats gedaagde partij] ,
gedaagde partij,
verder te noemen [gedaagde partij] ,
gemachtigde mr. T.G.M. Scheers.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • de conclusie van repliek;
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Tussen DAS als rechtsbijstandverzekeraar en [gedaagde partij] als verzekeringsnemer heeft onder polisnummer M24239449 een verzekering bestaan. Deze is, al dan niet via de tussenpersoon van [gedaagde partij] , tot stand gekomen en ingegaan op 27 november 2008.
2.2.
[gedaagde partij] heeft vier juridische kwesties op basis van uurtarief ter behandeling bij DAS neergelegd. Gelet op de voorwaarden van de verzekering cq. de wachttijd vielen deze niet onder de dekking van de verzekering.
2.3.
De juridische kwesties van [gedaagde partij] zijn in opdracht en voor rekening van [gedaagde partij] door DAS in behandeling genomen door mr. P. Dircks (zaaknummers 1962 (start 27-01-2009), 1963 (start 10-03-2009) en 2217 (start 22-06-2009)) en door medewerker mr. S.K.H.C. Rutten (zaaknummer 2221 (start 20-11-2009)).

3.Het geschil

3.1.
DAS vordert – samengevat – veroordeling van [gedaagde partij] tot betaling van € 7.027,79, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
Aan haar vordering legt DAS de door [gedaagde partij] onbetaald gelaten facturen van 22 juni 2009, 11 november 2009, 29 september 2009, 23 maart 2010 (2x) en 30 november 2010 ten grondslag. DAS heeft ten behoeve van [gedaagde partij] juridische werkzaamheden verricht, die niet onder de dekking van de verzekering vielen.
3.3.
[gedaagde partij] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[gedaagde partij] voert als meest verstrekkende verweer aan dat de vordering van DAS is verjaard.
4.2.
Artikel 3:307 lid 1 BW bepaalt dat rechtsvorderingen tot nakoming van een verbintenis uit overeenkomst tot een geven of een doen verjaren door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de vordering opeisbaar is geworden.
4.3.
DAS vordert thans betaling van de volgende facturen, waarvoor een betalingstermijn van veertien dagen/dertig dagen gold:
Factuurdatum factuurnummer bedrag opeisbaar start verjaringstermijn
22-06-2009 1984 € 428,40 06-07-2009 07-07-2009
29-09-2009 2243 € 589,05 29-10-2009 30-10-2009
11-11-2009 1697 € 2.538,32 11-12-2009 12-12-2009
23-03-2010 1985 € 773,50 22-04-2010 23-04-2010
23-03-2010 2243 € 294,53 22-04-2010 23-04-2010
30-11-2010 2247 € 428,40 30-12-2010 31-12-2010
4.4.
De verjaring van een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een schriftelijke aanmaning of door een schriftelijke mededeling waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht op nakoming voorbehoudt.
4.5.
Hoewel de inhoud van de brief anders doet vermoeden, is de eerste door DAS overgelegde en aangetoonde aanmaning gedateerd 30 september 2010. Deze aanmaning is echter onjuist geadresseerd; de postcode is niet juist. Niet kan worden vastgesteld dat deze aanmaning [gedaagde partij] heeft bereikt.
Hetzelfde geldt voor de aanmaningen van 20 december 2011, 30 december 2011 en 27 januari 2012.
4.6.
De eerste aanmaning waarvan kan worden vastgesteld dat deze [gedaagde partij] heeft bereikt, dateert van 14 november 2015. De ontvangst van deze aanmaning, via e-mail, heeft [gedaagde partij] ook erkend.
4.7.
Het voorgaande betekent dat, gelet op de start van de afzonderlijke verjaringstermijnen, onderhavige vordering, met uitzondering de vordering tot betaling van de factuur van 30 november 2011, is verjaard. De vordering tot betaling van de factuur van 30 november 2011 is door de aanmaning van 14 november 2015 immers gestuit.
4.8.
De factuur van 30 november 2011 is verder inhoudelijk door [gedaagde partij] niet, althans niet gemotiveerd betwist, zodat de verschuldigdheid van die factuur kan worden vastgesteld.
4.9.
Gelet op het bovenstaande zal de vordering in hoofdsom aan DAS worden toegewezen tot een bedrag van € 428,40. Dit bedrag kan worden vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag der opeisbaarheid. Bij conclusie van repliek heeft DAS immers gesteld dat [gedaagde partij] de overeenkomst met DAS is aangegaan op naam van zijn eenmanszaak, welke stelling door [gedaagde partij] bij conclusie van dupliek niet langer is weersproken.
4.10.
DAS stelt verder buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en vordert vergoeding daarvan. Voldaan dient te worden aan het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is niet gebleken dat niet aan dit vereiste is voldaan, zodat de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen. Nu een substantieel deel van de gevorderde hoofdsom wordt afgewezen is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (in de zin van artikel 6:2 BW) om het toepasselijke wettelijke tarief te bepalen aan de hand van de gevorderde hoofdsom. De kantonrechter zal de buitengerechtelijke kosten dan ook toewijzen tot het tarief dat hoort bij het aan hoofdsom toe te wijzen bedrag, te weten € 75,00.
4.11.
De kantonrechter acht geen termen aanwezig [gedaagde partij] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.12.
Nu de vordering van DAS slechts gedeeltelijk wordt toegewezen ziet de kantonrechter aanleiding de proceskosten te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
4.13.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde partij] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan DAS te betalen een bedrag van € 428,40, vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf de dag van opeisbaarheid tot aan de voldoening,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Rijksen en in het openbaar uitgesproken.
type: ksf
coll: