ECLI:NL:RBLIM:2017:10506

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
30 oktober 2017
Publicatiedatum
31 oktober 2017
Zaaknummer
C/03/241205 / KG ZA 17-526
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van een gekraakt pand met spoedeisend belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 30 oktober 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Buitenplaats Vaeshartelt en de krakers van een pand dat door hen zonder recht of titel in bezit is genomen. De eiseres, Vaeshartelt, heeft een vordering ingesteld tot ontruiming van het pand, waarbij zij aanvoert dat er een kandidaat-koper is die serieuze belangstelling heeft voor de aankoop van het pand. Vaeshartelt stelt dat zij een spoedeisend belang heeft bij de ontruiming, omdat het pand in een slechte staat verkeert en er asbest aanwezig is, wat kan leiden tot aansprakelijkheid op grond van artikel 6:174 BW. De krakers hebben het pand op of omstreeks 2 september 2017 gekraakt en hebben niet voldaan aan een sommatie om het pand te ontruimen.

De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er voldoende spoedeisend belang aanwezig is bij Vaeshartelt, ondanks het verweer van de krakers dat er geen spoedeisend belang zou zijn. De rechter heeft geoordeeld dat het belang van de krakers op (betaalbare) woonruimte niet opweegt tegen het belang van Vaeshartelt om het pand te ontruimen. De vordering tot ontruiming is toegewezen, met een termijn van 14 dagen voor de krakers om het pand te verlaten. Tevens is bepaald dat de ontruiming kan worden uitgevoerd door een deurwaarder, met de mogelijkheid om de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien nodig. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de gedaagden, die als in het ongelijk gestelde partijen zijn aangemerkt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer: C/03/241205 / KG ZA 17-526
Vonnis in kort geding van 30 oktober 2017
in de zaak van
de stichting
STICHTING BUITENPLAATS VAESHARTELT,
gevestigd te Maastricht,
eiseres,hierna: Vaeshartelt,
advocaat mr. N. Kooistra;
tegen:

1.[gedaagde sub 1] ,

en
2.
[gedaagde sub 2] ,
beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagden,
advocaat mr. J. van Lunen;
en
de overigen die verblijven in de onroerende zaak aan de [adres] te [plaats] of een gedeelte daarvan,
gedaagden,
niet verschenen.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Vaeshartelt is eigenaar van het pand aan de [adres] te [woonplaats] . Dit pand is door [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en enkele niet nader aangeduide krakers op of omstreeks 2 september 2017 zonder recht of titel in bezit genomen.
2.2.
Op 18 september 2017 heeft Vaeshartelt de krakers bij deurwaardersexploot gesommeerd om het pand binnen zeven dagen te ontruimen en ontruimd te houden. Zij hebben niet aan deze sommatie voldaan.
2.3.
De krakers verrichten werkzaamheden in het pand om het beter bewoonbaar te maken.

3.Het geschil

3.1.
Vaeshartelt vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige krakers veroordeelt om de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] binnen 48 uur na betekening van dit vonnis, met al het hunne en de hunnen te ontruimen en ontruimd te houden,
Vaeshartelt machtigt om bij niet tijdige ontruiming deze zelf, voor rekening van gedaagden, te bewerkstelligen door middel van een deurwaarder, desnoods met behulp van de sterke arm van justitie en politie,
bepaalt dat dit vonnis op de voet van artikel 557a Rv gedurende één jaar na het wijzen daarvan ten uitvoer kan worden gelegd tegen eenieder die zich ten tijde van tenuitvoerlegging in de onroerende zaak aan de [adres] te [woonplaats] bevindt of daar binnentreedt, en telkens wanneer zich dat voordoet,
een en ander met veroordeling tot betaling van kosten en rente.
3.2.
Vaeshartelt stelt daartoe het volgende.
De krakers maken inbreuk op haar eigendomsrecht van het pand.
Het pand verkeert in een zodanig slechte staat dat zij er niet in is geslaagd daarvoor een opstalverzekering af te sluiten. Dat illustreert ook dat de veiligheid van de krakers niet is gewaarborgd. Dat feit, alsmede het feit dat in het pand asbest is verwerkt, kan op grond van artikel 6:174 BW leiden tot aansprakelijkheid van haar voor eventuele schade van de krakers, bijvoorbeeld indien als gevolg van door krakers in het pand uitgevoerde werkzaamheden asbest vrijkomt. Dit risico van aansprakelijkheid wenst Vaeshartelt niet te lopen en evenmin het risico om aansprakelijk gesteld te worden.
Verder heeft zich een kandidaat-koper voor het pand bij haar gemeld, die het pand, na renovatie, wil gaan gebruiken als proeflokaal voor ter plaatse geteelde groenten en fruit. Omdat het pand is gekraakt, is een geplande bezichtiging van het pand op 8 september jongstleden geannuleerd. De kandidaat-koper dreigt af te haken – hetgeen Vaeshartelt probeert te voorkomen – waardoor Vaeshartelt schade zal lijden.
Verder staat het bestemmingsplan het regulier bewonen van het pand niet toe; slechts bewoning als bedrijfswoning is toegestaan en daarvan is geen sprake. Dit in strijd handelen met het bestemmingsplan is op grond van artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo verboden. Als Vaeshartelt niet optreedt tegen de onrechtmatige bewoning van het pand, waaronder mede is te beschouwen het laten gebruiken van het pand door anderen, handelt zij in strijd met het bestemmingsplan, hetgeen evenzeer volgens genoemde bepaling is verboden.
Nu er sprake is van handelen in strijd met het bestemmingsplan, zal het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente overgaan tot bestuursrechtelijke handhaving en het uitvaardigen van een last onder bestuursdwang of een last onder dwangsom. Door het handelen in strijd met artikel 2.1 lid 1 sub c Wabo handelt zij tevens in strijd met artikel 6 lid 1 onder 5 WED, en riskeert daardoor hechtenis of een geldboete.
Het pand voldoet, wegens de slechte staat waarin het verkeert, bovendien niet aan de eisen die het Bouwbesluit 2010 aan gebouwen met een woonfunctie stelt, in het bijzonder niet aan de eisen van de hoofdstukken 2, 6 en 7 daarvan. Zeer aannemelijk is daarom dat het college van Burgemeester en wethouders van de gemeente (zonder voorafgaande waarschuwing) zal overgaan tot bestuursrechtelijke handhaving. Het handelen in strijd met het Bouwbesluit is volgens artikel 1a onder 2 WED een economisch delict. Vaeshartelt riskeert op grond daarvan zes maanden hechtenis of een geldboete van € 20.500,-.
Voorts heeft Vaeshartelt een zorgplicht jegens Engie Retail Nederland (verder te noemen: Engie) – de leverancier van elektriciteit – met wie een leveringsovereenkomst bestaat voor de levering van energie. De aansluiting van de levering bevindt zich in het pand. Vanuit dat pand worden diverse delen van het terrein van Vaeshartelt van elektriciteit voorzien. Als contractuele wederpartij van Engie rust op Vaeshartelt een zorgplicht, inhoudende dat zij ervoor moet waken dat er geen ongeoorloofde handelingen worden verricht met de aansluiting, zoals het verbreken van zegels, en dat geen elektriciteit wordt afgenomen zonder dat dit door een meter wordt geregistreerd. Doordat de krakers zonder recht of titel het pand in gebruik hebben genomen, kan Vaeshartelt niet aan haar zorgplicht voldoen en schiet zij aldus tekort in de nakoming van haar overeenkomst met Engie.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer.

4.De beoordeling

4.1.
Niet ter discussie staat dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] en de overige krakers door het in bezit nemen van het pand inbreuk maken op het eigendomsrecht van Vaeshartelt en daarin zonder recht of titel verblijven. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren echter aan dat Vaeshartelt geen spoedeisend belang bij haar vordering heeft.
4.2.
Vaeshartelt heeft in deze procedure voldoende aannemelijk gemaakt dat er een kandidaat-koper is die serieuze belangstelling heeft het pand te kopen. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben dat ook niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij hebben weliswaar verklaard het pand te zullen verlaten indien dat wordt verkocht, maar niet onaannemelijk is dat de aanwezigheid van krakers de verkoop zal bemoeilijken.
Voorts is duidelijk dat het pand bouwvallig is en dat daarin asbest is verwerkt. Mede in aanmerking nemende de werkzaamheden van de krakers in het pand, en de verwijten die ter zitting richting Vaeshartelt zijn gemaakt dat zij heeft toegelaten dat dit pand zo’n bouwval is geworden, heeft Vaeshartelt er een rechtens te respecteren belang bij het risico te vermijden dat zij op grond van artikel 6:174 BW zal worden aangesproken tot vergoeding van schade, indien die bouwvalligheid en asbest leidt tot schade bij de krakers, dit zelfs ongeacht de kans van slagen van zo’n procedure. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben weliswaar verklaard dat in een met hen te sluiten gebruikersovereenkomst een bepaling kan worden opgenomen dat zij Vaeshartelt niet op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk zullen houden in geval van de door Vaeshartelt bedoelde schade, maar dat vereist wel dat Vaeshartelt met hen (en de overige krakers) een gebruiksovereenkomst sluit. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kan echter van Vaeshartelt niet worden verlangd dat zij een dergelijke overeenkomst sluit, omdat die in strijd is met het bestemmingsplan en het Bouwbesluit.
4.3.
Al met al acht de voorzieningenrechter in deze omstandigheden een voldoende spoedeisend belang aanwezig. Het belang van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] op (betaalbare) woonruimte weegt niet op tegen het belang van Vaeshartelt. Ongetwijfeld is het voor de krakers niet gemakkelijk betaalbare woonruimte te vinden, maar onmogelijk is dat niet.
4.4.
Het voorgaande betekent dat de vordering tot ontruiming zal worden toegewezen, zij het dat de gedaagden een wat ruimere ontruimingstermijn wordt gegund dan gevorderd.
4.5.
De mede gevorderde machtiging aan Vaeshartelt om de ontruiming zo nodig zelf, met inroeping van de sterke arm, uit te doen voeren, wordt afgewezen. Uit artikel 556 lid 1 Rv volgt dat Vaeshartelt de ontruiming niet zelf ter hand mag nemen en dat gedwongen ontruiming het exclusieve terrein is van de deurwaarder. Op grond van de parlementaire geschiedenis van artikel 3:297 BW heeft Vaeshartelt voldoende aan een ontruimingsvonnis om de deurwaarder te mogen inschakelen. Vaeshartelt heeft dus geen rechterlijke machtiging nodig om de hulp van de deurwaarder in te schakelen. Voorwaarde is dat het ontruimingsvonnis door de deurwaarder aan [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige krakers wordt betekend en dat overeenkomstig artikel 555 Rv bevel wordt gedaan om binnen 3 dagen te ontruimen. De deurwaarder zelf behoeft geen rechterlijke machtiging om bevoegd te zijn de hulp van de sterke arm van politie en justitie in te roepen indien de deuren gesloten zijn of de opening geweigerd wordt. Die bevoegdheid ontleent hij immers rechtstreeks aan artikel 557 Rv, waarin artikel 444 Rv van overeenkomstige toepassing wordt verklaard. Voorziet de deurwaarder problemen bij de ontruiming, dan kan hij op grond van artikel 3 Politiewet - zonder dat daartoe een machtiging van de rechter nodig is - bijstand van de politie inroepen.
4.6.
De voorzieningenrechter ziet aanleiding de tenuitvoerleggingstermijn ten aanzien van latere krakers te beperken tot 1 mei 2018, aangezien aannemelijk is dat Vaeshartelt dan de sloop dan wel de verkoop van het pand zal hebben gerealiseerd. Indien dat niet het geval is, is er in geval van herkraak reden voor een nieuwe rechterlijke beoordeling van de wens om tot ontruiming over te gaan,
4.7.
[gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partijen in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Vaeshartelt worden begroot op:
- dagvaarding € 80,42;
- griffierecht € 618,00;
- salaris advocaat €
816,00;
Totaal € 1.514,42.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige gedaagden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis het pand aan de [adres] te [woonplaats] te ontruimen met alle daarin aanwezige personen en zaken, tenzij deze zaken van Vaeshartelt zijn, en de sleutels af te geven aan Vaeshartelt;
5.2.
bepaalt dat deze veroordeling tot 1 mei 2018 ook ten uitvoer zal kunnen worden gelegd tegen een ieder die zich ten tijde van de tenuitvoerlegging daar bevindt of daar binnentreedt en telkens wanneer dat zich voordoet;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige gedaagden hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de proceskosten, aan de zijde van Vaeshartelt tot op heden begroot op € 1.514,42, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag met ingang van de 15e dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
5.4.
veroordeelt [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige gedaagden hoofdelijk, derhalve dat wanneer één betaalt de anderen zullen zijn bevrijd, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [gedaagde sub 1] , [gedaagde sub 2] en de overige gedaagden niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten met ingang van de 15e dag na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: MT