Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De beoordeling van het bewijs
- de verdachte ontkent dat hij degene is geweest die de feiten heeft gepleegd;
- de verklaring van [getuige 2] over de dader geen betrekking heeft op de verdachte;
- de herkenning van de verdachte door verbalisant [naam verbalisant 1] onvoldoende betrouwbaar is om als deugdelijk bewijs te dienen.
De herkenning door verbalisant [naam verbalisant 1]
- De camerabeelden zijn van dermate slechte kwaliteit dat een deugdelijke herkenning aan de hand van gezichtskenmerken onmogelijk is.
- De verbalisant heeft de verdachte niet herkend aan zijn gezicht; hij stelt hem te hebben herkend aan zijn postuur, baardje en bewegingen, hetgeen geen voldoende betrouwbare herkenning oplevert.
- Door de verbalisant is niet onbevangen naar de camerabeelden gekeken.
- De herkenning door de verbalisant kan zijn ingegeven door het zien van de auto van de verdachte.
De verklaring van getuige [getuige 2]
- de dader een Somaliër is, terwijl de familie van de verdachte van Somalische afkomst is;
- de dader op ongeveer zestienjarige leeftijd naar Engeland is vertrokken en daar heeft vastgezeten, terwijl uit de Informatiestaat SKDB-persoon blijkt dat de verdachte op veertienjarige leeftijd is verhuisd naar Groot-Brittannië en uit het document van de UKCA-ECR blijkt dat de verdachte in Engeland op vijftien- en zeventienjarige leeftijd is veroordeeld;
- de dader ook in Nederland heeft vastgezeten, terwijl uit het Uittreksel Justitiële Documentatie blijkt dat de verdachte in Nederland verschillende keren is veroordeeld tot een gevangenisstraf;
- de dader rijdt in een zwarte Golf, terwijl de verdachte op 9 mei 2016 een zwarte Volkswagen Golf op zijn naam had staan;
- de dader door mensen in de buurt ‘ [roepnaam verdachte] ’ wordt genoemd, hetgeen een passende bijnaam van de verdachte zou kunnen zijn, nu zijn familie van Somalische afkomst is en zijn voornaam ‘ [verdachte] ’ luidt.
De aanwezigheid van de auto van de verdachte
Tot slot
Inleiding
Ten aanzien van feit 1
Ten aanzien van feit 2
Ten aanzien van feit 3
4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde
5.De strafbaarheid van de verdachte
6.De straf
Naast het fysieke letsel, twee grote littekens op zijn buik en de fysieke pijn heeft dit feit voor het slachtoffer ook angst tot gevolg gehad. Hij is bang om naar buiten te gaan, omdat hij, weerloos als hij is door zijn letsel, de verdachte en/of zijn vrienden zou kunnen tegenkomen.
Sinds het misdrijf slaapt het slachtoffer slecht en heeft hij last van zeer intensieve herbelevingen.
Na de eerste operatie is het slachtoffer nog twee keer geopereerd vanwege een breuk in de operatiewond. Die breuken zijn weliswaar niet direct aan de verdachte te wijten, maar het staat wel vast dat de verdachte het slachtoffer in een dergelijke kwetsbare toestand heeft gebracht.
Op dit moment is het slachtoffer nog altijd niet vrij van pijn en kan hij zich niet bewegen zoals hij kon vóór het misdrijf. Ook het stoeien en spelen met zijn zoontje kan hij niet meer zoals voorheen. De kwaliteit van zijn leven is dan ook aanzienlijk verminderd.
7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
- een shirt, een korte broek, schoenen en een zonnebril: € 309,94
- eigen bijdrage 2016 (ambulancevervoer): € 385,00
- eigen bijdrage 2017 (ambulancevervoer): € 371,76
- vergoeding voor huishoudelijke hulp: € 1.040,00
- vergoeding voor hulp bij persoonlijke verzorging: € 2.520,00
- ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding: € 308,00
- reiskosten: € 33,55
- de materiële schade [de rechtbank begrijpt: de kleding, de schoenen en de zonnebril] onvoldoende onderbouwd is, omdat er geen facturen zijn overgelegd;
- zij zich refereert aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de gevorderde eigen bijdrage voor de zorgverzekering voor 2016;
- de benadeelde partij in haar vordering met betrekking tot
- de benadeelde partij in haar vordering met betrekking tot de immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard dient te worden, omdat de vaststelling daarvan niet eenvoudig is.
8.De wettelijke voorschriften
9.De beslissing
- verklaart het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
- spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is tenlastegelegd;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
- verklaart de verdachte strafbaar;
- veroordeelt de verdachte voor het onder 1, 2 meer subsidiair en 3 bewezenverklaarde tot een gevangenisstraf van 6 jaren;
- beveelt dat de tijd die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van deze gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] , wonende te Roermond ten aanzien van de posten ‘vergoeding voor huishoudelijke hulp’, ‘vergoeding voor hulp bij persoonlijke verzorging’ en ‘ziekenhuis- en revalidatiedaggeldvergoeding’ niet ontvankelijk is en dat zij dit gedeelte van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- wijst de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk toe en veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij te betalen € 6.100,25, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode van 9 mei 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
- veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij in het kader van deze procedure gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, begroot tot heden op nihil;
- legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de staat ten behoeve van het slachtoffer, [slachtoffer] , van € 6.100,25, bij niet betaling en verhaal te vervangen door 65 dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft, te vermeerderen met de wettelijke rente te berekenen over de periode vanaf 9 mei 2016 tot aan de dag van de volledige voldoening;
- bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de staat in zoverre komt te vervallen.