In deze zaak heeft de kantonrechter op 22 november 2017 uitspraak gedaan in een geschil tussen twee partijen over een huurovereenkomst betreffende bedrijfsruimte. De eisende partij in conventie vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en betaling van achterstallige huur, terwijl de gedaagde partij in conventie een reconventionele vordering indiende tot afgifte van deugdelijke facturen. De kantonrechter heeft de vordering in conventie toegewezen, waarbij de huurovereenkomst werd ontbonden en de gedaagde partij werd veroordeeld tot ontruiming van het gehuurde en betaling van een bedrag van € 2.116,50 aan huurachterstand, vermeerderd met rente en kosten. De reconventionele vordering werd afgewezen wegens gebrek aan belang. De rechter oordeelde dat de gedaagde partij in conventie niet had aangetoond dat de facturen niet aan de wettelijke eisen voldeden en dat de eisende partij in conventie voldoende bewijs had geleverd van de huurachterstand. De proceskosten werden toegewezen aan de eisende partij in conventie, terwijl de kosten in reconventie werden gecompenseerd.