ECLI:NL:RBLIM:2017:10628

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 november 2017
Publicatiedatum
2 november 2017
Zaaknummer
C/03/240600 KG ZA 17/490
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot opheffing van conservatoir leveringsbeslag en nakoming koopovereenkomst inzake zorgappartementen Sint Gerlachus

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Mosae Zorggroep en Bouwinvest Dutch Institutional Healthcare Fund N.V. Mosae vorderde de opheffing van een conservatoir leveringsbeslag dat door Bouwinvest was gelegd op het zorgcomplex Sint Gerlachus. In reconventie vorderde Bouwinvest nakoming van de koopovereenkomst. Mosae stelde dat er geen koopovereenkomst was ontstaan, omdat de goedkeuring van de Raad van Toezicht en de Rabobank ontbrak. Bouwinvest betwistte dit en stelde dat de goedkeuring van het College sanering zorginstellingen voldoende was voor de totstandkoming van de overeenkomst. De voorzieningenrechter oordeelde dat Mosae niet voldoende aannemelijk had gemaakt dat de vordering van Bouwinvest ondeugdelijk was, en wees de vorderingen van Mosae af. In reconventie werden de vorderingen van Bouwinvest eveneens afgewezen, omdat de voorzieningenrechter onvoldoende duidelijkheid zag over de reikwijdte van de overeenkomst. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Burgerlijk recht
Zaaknummer C/03/240600 KG ZA 17/490
Vonnis van 1 november 2017
in het kort geding van
de stichting
STICHTING MOSAE ZORGGROEP,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie, hierna: Mosae,
advocaat mr. R.M. Rijpstra
tegen
de naamloze vennootschap
BOUWINVEST DUTCH INSTITUTIONAL HEALTHCARE FUND N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie, hierna: Bouwinvest,
advocaten mrs. A. Scholten en H.M. Haentjens.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding d.d. 20 september 2017 met producties 1 tot en met 10
  • de akte houdende eis in reconventie met producties 1 tot en met 36
  • de op 2 oktober 2017 door Mosae overgelegde producties 11 tot en met 15
  • de op 4 oktober 2017 door Mosae overgelegde productie 16
  • de op 5 oktober 2017 door Bouwinvest overgelegde producties 37 tot en met 41
  • de mondelinge behandeling ter zitting van 6 oktober 2017, waar beide gemachtigden hun standpunten, mede aan de hand van een pleitnota, nader hebber toegelicht.
1.2.
Ten slotte is vonnis nader bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Mosae is een zorginstelling die zich het bieden van zorg, combinaties van wonen met zorg en welzijnsvoorzieningen ten doel stelt.
2.2.
Mosae heeft een Raad van Toezicht. Art. 11 van de statuten van Mosae bepaalt:
De Raad van Toezicht heeft tot taak integraal toezicht te houden op het beleid van de Raad van Bestuur, op de kwaliteit en veiligheid van de zorg en op de algemene gang van zaken in de stichting, zulks mede in relatie tot de maatschappelijke functie van de stichting. De Raad van Toezicht vervult de werkgeversfunctie respectievelijk een klankbordfunctie voor de Raad van Bestuur en staat de Raad van Bestuur met raad en advies ter zijde. (…)
2.3.
Tot de vastgoedportefeuille van Mosae waar zij ook zorg levert, behoort het complex met zorgappartementen “Sint Gerlachus” aan de Bieslanderweg, de Sint Gerlachusweg en de Cannerweg te Maastricht (verder te noemen: Sint Gerlachus).
2.4.
Op enig moment heeft Mosae geconstateerd dat Sint Gerlachus gerenoveerd diende te worden omdat het niet meer aan de aan een zorgcomplex te stellen eisen voldoet. Zij heeft besloten dat Sint Gerlachus diende te worden verkocht onder - onder meer - de voorwaarde dat de koper de renovatie uitvoert. Met dat doel is Mosae in februari 2015 een selectieprocedure gestart. De selectieprocedure staat beschreven in het “Project Sint Gerlachus” (versie d.d. 17 maart 2015 overgelegd als productie 1 door Bouwinvest).
2.5.
BAM Woningbouw B.V. (verder te noemen: BAM) heeft op 1 april 2015 een aanbieding met vier herontwikkelscenario’s gedaan, inhoudende (onder veel meer) dat Bouwinvest als partner van BAM Sint Gerlachus zal verkrijgen en exploiteren en dat BAM de renovatie voor haar rekening zal nemen.
2.6.
Mosae heeft bij brief van 24 april 2015 de inschrijvers in de gelegenheid gesteld hun biedingen te verhogen. BAM en Bouwinvest hebben op 29 april 2015 hun bod, behorende bij herontwikkelingscenario 4, verhoogd tot € 2,5 miljoen.
2.7.
Mosae heeft BAM en Bouwinvest geselecteerd. Op 21 mei 2015 heeft Mosae hen verzocht herontwikkelingscenario 4, dus met een koopsom van € 2,5 miljoen, uit te voeren, inhoudende (onder meer) de volledige sloop van het bestaande complex en het bouwen van 124 extramurale zorgappartementen.
2.8.
Mosae, BAM en Bouwinvest hebben vervolgens herontwikkelingscenario 4 verder uitgewerkt en zijn hierover in overleg getreden met de gemeente Maastricht, de huurders en omwonenden.
2.9.
Voor de herontwikkeling hebben BAM en Bouwinvest ingeschakeld:
  • [namen architecten] architecten voor het opstellen /uitwerken van de tekeningen en het Voorlopig Ontwerp.
  • BAM Advies en Engineering voor het uitwerken van de constructieberekeningen.
  • [naam bureau landschapsontwerp] voor het opstellen van het landschapsontwerp.
  • GBB B.V. voor het asbestonderzoek en het opstellen van het asbestrapport,
  • Geonius voor het bodemonderzoek en opstellen van het bodemrapport.
2.10.
Op 26 oktober 2015 hebben Mosae, BAM en Bouwinvest een presentatie gegeven van de herontwikkelingsplannen aan de huurders en omwonenden van Sint Gerlachus.
2.11.
In november 2015 heeft Mosae aan bewoners, familieleden en vrijwilligers een nieuwsbrief inzake de sloop en aansluitende nieuwbouw van Sint Gerlachus. Die vermeldt onder meer:
Sint Gerlachus wordt volledig nieuw gebouwd. Het verkrijgen van de benodigde vergunningen duurt tot en met de zomer van 2016. BAM is de beoogde bouwer, het Bouwinvest zorgvastgoedfonds (Bouwinvest Healthcare Fund) is de beoogde eigenaar en straks de verhuurder. Mosae Zorggroep blijft de zorgverlener.
Vanaf februari 2016 tot en met april 2017 heeft Mosae in twaalf nieuwsbrieven de huurders op de hoogte gehouden over de voortgang van de herontwikkelingsplannen.
2.12.
Bij besluit van 29 november 2016 heeft de gemeente Maastricht te kennen gegeven dat zij (met inachtneming van enkele randvoorwaarden) instemt met de herontwikkeling van Sint Gerlachus conform herontwikkelingscenario 4.
2.13.
In januari 2016 hebben de partijen aan de huurders conform art. 7:220 lid 2 BW een schriftelijk voorstel tot renovatie gedaan. Volgens het proces-verbaal van de telling van 28 april 2017 heeft 71% van de huurders met het renovatievoorstel ingestemd, zodat het voorstel op grond van art. 7:220 lid 3 BW geacht wordt redelijk te zijn.
2.14.
De partijen hebben in maart 2017 besloten om, anders dan aanvankelijk beoogd, géén zgn. Letter of Intent overeen te komen, maar afspraken direct vast te leggen in een koop-leveringsakte. In de daaropvolgende periode hebben Mosae, BAM en Bouwinvest veelvuldig onderhandeld over de tekst van concepten voor die koop- en leveringsakte. Bij deze onderhandelingen waren aan de zijde van Mosae betrokken de heer [naam manager bedrijfsvoering] (manager bedrijfsvoering a.i.), mevrouw [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] (zelfstandig bevoegd lid van de Raad van Bestuur) en de advocaat van Mosae, mr. Rijpstra.
2.15.
Voor de verkoop golden steeds twee opschortende voorwaarden, te weten (1) de goedkeuring van de Raad van Toezicht van Mosae, dit reeds op grond van art. 6.4 van de statuten van Mosae, en (2) de goedkeuring van het College sanering zorginstellingen.
2.16.
Mosae staat sinds mei 2017 wegens tegenvallende (financiële) resultaten over 2016 onder bijzonder beheer van haar huisbankier Rabobank.
2.17.
Op 28 juni 2017 heeft Mosae de concept koop- en leveringsakte ter goedkeuring naar de Raad van Toezicht gezonden. Als datum van verlijden van de akte is het concept 28 juli 2017 opgenomen. Art. 21 lid 1 van het concept bepaalt dat van de goedkeuring van de Raad van Toezicht blijkt uit een aan de akte gehecht schriftelijk stuk.
2.18.
De Rabobank heeft [naam lid RvB] , lid van de Raad van Bestuur van Mosae, op 3 juli 2017 gemaild bereid te zijn tot een additioneel krediet van € 3,5 miljoen onder een drietal voorwaarden, waaronder een taxatie vóór 1 augustus 2017 van alle onroerende zaken van Mosae door een taxateur die de Rabobank convenieert, en het zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk vóór 1 augustus 2017, omzetten van de “Pos/Neg hypotheekverklaring” in een eerste hypotheek op alle onroerende zaken van Mosae.
2.19.
Ter vergadering van 3 juli 2017 heeft de Raad van Toezicht aan de koop-leveringsakte haar goedkeuring verleend “onder voorbehoud dat ook het College Sanering Zorginstellingen en Rabobank goedkeuring verlenen aan de overeenkomst”. Dit besluit is vastgelegd in de notulen van deze vergadering.
2.20.
Op 4 juli 2017 heeft [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] aan BAM en Bouwinvest gemaild:
Ik kan jullie melden dat de RvT gisteren akkoord is gegaan met de voorliggende koop- en leveringsovereenkomst van Gerlachus.
Ik kan dus conform planning vandaag de laatste documenten naar de heer [naam 1] van het College Sanering sturen, zodat hij zijn advies kan schrijven en behandeling zoals gepland op 18 juli in het College Sanering kan plaatsvinden.
@ [naam 2] , ik heb voor het College van Bouwinvest nog een formele brief nodig dat jullie akkoord gaan met de inhoud van de koop-leveringsovereenkomst.
2.21.
[naam zelfstandig bevoegd lid RvB] heeft het College Sanering Zorginstellingen bij brief van 4 juli 2017 onder meer geschreven:
De koop-leveringsovereenkomst (notariële akte) is gereed en in uw bezit. De betrokken partijen, Bouwinvest en Mosae Zorggroep zijn akkoord met de inhoud van de overeenkomst. (…)
Hiermee zijn de voorwaarden voor Mosae Zorggroep, BAM en Bouwinvest om, onder de voorwaarde van goedkeuring door het College Sanering Zorginstellingen, tot overkoop over te gaan ingevuld.
2.22.
Bouwinvest heeft Mosae de in de mail van 4 juli 2018 verzochte formele brief op 6 juli 2017 doen toekomen. Zij heeft dezelfde dag de concept-overeenkomst nog eens ‘door de stofkam gehaald’ en in een mail aan Mosae enkele aanscherpingen voorgesteld.
2.23.
Mosae heeft daarop bij mail van 7 juli 2017 gereageerd:
De voorgestelde wijzigingen zijn akkoord, al verdient de timing van de mate en omvang van de voorgestelde wijzigingen niet de schoonheidsprijs. Het was beter geweest indien deze wijzigingsvoorstellen eerder waren aangekaart.
Namens Mosae heb ik vier opmerkingen, met het verzoek aan jou om daar kort per mail op te reageren.
1. Considerans sub 6) (…) Jullie tekstvoorstel bij considerans sub 6 is evenwel akkoord.
2. ( Art. 5.7) (…) Graag per e-mail een korte bevestiging dat dit inderdaad mogelijk is. De tekstwijziging is dan akkoord.
3. ( art. 13.3) (…) De voorgestelde tekst kan evenwel blijven indien de bedoeling van partijen niet anders is geworden: de erfpacht fase 1 eindigt nadat fase 1 leeg en ontruimd is opgeleverd aan Bouwinvest. Mosae gaat er vanuit dat Bouwinvest direct daarna een aanvang zal maken met de sloop-nieuwbouwwerkzaamheden.
4. ( art. 21.2.c) Mosae gaat er vanuit dat de notaris de rechtsgeldigheid van de ondertekende HOT controleert alvorens de akte tussen Bouwinvest en Mosae kan worden gepasseerd.
2.24.
Bouwinvest heeft diezelfde dag nog aan Mosae teruggemaild:
Dank voor jullie reactie.
Tav de punten
Ok
Akkoord
Akkoord
Daar gaan wij ook van uit.
Ik zal zorgen voor een nieuwe versie, aangezien de nummering en de verwijzingen nu niet overal meer correct zijn.
2.25.
Op 7 juli 2017 heeft [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] de gewijzigde versie van de concept-overeenkomst ter goedkeuring naar het College Sanering Zorginstellingen verzonden.
2.26.
De notaris heeft Mosae op 9 juli 2017 gemaild dat twee opmerkingen van haar kant aanleiding vormden voor aanpassing van het concept, dat zij dat concept nog op punten en komma’s laat nalopen en dat haar overige opmerkingen van ondergeschikte aard zijn en zien op notariële punten.
Mosae heeft het College sanering zorginstellingen op 14 juli 2017 een drietal - in haar ogen niet wezenlijke - wijzigingen in het aan het college verzonden concept gemeld.
Mosae heeft op 17 juli 2017 Bouwinvest meegedeeld dat het college de drie wijzigingen zal betrekken bij de behandeling van de aanvraag de dag erna, 18 juli 2017.
2.27.
Bij beschikking van 18 juli 2017 heeft het College sanering zorginstellingen goedkeuring ex art. 18 van de WTZi verleend aan Mosae voor de verkoop van Sint Gerlachus aan Bouwinvest tegen een prijs van € 2.500.000 k.k.
2.28.
Op 18 juli 2017 is namens Mosae het navolgende aan Bouwinvest gemaild:
Ik heb goed nieuws, maar vooral bijzonder slecht nieuws.
Het goede nieuws is dat Mosae zojuist van het College Sanering de goedkeuring heeft gekregen voor de transactie. Zodra het besluit binnen is zal ik je dit doorsturen.
Het slechte nieuws is dat de Rabobank heeft laten weten niet akkoord te gaan met de transactie onder de huidige voorwaarden. Deze goedkeuring is evenwel een voorwaarde voor de Raad van Toezicht om goedkeuring te verlenen aan de transactie.
Mosae valt, mede als gevolg van tegenvallende resultaten in 2016, onder bijzonder beheer bij de Rabobank. De Rabobank eist een hypothecaire (paraplu)hypotheek op alle onroerende zaken van Mosae. Daarbij heeft Rabobank recentelijk ook Sint Gerlachus laten taxeren. De getaxeerde waarden zouden veel hoger liggen dan de koopprijs die Bouwinvest biedt.
Ik kan er helaas op dit moment niet meer van maken dan dat het is.
2.29.
Mosae heeft de Rabobank bij akte van 2 augustus 2017 het recht van hypotheek ter grootte van € 19.350.000.- verleend op al haar onroerende zaken. De hypotheekakte is in de kadastrale registratie ingeschreven op 3 augustus 2017.
2.30.
Mosae heeft Sint Gerlachus niet aan Bouwinvest geleverd en Sint Gerlachus opnieuw te koop aangeboden.
2.31.
Bij beschikking van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 28 augustus 2017 is aan Bouwinvest op haar verzoek verlof verleend voor het leggen van conservatoir leveringsbeslag op Sint Gerlachus, welk beslag een dag later, op 29 augustus 2017 is gelegd.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
Mosae vordert in conventie, samengevat, dat de voorzieningenrechter
primairhet conservatoir leveringsbeslag opheft en
subsidiairBouwinvest veroordeelt om dat beslag op te heffen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
3.2.
Bouwinvest vordert, samengevat, dat de voorzieningenrechter:
primair(1) Mosae veroordeelt tot nakoming van de koopovereenkomst, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom, en
(2) bepaalt dat dit vonnis zo nodig in de plaats treedt van de voor de levering noodzakelijke notariële akte,
subsidiair(3) Mosae veroordeelt om alles te doen wat redelijkerwijs in haar macht ligt om de opschortende voorwaarde van de Raad van Toezicht alsnog in vervulling te laten gaan, (4) Mosae tot dat moment verbiedt om de door of namens Bouwinvest gemaakte plannen en onderzoeksrapporten te gebruiken of aan derden ter beschikking te stellen zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom,
alsmede (5) - indien de rechtbank aanleiding ziet voor opheffing van het leveringsbeslag - de vordering van Bouwinvest op Mosae te begroten op € 426.564,86, en primair het leveringsbeslag te converteren in een conservatoir verhaalsbeslag en subsidiair haar verlof te verlenen voor het leggen van conservatoir verhaalsbeslag op Sint Gerlachus.
3.3
De partijen voeren over en weer gemotiveerd verweer.

4.De beoordeling

in conventie
4.1
Vooropgesteld wordt dat op grond van art. 705 lid 2 Rv. de opheffing van een conservatoir beslag onder meer kan worden bevolen indien op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen zijn verzuimd, summierlijk blijkt van de ondeugdelijkheid van het door de beslaglegger ingeroepen recht of van het onnodige van het beslag, of, zo het beslag is gelegd voor een geldvordering, als voor deze vordering voldoende zekerheid is gesteld.
De rechter kan echter ook in andere gronden aanleiding vinden het beslag op te heffen.
Dit brengt mee dat het in de eerste plaats op de weg ligt van degene die de opheffing vordert, in dit geval dus Mosae, om met inachtneming van de beperkingen van de voorzieningenprocedure aannemelijk te maken dat de door de beslaglegger - Bouwinvest - gepretendeerde vordering ondeugdelijk of onnodig dan wel onrechtmatig is. Er zal evenwel beslist moeten worden aan de hand van wat door beide partijen naar voren is gebracht en summierlijk met bewijsmateriaal is onderbouwd. Die beoordeling kan niet geschieden los van de in een zodanig geval vereiste afweging van de wederzijdse belangen, waarbij dient te worden beoordeeld of het belang van de beslaglegger bij handhaving van het beslag op grond van de door deze naar voren gebrachte omstandigheden zwaarder dient te wegen dan het belang van de beslagene bij opheffing van het beslag. De Hoge Raad heeft hieraan toegevoegd dat een conservatoir beslag naar zijn aard ertoe strekt om te waarborgen dat, zo een vooralsnog niet vaststaande vordering in de bodemprocedure wordt toegewezen, verhaal mogelijk zal zijn, terwijl de beslaglegger bij afwijzing van de vordering zal kunnen worden aangesproken voor de door het beslag ontstane schade [1] .
4.2
Mosae voert met zoveel woorden aan dat het door Bouwinvest ingeroepen recht ondeugdelijk is. Zij stelt daartoe, samengevat, dat zij Sint Gerlachus niet aan Bouwinvest kan leveren en ook niet aan Bouwinvest behoort te leveren, omdat er geen koopovereenkomst is ontstaan, nu de goedkeuring van de Raad van Toezicht aan de koop-leveringsovereenkomst voorwaardelijk was verleend en aan één van die voorwaarden, te weten te goedkeuring van de Rabobank, niet is voldaan.
Volgens Bouwinvest is met de goedkeuring door het College sanering zorginstellingen op 18 juli 2017 aan alle voorwaarden voor het ontstaan van een overeenkomst tot koop van Sint Gerlachus voldaan.
4.3
Cruciaal is of er een overeenkomst tot koop (en levering) van Sint Gerlachus is ontstaan. De voorzieningenrechter stelt vast dat door de partijen gezamenlijk een concept voor een notariële akte tot verkoop en levering van Mosae aan Bouwinvest is opgesteld en dat op grond van die akte en op grond van de statuten toestemming van de Raad van Toezicht voor de overeenkomst nodig was. De Raad van Toezicht heeft die toestemming gegeven, echter onder de opschortende voorwaarde van goedkeuring door de Rabobank (en van toestemming door het College sanering zorginstellingen). De Raad van Toezicht heeft aldus een extra opschortende voorwaarde gecreëerd, naast de hoe dan ook al geldende opschortende voorwaarde van goedkeuring door het College sanering zorginstellingen.
[naam zelfstandig bevoegd lid RvB] heeft in haar mail van 4 juli 2017 aan Bouwinvest inzake de toestemming van de Raad van Toezicht nagelaten deze extra opschortende voorwaarde mee te delen en dit ook niet anderszins aan Bouwinvest duidelijk gemaakt.
4.4
Bouwinvest stelt dat zij op de juistheid (en volledigheid) van de mededeling van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] mocht afgaan. Mosae voert aan dat [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] niet bevoegd was om de Raad van Toezicht te vertegenwoordigen.
De voorzieningenrechter acht niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat onder de gegeven omstandigheden Bouwinvest, óók als professionele partij, mocht afgaan op de mededeling van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] over de beslissing van de Raad van Toezicht. Zij had immers binnen Mosae als lid van de Raad van Bestuur vertegenwoordigingsbevoegdheden, en was, zo blijkt uit het dossier, nauw betrokken bij de herontwikkeling van Sint Gerlachus en de koop-leveringovereenkomst. Gesteld noch gebleken is bovendien dat de Raad van Toezicht zelf de inhoud van haar beslissing heeft willen meedelen aan BAM en Bouwinvest en dit aan hen heeft kenbaar gemaakt, dit terwijl Bouwinvest, gelet op de betrokken belangen en de tijdsdruk waarin de partijen verkeerden, een mededeling van de inhoud van de beslissing van de Raad van Toezicht mocht verwachten.
Gesteld noch gebleken is voorts dat Bouwinvest had kunnen weten van de aanvullende eis van de Raad van Toezicht; het lijkt er op dat zij dat pas op 17 juli 2017, toen zij de notulen van de vergadering van de Raad van Toezicht van 3 juli 2017 ontving, had kunnen weten en dat Mosae haar pas op 18 juli 2017 van die aanvullende eis op de hoogte heeft gesteld. Mosae heeft voor het overige onvoldoende feiten en omstandigheden aangedragen op grond waarvan zou moeten worden geoordeeld dat Bouwinvest niet mocht afgaan op de mededeling van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] .
4.5
Mosae voert voorts aan dat ook geen sprake kan zijn van een overeenkomst, omdat niet is voldaan aan het in art. 21 van de concept-akte opgenomen eis dat de goedkeuring van de Raad van Toezicht moet blijken uit een aan de akte gehecht schriftelijk stuk, maar dit wordt door Bouwinvest betwist. Volgens Bouwinvest kan bijvoorbeeld worden volstaan met de mail van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] , omdat daaruit de toestemming van de Raad van Toezicht blijkt, welk standpunt de voorzieningenrechter kan volgen indien zou moeten worden geconcludeerd dat aan een verklaring terzake van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] betekenis kan worden toegekend. De vraag op welke wijze kan worden voldaan aan de in art. 21 van de concept-akte opgenomen eis, is ook een kwestie van uitleg van de bepaling. Hetgeen de partijen daaromtrent hebben gesteld, biedt de voorzieningenrechter onvoldoende grond voor de conclusie dat het na de mail van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] van 4 juli 2017 onmogelijk was aan deze eis te voldoen.
4.6
Mosae stelt in dit verband tot slot dat er geen perfecte koop-leveringsovereenkomst tot stand is gekomen en dat er op enkele wezenlijke punten nog geen overeenstemming bestond. Daarin volgt de voorzieningenrechter Mosae niet. Uit het dossier blijkt dat er inderdaad na de aanbieding van het concept voor de koop-leveringsakte aan de Raad van Toezicht en aan het College sanering zorginstellingen nog verschillende keren een aantal wijzigingen zijn doorgevoerd, maar uit de overgelegde correspondentie ten tijde van het aanbrengen van die wijzigingen leidt de voorzieningenrechter af dat deze wijzigingen geen wezenlijke discussiepunten betroffen, maar vooral preciseringen, nuanceringen en taalkundige correcties.
4.7
Gelet op het voorgaande is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet onaannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat inderdaad een koopovereenkomst tussen Mosae en Bouwinvest tot stand is gekomen. Mosae heeft dus niet voldoende aannemelijk gemaakt dat de vordering van Bouwinvest ondeugdelijk is. De vordering in conventie zal dus worden afgewezen.
in reconventie
4.8
Bouwinvest vordert primair veroordeling tot nakoming van de koop-leveringovereenkomst, zoals neergelegd in het concept d.d. 6 juli 2017 (productie 23)
Beoordeeld dient te worden of voldoende aannemelijk is dat deze vordering tot nakoming in een bodemprocedure zal worden toegewezen.
4.9
De voorzieningenrechter acht dat niet het geval. In de eerste plaats bestaat, zo volgt al uit het onder 4.5 overwogene, op dit moment onvoldoende duidelijkheid over de reikwijdte en strekking van het (schriftelijkheids)vereiste in art. 21 van de koop-leveringsovereenkomst en, zo volgt uit het onder 4.4 overwogene, evenmin zeker is dat in de bodemprocedure zal worden geoordeeld dat Bouwinvest mocht afgaan op de mededeling in de mail van [naam zelfstandig bevoegd lid RvB] van 4 juli 2017.
In de tweede plaats voert Mosae terecht aan dat het concept op 6 juli 2017 in elk geval niet de eindversie is. Daarna zijn nog wijzigingen doorgevoerd, waarover ook, zo leidt de voorzieningenrechter uit de overgelegde correspondentie af, overeenstemming bestond. Zonder nadere toelichting, die niet gegeven is, valt niet in te zien waarom Bouwinvest nakoming kan verlangen van de inhoud van een - de facto tussentijdse - concept-overeenkomst waarin de tussen de partijen bestaande overeenstemming niet volledig of minder juist is neergelegd, een concept dus waarin de puntjes nog op de i moesten worden gezet. Dit is des te bezwaarlijker nu Bouwinvest tevens vordert dat wordt bepaald dat dit vonnis in de plaats treedt van de notariële akte en daarmee kennelijk het verlijden beoogt van een concept-akte die daarvoor nog niet (helemaal) geschikt is.
De primaire vorderingen zullen daarom worden afgewezen.
4.1
Met Mosae is de voorzieningenrechter van oordeel dat een veroordeling “om alles te doen wat redelijkerwijs in haar macht ligt om de opschortende voorwaarde van de Raad van Toezicht alsnog in vervulling te laten gaan” onvoldoende bepaalbaar. Bouwinvest heeft dit ook niet nader toegelicht. Deze subsidiaire vordering is reeds daarom niet toewijsbaar.
4.11
De vordering van het verbod om de door Bouwinvest en BAM gemaakte plannen en onderzoeksrapporten te gebruiken en te delen met anderen, acht de voorzieningenrechter eveneens niet toewijsbaar, nu gesteld noch gebleken is dat en waarom Bouwinvest het exclusieve recht heeft op het gebruik van deze stukken. Dit geldt al voor de stukken die door of in opdracht van Bouwinvest zijn opgesteld, maar uiteraard nog meer voor de stukken die zij samen met BAM en/of Mosae heeft opgesteld of heeft laten opstellen. In dit licht bezien heeft Bouwinvest bovendien onvoldoende gespecificeerd om welke stukken het gaat.
4.12
Aan beoordeling van de laatste vordering in reconventie komt de voorzieningenrechter niet toe, aangezien de voorwaarde die aan de vordering is verbonden, namelijk de opheffing van het leveringsbeslag, niet is vervuld.
4.13
Uit het voorgaande volgt dat ook de vorderingen in reconventie zullen worden afgewezen.
in conventie en in reconventie
4.14
Nu zowel in conventie als in reconventie de eisende partijen in het ongelijk zijn gesteld, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten te compenseren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
in reconventie
5.2.
wijst de vorderingen af,
in conventie en in reconventie
5.3.
compenseert de proceskosten aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.J.F. Gerard en is in het openbaar uitgesproken.
RK

Voetnoten

1.Hoge Raad, 14 juni 1996, NJ 1997, 481