ECLI:NL:RBLIM:2017:10983

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 november 2017
Publicatiedatum
14 november 2017
Zaaknummer
AWB - 16 _ 1268
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag scholingsvoucher voor oudere werklozen en de kwalificatie van scholing onder de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, die een uitkering ontvangt op grond van de Werkloosheidswet, en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een scholingsvoucher voor de opleiding 'Social business/digitale trends 2016' bij Adviesbureau Van Mil, welke door het UWV was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de opleiding wel degelijk onder de definitie van scholing valt zoals bedoeld in de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen. De rechtbank stelde vast dat de opleiding gericht is op het aanleren van digitale vaardigheden, wat noodzakelijk is voor de doelgroep van 50-plussers om dichter bij de arbeidsmarkt te komen. De rechtbank verwierp het standpunt van het UWV dat de opleiding niet zou leiden tot een door de branche erkend certificaat. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres gegrond, vernietigde het bestreden besluit en droeg het UWV op om een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd bepaald dat het UWV het door eiseres betaalde griffierecht vergoedt.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 16/1268

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2017 in de zaak tussen

[eiseres], te [woonplaats], eiseres,

(gemachtigde: K. van Mil)
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Groningen), verweerder
(gemachtigde: S.S. Wiltjer).

Procesverloop

Bij besluit van 20 januari 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een scholingsvoucher afgewezen.
Bij besluit van 22 maart 2016 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 oktober 2017. Hier is eiseres verschenen met haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiseres ontvangt een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW).
Op 9 december 2015 heeft zij op grond van de Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen (de Regeling) een aanvraag scholingsvoucher ingediend voor de opleiding Social business/digitale trends 2016 bij opleidingsinstituut Adviesbureau Van Mil.
Bij het primaire besluit is deze aanvraag afgewezen omdat de opleiding die eiseres wil volgen naar de mening van verweerder niet leidt tot een door een branche of sector erkend certificaat of diploma. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het primaire besluit. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard.
2. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat de door haar gevolgde opleiding van Adviesbureau Van Mil valt binnen de branche erkenning en leidt tot een door een branche of sector erkend certificaat of diploma. Bovendien heeft het overgrote deel van de deelnemers waarmee zij de opleiding is gestart de aangevraagde scholingsvoucher wel toegewezen gekregen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een aantal besluiten van verweerder overgelegd waaruit blijkt dat aan twee medecursisten wel een scholingsvoucher is toegekend.
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat er geen sprake is van een erkend certificaat of diploma en dat daarnaast Adviesbureau Van Mil niet als erkend opleider is aangemerkt. Verweerder wijst op de definitie van scholing in artikel 1 van de Regeling scholing en plaatsing oudere werklozen. Hieruit kan volgens verweerder worden afgeleid dat het moet gaan om een beroepsgerichte opleiding gericht op specifieke vaardigheden. Verweerder is van mening dat hier bij de opleiding Social business/digitale trends 2016 geen sprake van is omdat de training is gericht op meer algemene (niet functie-specifieke) vaardigheden.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
5. De Regeling subsidie scholing en plaatsing oudere werklozen (hierna: de Regeling) is sinds 1 oktober 2013 van kracht (Staatscourant 2013, 27343). Het doel van deze Regeling is om oudere werklozen via een scholings- en plaatsingssubsidie dichter bij de arbeidsmarkt te brengen. De Regeling is bij Regeling van 15 september 2014 (Staatscourant 2014, 26414) met ingang van 20 september 2014 gewijzigd.
In artikel 1 van de Regeling, waarin de begripsbepalingen zijn opgenomen, wordt onder scholing verstaan: het volgen van een opleiding of een training gericht op het verwerven van vaardigheden en competenties die benodigd zijn om een beroep of functie uit te kunnen oefenen dan wel werkzaamheden in de uitoefening van een bedrijf of in de zelfstandige uitoefening van een beroep te kunnen verrichten en die leidt tot een door een branche of sector erkend certificaat of diploma.
6. Het gaat in dit geding om de vraag of de opleiding Social business/digitale trends 2016 bij opleidingsinstituut Adviesbureau Van Mil kan worden aangemerkt als een
opleiding of training die voldoet aan de in artikel 1 van de Regeling neergelegde definitie van scholing.
7. De rechtbank stelt allereerst vast dat de gemachtigde van verweerder tijdens de behandeling ter zitting heeft bevestigd dat er sprake is van een training gericht op het verwerven van vaardigheden en competenties. De vraag is vervolgens of het hierbij gaat om vaardigheden of competenties die benodigd zijn om een beroep of functie te kunnen uitoefenen.
8. De rechtbank is van oordeel dat de vaardigheden en competenties die verkregen worden door het volgen van de opleiding Social business/digitale trends 2016 voldoen aan de doelstelling van de onderhavige Regeling: het verkleinen van de afstand tot de arbeidsmarkt voor oudere werklozen. Dit is door verweerder ook niet weersproken.
Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat het dient te gaan om een beroepsgerichte opleiding, gericht op het aanleren van specifieke vaardigheden terwijl het bij de opleiding Social business/digitale trends 2016 gaat om een training die is gericht op meer algemene (niet functie-specifieke) vaardigheden. De rechtbank volgt dit standpunt niet en overweegt dat de opleiding is opgezet in overleg met werkgevers en werknemers om zoveel mogelijk aan de behoeften van beiden tegemoet te komen. Zoals tijdens de zitting door en namens eiseres is toegelicht wordt er tijdens de opleiding aandacht besteed aan algemene vaardigheden zoals sollicitatietraining en het uitbreiden van het netwerk. Het zwaartepunt is echter gericht op het aanleren van digitale vaardigheden, zoals het gebruik van internet en sociale media (Google alerts, Contentmarketing en Social Business met Linkedin). Gelet op de doelgroep van de regeling (50 plussers) is de rechtbank van oordeel dat het aanleren van digitale vaardigheden voor deze doelgroep nodig is om een beroep of een functie te kunnen gaan uitoefenen. Dat de opleiding dient te zijn gericht op het aanleren van functie-specifieke vaardigheden kan overigens ook niet worden afgeleid uit de Regeling.
9. Tussen partijen is verder niet in geschil dat na het volgen van de opleiding een certificaat wordt verstrekt. In geding is of er sprake is van een “door de branche of sector erkend” certificaat. Volgens verweerder moet het gaan om een door werkgevers- en werknemersorganisaties in heel Nederland erkend diploma of certificaat. De rechtbank is evenwel van oordeel dat de eis van een landelijke erkenning niet volgt uit de in artikel 1 van de Regeling neergelegde definitie van het begrip scholing. De rechtbank is van oordeel dat eiseres voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de opleiding wordt erkend door verweerder, waarbij verweerder Zuid-Limburg zelfs haar eigen trainingsruime in Sittard beschikbaar stelt voor onderdelen uit deze opleiding. Voorts wordt door adviseurs van verweerder naar deze opleiding verwezen. Ook wordt de opleiding reeds jaren ingekocht door onder meer Hogeschool Zuyd en de provincie Limburg en hebben meer dan 150 bedrijven het certificaat erkend. De rechtbank is van oordeel dat hiermee voldoende is aangetoond dat het hier gaat om een door een branche of sector erkend certificaat. Dat de Tijdelijke regeling subsidie scholing richting een kansberoep uit 2016 meer duidelijkheid verschaft over de invulling van het begrip scholing leidt niet tot een ander oordeel over de toepassing van de onderhavige Regeling.
10. De rechtbank komt tot de volgende slotsom. Nu de door eiseres gevolgde opleiding kan worden gekwalificeerd als scholing als bedoeld in de Regeling heeft verweerder het verzoek om een scholingsvoucher ten onrechte om die reden afgewezen.
11. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit.
Nu verweerder zich nog niet heeft uitgelaten over (het voldoen aan) de overige bepalingen van de Regeling zal de rechtbank verweerder opdragen een nieuwe besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen.
12. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoedt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen;
- bepaalt dat verweerder het door eiseres betaalde griffierecht ad € 46,- vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr.drs. E.J. Govaers, rechter, in aanwezigheid van
C.M.E. Geraedts, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
15 november 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 15 november 2017

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.