ECLI:NL:RBLIM:2017:11181

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
17 november 2017
Zaaknummer
03/704515-17
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige door een volwassene met gebruik van verdovende middelen

Op 17 november 2017 heeft de Rechtbank Limburg een 61-jarige man uit Brunssum veroordeeld tot 8 jaar gevangenisstraf voor het seksueel misbruik van een 11-jarig meisje. De verdachte had het meisje in een staat van bewusteloosheid gebracht door haar temazepam toe te dienen, waarna hij seks met haar heeft gehad. Dit leidde tot een ongewenste zwangerschap, die door het meisje op 7 februari 2017 is afgebroken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte het meisje heimelijk had gedrogeerd en dat hij zich schuldig had gemaakt aan seksueel binnendringen. De rechtbank heeft ook schadevergoeding toegewezen aan zowel het slachtoffer als haar moeder, die psychische schade had opgelopen door de situatie. De verdachte ontkende de beschuldigingen en beweerde dat hij het meisje geen temazepam had toegediend. De rechtbank achtte de verklaringen van het meisje geloofwaardig, vooral gezien de resultaten van het DNA-onderzoek en het toxicologisch onderzoek dat blootstelling aan temazepam aantoonde. De rechtbank concludeerde dat de verdachte op een berekenende manier te werk was gegaan en dat zijn handelen een ernstige schending van de integriteit van het meisje had veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Maastricht
Strafrecht
Parketnummer: 03/704515-17
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 17 november 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
gedetineerd in Vught PPC te Vught.
De verdachte is verschenen en wordt bijgestaan door mr. A. Çinar, advocaat kantoorhoudende te Heerlen .
De benadeelde partij [moeder slachtoffer] is eveneens verschenen, tevens is zij verschenen in haar hoedanigheid van wettelijke vertegenwoordiger van het slachtoffer en benadeelde partij, [slachtoffer] en wordt ter terechtzitting bijgestaan door mr. M.J.E. Spauwen en mr. A.P.M Janssen, advocaten, kantoorhoudende te Kerkrade.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 3 november 2017. De officier van justitie, de verdachte en zijn raadsman hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte in de periode van 1 juni 2016 tot en met 16 december 2016 meermalen, in elk geval eenmaal, seksueel is binnengedrongen bij [slachtoffer] , die destijds 11 jaar oud was, waarbij de verdachte [slachtoffer] tevoren in een staat van bewusteloosheid en onmacht heeft gebracht door haar temazepam toe te dienen.
Hierna zal de rechtbank [slachtoffer] aanduiden als ‘het meisje’.

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht bewezen dat de verdachte tenminste eenmaal seksueel is binnengedrongen bij het meisje. Het meisje is zwanger geraakt van de verdachte. De zwangerschap is met 17 weken door abortus geëindigd. De officier van justitie heeft verwezen naar het DNA-verwantschapsonderzoek, waaruit is gebleken dat de verdachte de vader van de foetus is. De officier van justitie acht eveneens bewezen dat de verdachte het meisje daarbij van tevoren in een staat van bewusteloosheid of onmacht heeft gebracht door haar temazepam toe te dienen. Zij heeft daartoe verwezen naar het toxicologisch onderzoek, waaruit is gebleken dat het meisje blootgesteld is geweest aan temazepam.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman refereert zich ten aanzien van het bewijs aan het oordeel van de rechtbank.
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Ten aanzien van het bewijs
De aangifte
Op 4 februari 2017 heeft [moeder slachtoffer] , de moeder van het meisje, namens het meisje aangifte gedaan tegen de verdachte wegens het door hem seksueel binnendringen bij haar
11-jarige dochter, ten gevolge waarvan het meisje zwanger is geraakt. Haar dochter wordt op [geboortedag slachtoffer] 2017 12 jaar. De ouders van het meisje zijn gescheiden en het meisje verbleef in de periode dat ze zwanger moet zijn geraakt bij haar vader in [woonplaats vader] , in wiens woning de verdachte toen ook verbleef. De verdachte was in de woning van de vader, omdat hij deze woning opknapte en is gedurende een lange periode ook in de woning blijven overnachten. De moeder van het meisje verdenkt de verdachte, omdat hij altijd heel zorgzaam was voor haar dochter en haar dagelijks berichtjes stuurde. Het meisje weet niet hoe zij zwanger heeft kunnen raken. De moeder van het meisje heeft haar meerdere malen alle mogelijke vragen gesteld. Zo heeft zij, onder meer, gevraagd of ze iets heeft gevoeld, of dat ze misschien een vriendje had waarmee ze dingen wilde uitproberen, maar het meisje heeft consequent verteld dat dit niet het geval was en ze echt niet wist hoe ze zwanger is geraakt. Toen het meisje hoorde dat ze zwanger was, is ze ingestort. [2]
Het meisje is gehoord in de kindvriendelijke verhoorstudio te Eindhoven door een zedenrechercheur, die gecertificeerd is voor het horen van jonge getuigen. Het meisje heeft ook toen verklaard dat ze niet weet hoe het kwam dat ze zwanger was. Ze heeft verklaard dat ze niks heeft gedaan en niks heeft gevoeld. Over de verdachte heeft ze verklaard dat hij de woning opknapte van haar vader en dat hij er was, ook ’s nachts; ook als haar vader ’s nachts werken was. Ze heeft aangegeven dat de verdachte soms “aandringerig” was. Als zij naar boven ging, ging de verdachte ook naar boven. Als ze naar de wc ging, ging de verdachte mee en ging hij voor de deur staan. Als ze op de bank ging zitten, ging de verdachte naast haar zitten. Dat was soms erg vervelend. Ze heeft ook verklaard dat de verdachte heel lief was, hij wou een 2e vader voor haar zijn, dat had haar moeder verteld. Als ze naar boven ging, ging ze computeren, en dan ging de verdachte op bed zitten. Soms ging zij kleren kijken of zich omkleden en vroeg ze of de verdachte weg wilde gaan. De verdachte keek dan zo raar naar haar, zo heeft het meisje verklaard. Soms ging de verdachte dan weg, soms niet. Soms ging het meisje dan naar de badkamer. De verdachte kookte ook. En de verdachte stuurde haar elke morgen en nacht een bericht: “Lieverd, ik wens je een fijne dag”. Dat vond het meisje vervelend en ze heeft er vaker niet op gereageerd. Ook heeft ze verklaard dat de verdachte precies wist wanneer zij ongesteld was. Dat vond ze soms raar. Ze wist het zelf soms niet, maar hij wist het wel. Ook heeft ze verklaard dat er ’s nachts vaker iemand bij haar op de slaapkamer kwam. Ze vroeg aan haar vader dan of hij het was, maar die ontkende. En ze vroeg het aan de verdachte, maar ook de verdachte ontkende op haar kamer te zijn geweest. Ze heeft verklaard dat ze één keer gezien heeft dat de verdachte op haar kamer was, toen hij met een lampje in haar gezicht scheen en zij wakker werd. [3]
De vader van het meisje heeft, onder meer, verklaard dat hij de verdachte, toen die in zijn woning verbleef, een keer in het bed van zijn dochter heeft aangetroffen. Ze lagen allebei op hun zij. De verdachte lag met zijn buik tegen de rug van het meisje. Ze lagen allebei onder de dekens. Hij heeft de verdachte daar op aangesproken. De verdachte verklaarde dat hij zich geen zorgen hoefde te maken en dat hij een verhaaltje had voorgelezen aan het meisje en daarbij in slaap was gevallen. De vader van het meisje heeft toen niets op de kamer zien liggen waaruit de verdachte het meisje zou kunnen hebben voorgelezen. Ook het meisje wist niet dat de verdachte haar een verhaaltje zou hebben voorgelezen. De vader verklaart ook dat hij een foto heeft gemaakt van de medicijnen (onder meer temazepam) die hij heeft gevonden tussen de in zijn woning achtergebleven spullen van de verdachte. De medicijnen waren voorgeschreven aan de verdachte. Hij verklaart dat hij zelf geen medicijnen gebruikt en het meisje ook niet. Het meisje gebruikt geen temazepam. [4] De hem getoonde fotoprints waarop het slapende meisje is te zien, in onderbroek en (omhooggeschoven) T-shirt [5] die op een notebook van de verdachte zijn aangetroffen (zie hierna), verklaart hij niet eerder te hebben gezien. Hij herkent het meisje op de fotoprints als zijn dochter in zijn woning. Hij verklaart dat zij echter nog nooit alleen in een onderbroek en T-shirt in bed heeft gelegen en altijd een pyjama aanheeft als ze slaapt. [6]
Aantreffen temazepam op naam van de verdachte in de woning.
De vader van het meisje heeft na het vertrek van de verdachte in december 2016 doosjes temazepam op naam van de verdachte in zijn woning gevonden en daar foto’s van gemaakt. [7]
Filmfragmenten op een notebook van de verdachte van het slapende meisje
Op een onder de verdachte inbeslaggenomen notebook zijn filmfragmenten aangetroffen, gemaakt op 28 en 29 juni 2015 (vlak voordat het meisje 10 jaar werd) waarop het (schaars geklede) slapende meisje is te zien. Fotoprints hiervan zijn aan, onder meer, de vader van het meisje getoond. [8]
Medische gegevens van het meisjeHet meisje was op 1 februari 2017 16 weken en 4 dagen zwanger. [9] Gynaecoloog [naam] heeft vastgesteld dat de bevruchting, op basis van een regelmatige cyclus van 28 dagen, in de periode tussen 19 oktober 2016 en 25 oktober 2016 zal hebben plaatsgevonden. [10] De zwangerschap van het meisje is op 7 februari 2017 door een abortus beëindigd [11] .
DNA-verwantschapsonderzoek
Nadat de zwangerschap van het meisje op 7 februari 2017 door een abortus is beëindigd, is de foetus voor een DNA-verwantschapsonderzoek naar het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) overgebracht [12] . Bij dit onderzoek is het DNA-profiel van de foetus met de DNA-profielen van het meisje [13] en de verdachte vergeleken. Het NFI heeft op grond van het onderzoek geconcludeerd, dat de verdachte de biologische vader van de foetus is (met een waarschijnlijkheid van 99.8974%). [14]
Onderzoek naar de computer van de verdachte
Bij onderzoek van een notebook van de verdachte bleek dat de verdachte op 23 december 2015 op Google op de volgende termen heeft gezocht:
- verdovingsmiddel;
- bedwelmingsmiddel;
- chloroform;
- zware slaapmiddelen. [15]
Toxicologisch onderzoek
Omdat het meisje niet kan verklaren hoe ze zwanger is geraakt, en ook geen herinnering zegt te hebben aan op wat voor manier dan ook het daarvoor noodzakelijk lichamelijk contact met de verdachte, en gelet op het zoekgedrag naar bedwelmende middelen op de computer van de verdachte, is besloten tot onderzoek naar de aanwezigheid van bedwelmingsmiddelen in het lichaam van het meisje. Dit is gebeurd door middel van haaronderzoek.
Het NFI heeft (in Frankrijk) daartoe toxicologisch onderzoek laten verrichten aan de hoofdharen van het meisje. De resultaten van dit onderzoek wijzen op blootstelling aan temazepam. [16] Er is uitgelegd hoe dit onderzoek heeft plaatsgevonden. Zo is, onder meer, aangegeven dat de haren van het meisje een lengte hadden van meer dan 20 centimeter. Omdat het meisje ten tijde van het toxicologisch onderzoek 11 jaar oud was, is bij het onderzoek uitgegaan van een haargroeisnelheid van 1 centimeter per maand, 10 dagen voor uitgroei van het haar boven de schedel, ervan uitgegaan dat er geen haar is achtergebleven op de hoofdhuid bij afname. De afname van het haar vond plaats in maart 2017. Vermeld wordt dat haargroeisnelheden in kinderen erg variabel zijn en dat gezien de leeftijd van 11 jaar van het meisje, is uitgegaan van een haargroeisnelheid van een volwassene. In totaal zijn 3 segmenten van elk 3 centimeter onderzocht (in totaal 9 centimeter) op de aanwezigheid van bewustzijnsverlagende middelen en verdovende middelen. In alle 3 segmenten (van elk 3 cm) is temazepam aangetoond in lage concentraties, passend bij incidenteel gebruik. Toegelicht is verder dat temazepam een bewustzijns-verlagend middel is en bij volwassenen wordt toegepast als slaapmiddel. [17]
Medische gegevens van de verdachte
Uit de medische gegevens van de verdachte is gebleken dat aan hem, onder meer, temazepam is voorgeschreven. De verdachte heeft op 15 augustus 2016, 19 september 2016 en 20 september 2016 zijn temazepam bij de apotheek opgehaald. Iedere keer betrof het een doosje met 30 pillen. [18]
Verklaring van de verdachte ter terechtzitting
De verdachte heeft op de zitting verklaard dat hij anderhalf jaar bezig is geweest met het opknappen van de woning van de vader van het meisje, aan de [adres vader] te [woonplaats vader] . Ongeveer anderhalve maand nadat hij was begonnen met het opknappen van de woning, bleef hij daar ook slapen. In die tijd verbleef het meisje heel vaak bij haar vader. De verdachte kookte vaker. De verdachte heeft verklaard dat hij op 16 december 2016 door de politie is aangehouden (in ander verband) en daarna niet meer in de woning van de vader van het meisje is teruggekeerd. De verdachte heeft verklaard dat hij medicijnen gebruikte, onder meer temazepam. Hij heeft verklaard dat de filmpjes van het meisje, die zijn aangetroffen op zijn notebook, door hem in de vroege ochtend van 28 en 29 juni 2015 zijn gemaakt.
Overwegingen en conclusies ten aanzien van het bewijs
Gelet op de zwangerschap van het meisje en de resultaten van het DNA-verwantschaps-onderzoek, staat het voor de rechtbank vast dat de verdachte het lichaam van het meisje in ieder geval één keer seksueel is binnengedrongen. Gelet op de duur van de zwangerschap, staat ook vast dat dit is gebeurd in de periode van 1 oktober 2016 tot en met 1 november 2016.
De rechtbank overweegt voorts dat het in beginsel niet mogelijk is om seks te hebben met een 11-jarig meisje zonder dat zij daar iets van merkt. Het meisje heeft echter vanaf het begin consequent verteld dat zij zich niet kan herinneren dat zij op wat voor manier dan ook het daarvoor noodzakelijke lichamelijk contact met de verdachte heeft gehad. Dit heeft ze herhaald tijdens het uitgebreide verhoor in de verhoorstudio door een daarvoor speciaal opgeleide zedenrechercheur. De rechtbank acht de verklaring van het meisje geloofwaardig, temeer nu haar onwetendheid goed verklaard kan worden door het in haar lichaam aangetroffen temazepam, een inslaapmiddel voor volwassenen. In de periode dat het meisje zwanger is geraakt, is zij aantoonbaar - aangetoond door middel van het haaronderzoek - blootgesteld geweest aan temazepam. Het meisje gebruikte zelf geen temazepam, zodat het aan haar moet zijn toegediend zonder dat zij daarvan iets heeft gemerkt.
De verdachte beschikte in de periode waarin het meisje van hem zwanger is geraakt daarentegen over een groot aantal tabletten temazepam. De rechtbank overweegt verder dat de verdachte in december 2015 op zijn notebook informatie heeft gezocht over verdovings-, bedwelmings- en zware slaapmiddelen en over chloroform. De verdachte verbleef in die periode ook in de woning waar het meisje verbleef, ook ’s nachts als de vader van het meisje werkte. Hij bereidde het eten, en was zeer betrokken en bovenmatig gericht op het meisje. Dat die belangstelling ook als ongezond kan worden aangemerkt, blijkt de rechtbank uit de verklaring van het meisje en het meermalen ongemerkt filmen van het meisje in juni 2015 terwijl zij slaapt en schaars gekleed is. Het meisje was toen bijna 10 jaar oud. Bij dit alles neemt de rechtbank in aanmerking, dat de verdachte over hetgeen hiervoor is overwogen, geen logische aannemelijke verklaring heeft gegeven. De rechtbank kan niet anders dan concluderen dan dat de verdachte het meisje heeft gedrogeerd met temazepam voordat hij seksuele handelingen met haar heeft gepleegd.
Aan de verklaring van de verdachte dat hij het meisje geen temazepam heeft toegediend en geen seks met haar heeft gehad, gaat de rechtbank dan ook voorbij.
Conclusie ten aanzien van het bewijs
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen en gelet op hetgeen zij hiervoor heeft overwogen is de rechtbank van oordeel dat bewezen kan worden verklaard, dat de verdachte degene is geweest, die het 11-jarige meisje in de periode van 1 oktober 2016 tot en met
1 november 2016 heimelijk heeft gedrogeerd door haar temazepam toe te dienen, zodat het meisje in een staat van bewusteloosheid of onmacht is komen te verkeren en toen (in elk geval) éénmaal seks met haar heeft gehad, waardoor zij zwanger is geraakt.
Hoewel het meisje aantoonbaar gedurende langere tijd temazepam kreeg toegediend, ontbreekt het wettig bewijs dat de verdachte het meisje meermalen seksueel heeft misbruikt. Daarom zal de verdachte daarvan worden vrijgesproken.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte in de periode van 1 oktober 2016 tot en met
1 november 2016 in de gemeente Heerlen, eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op
[geboortedag slachtoffer] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte eenmaal zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht, welk feit werd voorafgegaan en vergezeld van geweld, welk geweld heeft bestaan uit het in een staat van bewusteloosheid of onmacht brengen van die [slachtoffer] door haar heimelijk temazepam toe te dienen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert het volgende strafbare feit op:
met iemand beneden de twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede
bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl het feit is
voorafgegaan en vergezeld van geweld.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De psychiater dr. [naam] heeft over de geestvermogens van de verdachte op 24 mei 2017 een rapport uitgebracht. De psychiater heeft vastgesteld dat, hoewel de verdachte aangeeft klachten te hebben van vergeetachtigheid, er geen concrete aanwijzingen zijn gevonden voor geheugenproblematiek. Bij de beoordeling van de persoonlijkheid worden geen duidelijke aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van persoonlijkheidsproblematiek. Op basis van alle verzamelende informatie komt de psychiater tot de conclusie dat er bij de verdachte ten tijde van het psychiatrische onderzoek geen aanwijzingen worden gevonden voor een psychiatrisch ziektebeeld in engere zin, zoals een depressie stoornis, een angststoornis, een psychotische stoornis of een autismespectrumstoornis. Er worden eveneens geen aanwijzingen gevonden voor problematisch gebruik van middelen. Alles afwegend komt de psychiater tot de conclusie dat er bij de verdachte, zowel tijdens het onderzoek als in de periode waarin het ten laste gelegde plaatsvond, geen sprake was een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en ook niet van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
Dr. [naam] , psycholoog en dr. [naam] , GGZ-psycholoog hebben op
16 mei 2017 eveneens een rapport uitgebracht over de geestvermogens van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven dat hij geheugenproblemen heeft en zich belangrijke gebeurtenissen niet meer kan herinneren. De psychologen hebben de verdachte onderworpen aan een symptoomvaliditeitstest die is ontworpen om echte geheugenproblemen te onderscheiden van gesimuleerde geheugenproblemen. De verdachte heeft hier positief op gescoord, dat wil zeggen dat er aanwijzingen zijn dat de verdachte zijn geheugenproblemen aanzet. De psychologen concluderen dat er bij de verdachte zowel tijdens het onderzoek als ten tijde van het ten laste gelegde geen sprake was van een ziekelijke stoornis en/of een gebrekkige ontwikkeling. Zij adviseren dan ook om de verdachte volledig toerekeningsvatbaar te verklaren.
De rechtbank zal de psychiater en de psychologen in hun advies volgen en neemt hun conclusies over.
De verdachte is dus strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die zijn strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan de verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank verzocht om de straf te matigen tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 jaren.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De toen 60-jarige verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het seksueel misbruik van een 11-jarig meisje. De verdachte verbleef in de woning van de vader van het meisje, waar ook het meisje vaker verbleef. De verdachte maakte in de betreffende periode min of meer deel uit van het huishouden van de vader en werd ook door de moeder van het meisje gewaardeerd als vriend van de familie. De verdachte was zeer betrokken bij het meisje. Wat wellicht ooit als genegenheid voor het meisje begon, verwerd tot ernstig misbruik van de vertrouwensrelatie en ongezonde belangstelling voor het meisje. De verdachte heeft al in
juni 2015 het meisje heimelijk gefilmd terwijl zij sliep. In december 2015 heeft hij informatie gezocht over bedwelmingsmiddelen. Op enig moment heeft de verdachte zich een krachtig slaapmiddel te weten temazepam, door zijn huisarts laten voorschrijven. In de relevante periode beschikte de verdachte over een grote hoeveelheid temazepam. Uit haaronderzoek blijkt dat het meisje gedurende het laatste half jaar van 2016 incidenteel temazepam heeft binnengekregen, heimelijk toegediend door de verdachte. In elk geval éénmaal heeft hij vervolgens het meisje, terwijl zij in een staat van bewusteloosheid of onmacht verkeerde, seksueel misbruikt. Enkel doordat het meisje zwanger is geraakt, is het handelen van de verdachte aan het licht gekomen. De verdachte is zeer planmatig, heimelijk en berekenend te werk gegaan, om (onbeschermde) seks met het meisje te kunnen hebben.
Het spreekt voor zich dat het seksueel misbruik van een 11-jarige een ernstige schending van haar lichamelijke en geestelijke integriteit oplevert. Die in dit geval tot een ongewenste zwangerschap heeft geleid. Toen het meisje hoorde dat ze zwanger was, is ze, zo heeft haar moeder verklaard, ingestort. Ook het gelet op de omstandigheden, moeten afbreken van de al vergevorderde zwangerschap van 17 weken, was een moeilijke beslissing, omdat de foetus alle kenmerken droeg van een nieuw leven. Zowel de zwangerschap als het moeten afbreken daarvan, wat een ingrijpende en pijnlijke gebeurtenis is, heeft ernstige lichamelijke gevolgen voor het 11-jarige meisje gehad en ook de nodige psychische impact. Dat zij nog zeer jong is, maakt het allemaal extra schrijnend. Dit hele proces is ook de ouders van het meisje niet in de koude kleren gaan zitten. Dat geldt in het bijzonder voor de moeder van het meisje, die het meisje zo goed mogelijk heeft opgevangen en ter zijde heeft gestaan. Ook zij ondervindt daar nu nog de psychische gevolgen van. Daarnaast is er bij de ouders woede over de schending van het vertrouwen door de verdachte. De moeder heeft een slachtofferverklaring opgesteld, die ter zitting is voorgelezen. In de slachtofferverklaring is op hartverscheurende wijze uiteengezet wat de impact is van het handelen van de verdachte voor het meisje en voor haar ouders.
De verdachte heeft op geen enkele wijze verantwoordelijkheid genomen voor zijn handelen. De verdachte heeft ter terechtzitting wel gezegd dat hij het erg vindt voor het meisje, maar ontkent seks met haar te hebben gehad en wast zijn handen in onschuld.
De ernst van het feit zoals door de wetgever tot uitdrukking gebracht in een verhoogd strafmaximum van 16 jaren, het heimelijk drogeren, de impact voor het meisje en haar ouders, de schending van het vertrouwen maakt dat de rechtbank van oordeel is dat niet kan worden volstaan met
met het opleggen van een andersoortige of geringere straf dan een gevangenisstraf welke een langdurige vrijheidsbeneming met zich meebrengt.
Alle feiten en omstandigheden wegend en gelet op de straffen die in gelijksoortige zaken zijn opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat de verdachte een onvoorwaardelijke straf van 8 jaar moet worden opgelegd, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De vordering van het meisje
De benadeelde partij het meisje (vertegenwoordigd door [moeder slachtoffer] ) vordert een schadevergoeding van € 75.000,00 ter zake van het tenlastegelegde feit.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, voor zover die immateriële schade thans vast staat.
Daarnaast wordt namens het meisje de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door mr. Spauwen ter terechtzitting nader toegelicht. Zij heeft benadrukt dat niet alleen het feit op zichzelf een forse psychische impact op het meisje heeft, maar dat ook de opstelling van de verdachte erg kwetsend en schadelijk is voor het meisje. Getuige zijn verklaringen, tracht de verdachte het beeld te schetsen dat het 11-jarige meisje hem heeft verleid. De verdachte neemt geen verantwoordelijkheid voor zijn daden en stelt zich als slachtoffer op. De verdachte heeft het meisje blootgesteld aan temazepam, terwijl hij wist, dan wel behoorde te weten dat dit schadelijk kon zijn voor haar gezondheid, nu deze niet mag worden voorgeschreven aan kinderen. Verder was de abortus voor het meisje zowel lichamelijk als psychisch zeer pijnlijk.
De vordering van [moeder slachtoffer]
De benadeelde partij [moeder slachtoffer] , moeder van het meisje, vordert een schadevergoeding van € 25.000,00 ter zake van het tenlastegelegde feit.
Dit bedrag bestaat uit immateriële schade, voor zover die immateriële schade thans vast staat.
Daarnaast wordt namens de moeder van het meisje de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment dat zij geconfronteerd werd met het schadeveroorzakende feit en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering is door mr. Spauwen ter terechtzitting nader toegelicht. Zij heeft verwezen naar het taxibus-arrest en aangevoerd dat er sprake is van schokschade nu de moeder van het meisje geconfronteerd is met de zwangerschap van haar 11-jarige dochter, als gevolg van een verkrachting door een man die zich presenteerde als ‘vriend van de familie’. In het bijzijn van de moeder van het meisje werd een echo gemaakt waarop een 17 weken oude foetus te zien was. Een schokkend beeld dat de moeder van het meisje niet loslaat, nu het een foetus in gevorderd stadium betrof. Bij de moeder van het meisje is PTSS (Post Traumatisch Stress Syndroom) vastgesteld. Dit betreft een erkend psychiatrisch ziektebeeld.
Op grond van artikel 6:106 lid 1, aanhef en onder b Burgerlijk Wetboek komt ingeval van schokschade zowel de materiele als immateriële schade voor vergoeding in aanmerking.
Daarnaast heeft mr. Spauwen verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank waarin sprake was van een soortgelijke situatie en de moeder van het slachtoffer in aanmerking kwam voor een schadevergoeding omdat er sprake was van schokschade. [19]
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht beide vorderingen in zijn geheel toewijsbaar en vordert tevens de verdachte te veroordelen tot betaling van de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De vordering van het meisjeDe raadsman heeft primair verzocht de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu niet eenvoudig is vast te stellen hoeveel immateriële schade rechtstreeks door het handelen van de verdachte is toegebracht. De behandeling van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Subsidiair verzoekt de raadsman de rechtbank om een gedeelte toe te wijzen en het overige niet ontvankelijk te verklaren. In dit kader verwijst de raadsman naar een uitspraak van het Hof Amsterdam waarin de rechtbank een gedeelte van de gevorderde immateriële schade heeft toegewezen en ter compensatie een hogere schadevergoedingsmaatregel heeft opgelegd. [20]
De vordering van [moeder slachtoffer]
De raadsman heeft verzocht om de vordering af te wijzen, omdat er geen sprake is van rechtstreekse schade en omdat de moeder van het meisje niet direct is geconfronteerd met de ernstige gevolgen van het misdrijf, omdat zij geen getuige is geweest van het misdrijf. De benadeelde partij heeft verwezen naar een uitspraak van deze rechtbank, maar in die zaak werd de moeder direct met de gevolgen geconfronteerd doordat zij de oom betrapte bij het plegen van ontucht met haar dochter. [21]
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De vordering van het meisjeDe rechtbank is van oordeel dat ten aanzien van het meisje is komen vast te staan dat zij door het hiervoor bewezen verklaarde feit schade heeft geleden. Nu de verdachte ter zake van dat feit tot een straf veroordeeld zal worden, kan zij in beginsel worden ontvangen in de vordering die haar moeder namens haar heeft ingediend.
De rechtbank stelt voorop dat de vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade ex artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek slechts in beperkte gevallen toewijsbaar is.
De Nederlandse wet kent immers een restrictief stelsel ten aanzien van het toekennen van een dergelijke vergoeding. Artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek geeft daartoe een limitatieve opsomming. Het recht op vergoeding bestaat slechts:
wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen (het oogmerk is gericht op smart);
ij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting van de persoon op andere wijze;
bij aantasting van de nagedachtenis van een overledene.
De schade die het meisje stelt te hebben geleden, valt onder categorie b.
Uit het eerste lid onder b van voormeld artikel volgt dat voor nadeel dat niet uit vermogensschade bestaat, de benadeelde recht heeft op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding, indien de benadeelde (onder meer) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
Voor de toewijsbaarheid van een vordering gebaseerd op de aantasting van de persoon is volgens de Hoge Raad het uitgangspunt dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen en dat dit letsel moet bestaan uit een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging, daaronder begrepen een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
De Hoge Raad heeft bepaald dat op voornoemd uitgangspunt uitzonderingen kunnen worden aanvaard in verband met de bijzondere ernst van de normschending en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer. [22] Hierbij valt met name te denken aan zedenzaken, waarin het strafbare feit een dusdanig ernstige inbreuk vormt op het zelfbeschikkingsrecht en de lichamelijke integriteit, dat dit in zichzelf als een aantasting van de persoon dient te worden beschouwd en reeds daarom smartengeld toegewezen kan worden. Het vaststellen van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld is dan voor de vergoeding van smartengeld niet eens nodig. [23]
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is komen vast te staan dat met het door de verdachte gepleegde zedendelict een ernstige inbreuk is gemaakt op de integriteit en de persoonlijke levenssfeer van het meisje, waardoor zij in haar persoon is aangetast. Zij heeft immers, terwijl zij daarvoor veel te jong was en in gedrogeerde toestand verkeerde, buiten haar weten seksuele handelingen moeten ondergaan. Bovendien heeft dit geleid tot een zwangerschap, die pas in een laat stadium is ontdekt en welke zwangerschap is afgebroken. Het meisje heeft op die zeer jonge leeftijd een pijnlijke abortus moeten ondergaan. Door de zwangerschap heeft het meisje op 11-jarige leeftijd zwangerschapsstriemen opgelopen waar zij de rest van haar leven mee geconfronteerd wordt. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat vergoeding van immateriële schade (smartengeld) aan het meisje wettelijk gezien mogelijk en redelijk is.
Aan de rechter komt een grote discretionaire bevoegdheid toe wanneer het gaat om de begroting van de immateriële schade.
In de rechtspraak is onvoldoende steun te vinden voor de toekenning van het gevorderde bedrag van € 75.000,00. De rechtbank zal daarom voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aansluiting zoeken bij de genormeerde bedragen van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in de op deze casus van toepassing zijnde letselcategorie. Dit betreft letselcategorie 4 (€ 10.000,00). Deze categorie is van toepassing wanneer sprake is van seksueel binnendringen met bijvoorbeeld met ernstig geweld.
Gelet op de aard van deze specifieke casus, dit specifieke delict en de impact die het delict heeft op het leven van het meisje, komt de rechtbank toepassing van deze categorie in dit geval ook redelijk voor.
Conclusie
In totaal acht de rechtbank een bedrag van € 10.000,00 toewijsbaar. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 1 oktober 2016 tot aan de dag van volledige voldoening. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.
De vordering van [moeder slachtoffer]
Onrechtmatig handelen is niet beperkt tot degene die direct het slachtoffer wordt, maar kan ook onrechtmatig zijn jegens degene die door de directe confrontatie met de ernstige gevolgen daarvan, een hevige emotionele schok wordt teweeggebracht, waaruit geestelijk letsel voortvloeit.
Volgens vaste jurisprudentie zal dit zich met name kunnen voordoen, indien iemand tot wie de aldus getroffene in een nauwe affectieve relatie staat. De daardoor ontstane immateriële schade komt op grond van het bepaalde in art. 6:106 lid 1, aanhef en onder b, Burgerlijk Wetboek voor vergoeding in aanmerking (‘shockschade’). Daarvoor is wel vereist dat het geestelijk letsel, in rechte kan worden vastgesteld. Dit is over het algemeen slechts het geval als sprake is van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld.
Voor toekenning van ‘shockschade’ is het voldoende dat een rechtstreeks verband bestaat tussen het handelen enerzijds en het geestelijk letsel dat een derde door de confrontatie met de gevolgen van dit handelen oploopt anderzijds. Deze confrontatie kan ook plaatsvinden nadat de gebeurtenis die tot het letsel van een ander heeft geleid, heeft plaatsgevonden. [24]
Omdat de moeder van het meisje op 1 februari 2017 geconfronteerd is met de zwangerschap van haar destijds 11-jarige dochter, haar kind vervolgens moest begeleiden in het begrijpen dat zij zwanger was, het beslissen over het al dan niet afbreken van een 17 weken oude foetus, te zien op de echo, en haar begeleiden bij het ondergaan van de pijnlijke zwangerschapsafbreking, is de rechtbank van oordeel dat zij direct geconfronteerd is met de ernstige gevolgen van het handelen van de verdachte. Het lijdt geen twijfel, en dat wordt ook niet betwist, dat zij hierdoor ernstig geschockt is. Verder is op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting genoegzaam komen vast te staan dat dit alles heeft geleid tot geestelijk letsel in de vorm van een in de psychiatrie erkend ziektebeeld. Uit de toelichting op de vordering benadeelde partij blijkt dat de moeder van het meisje lijdt aan PTSS samenhangend met het misbruik van haar dochter.
Dit leidt tot de slotsom dat voldaan is aan alle in de jurisprudentie geformuleerde vereisten voor het toekennen van ‘shock-schade’. Daarmee is de conclusie gerechtvaardigd dat de verdachte ook onrechtmatig jegens mevrouw [moeder slachtoffer] heeft gehandeld en dat hij gehouden is de schade te vergoeden die zij als gevolg daarvan lijdt.
In de rechtspraak is onvoldoende steun voor toekenning van het gevorderde bedrag van
€ 25.000,00. De rechtbank zal daarom voor de hoogte van het toe te kennen bedrag aansluiting zoeken bij de genormeerde bedragen van de letsellijst van het Schadefonds Geweldsmisdrijven in de op deze casus van toepassing zijnde letselcategorie. Dit betreft letselcategorie 2 (€ 2.500,00). Deze is van toepassing wanneer sprake is waarneming van of de directe confrontatie met de gevolgen van een geweldsmisdrijf, waarbij een naaste zeer ernstig letsel (letselcategorie 4 of hoger) is toegebracht.
Gelet op de aard van deze specifieke casus, dit specifieke delict en de impact die het delict heeft op het meisje en het leven van de moeder van het meisje, komt de rechtbank toepassing van deze categorie in dit geval ook redelijk voor.
Conclusie
In totaal acht de rechtbank een bedrag van € 2.500,00 toewijsbaar. Het meer gevorderde zal de rechtbank afwijzen. Tevens zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de wettelijke rente vanaf 1 februari 2017 tot aan de dag van volledige voldoening.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36f en 244 in samenhang met artikel 248 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het strafbare feit oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een
  • beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregelen
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , te betalen
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 10.000,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 85 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 oktober 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen;
  • veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, [moeder slachtoffer] , wonende te [woonplaats] , te betalen
  • wijst de vordering voor het overige af;
  • veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [moeder slachtoffer] , van € 2.500,00, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
35 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 1 februari 2017 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. Schutte, voorzitter, mr. C.M.W. Nobis en
mr. D. de Vocht, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N.M.J.G.A. van Hinsberg, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 17 november 2017.
Buiten staat
Mr. D. de Vocht is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat hij in of omstreeks de periode van 01 juni 2016 tot en met 16 december 2016 in de gemeente Heerlen, althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag slachtoffer] 2005, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog
niet had bereikt, een of meer handelingen heeft gepleegd, die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , immers heeft hij, verdachte, meermalen, althans eenmaal, zijn penis in de vagina van die [slachtoffer] gebracht,
welk feit (telkens) werd voorafgegaan en/of vergezeld van geweld, welk geweld (telkens) heeft bestaan uit het in een staat van bewusteloosheid of onmacht brengen van die [slachtoffer] door haar (telkens) (heimelijk) temazepam toe te dienen;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, dienst regionale recherche afdeling zeden, proces-verbaalnummer 2017018099 gesloten d.d. 3 augustus 2017, doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 709.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 4 februari 2017, op de pagina’s 57 tot en met 65 van het procesdossier met bijlagen blz. 66 tot en met 68, inhoudende de persoonsgegevens van [slachtoffer] op pagina 68, waaruit haar geboortedatum blijkt en het proces-verbaal van bevindingen d.d. 7 februari 2017, pagina 69 en 70.
3.Proces-verbaal van bevindingen studioverhoor d.d. 17 februari 2017, pagina’s 89 tot en met 95 van het procesdossier en; Proces-verbaal verhoor getuige [vader slachtoffer] op 22 mei 2017, pagina 395.
4.Proces-verbaal bevindingen verhoor [vader slachtoffer] op 20 februari 2017, pagina 272 van het procesdossier.
5.Fotoprints op pagina 398 tot en met 403 van het procesdossier.
6.Proces-verbaal verhoor getuige [vader slachtoffer] op 22 mei 2017, pagina 394 en 395.
7.Proces-verbaal medicatie [verdachte] d.d. 26 april 2017, op de pagina’s 211 tot en met 213 van het procesdossier.
8.Proces-verbaal bevindingen onderzoek beeldmateriaal digitaal beslag, pagina’s 518 tot en met 527 en de tijdlijn pagina 583.
9.Het geschrift, bevattende de medische gegevens [slachtoffer] d.d. 1 februari 2017, op de pagina’s 147 tot en met 149 van het procesdossier.
10.Het geschrift email van gynaecoloog [naam] d.d. 7 februari 2017, op pagina 152 van het procesdossier.
11.Het geschrift, bevattende de medische gegevens [slachtoffer] d.d. 1 februari 2017, op de pagina 151.
12.Processen-verbaal van bevindingen overbrengen foetus, d.d. 8 februari 2017, 24 mei 2017 pagina’s 166 tot en met 168.
13.Processen-verbaal afname celmateriaal van het meisje en de foetus, pagina’s 156 tot en met 165.
14.NFI-rapport d.d. 14 februari 2017 met bijlagen, de pagina’s 178 tot en met 186.
15.Proces-verbaal onderzoek digitaal beslag [verdachte] d.d. 4 april 2017, op pagina 509 tot en met 511 van het procesdossier.
16.NFI-rapport d.d. 27 april 2017, op de pagina’s 192 tot en met 196 van het procesdossier.
17.Proces-verbaal afname DNA celmateriaal door opsporingsambtenaar, pagina 187; proces-verbaal waarnemer afname celmateriaal pagina 188; en Proces-verbaal uitslag Toxicologisch onderzoek (pagina 191); Het rapport van het NFI betreffende het Toxicologisch onderzoek in het haar van het meisje d.d. 24 april 2017 met bijlagen, inhoudende de bijlage met de analyseresultaten van het haaronderzoek, met name pagina 200 en het “Witness Statement” van de Franse forensisch toxicoloog V. Cirimele d.d. 6 april 2017, op de pagina’s 204 tot en met 207 van het procesdossier en de bijlage met de informatie van forensisch geneeskundige [naam] d.d. 28 april 2017 over het middel temazepam.
18.Medische gegevens verdachte [verdachte] d.d. 9 mei 2017, op pagina 215 van het procesdossier.
22.Hoge Raad d.d. 29 juni 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1519.
23.Hoge Raad d.d. 9 juli 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO7721.
24.Hoge Raad 22 februari 2002, ECLI:NL:HR:2002:AD5356.