ECLI:NL:RBLIM:2017:11559

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
29 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
04 6132547
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurgeschil over beëindiging huurovereenkomst met wederzijds goedvinden op basis van WhatsApp-berichten

In deze zaak gaat het om een huurgeschil tussen [eiserers] en [gedaagde] betreffende een huurovereenkomst voor een bedrijfsruimte die op 1 maart 2017 is afgesloten. De huur bedraagt € 250,- per maand, inclusief servicekosten en exclusief btw. [gedaagde] heeft echter geen huur betaald, ondanks afspraken die zijn gemaakt via WhatsApp. Op 4 mei 2017 heeft [eiserers] voorgesteld om de huurovereenkomst te beëindigen, maar [gedaagde] heeft de huur niet betaald en de sleutels ingeleverd. [eiserers] vordert nu betaling van € 2.786,35, inclusief huurpenningen en kosten. [gedaagde] stelt dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd en dat zij slechts twee maanden huur verschuldigd is. De kantonrechter oordeelt dat de huurovereenkomst inderdaad is beëindigd, maar dat [gedaagde] wel de huur voor de maanden april en mei moet betalen, evenals boetes en incassokosten. Uiteindelijk wordt [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 1.385,75, inclusief proceskosten van € 614,42.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 6132547 \ CV EXPL 17-5786
Vonnis van de kantonrechter van 29 november 2017
in de zaak van:
[eiserers],
wonend [adres eiserer] ,
[woonplaats eiseres] ,
eiseres,
gemachtigde T.J.J. Dierichs,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres gedaagde] ,
[woonplaats gedaagde] ,
gedaagde,
gemachtigde W. van Laar.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 juni 2017
  • de conclusie van antwoord
  • de comparitie van partijen van 30 oktober 2017.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.2.
Partijen zullen worden aangeduid als [eiserers] en [gedaagde] .

2.De feiten

2.1.
Op 1 maart 2017 hebben [eiserers] en [gedaagde] een huurovereenkomst afgesloten voor een bedrijfsruimte. Op basis van deze huurovereenkomst verhuurt [eiserers] aan [gedaagde] de helft van een kantoorruimte. [gedaagde] wil deze ruimte gebruiken voor haar bedrijf dat zij net is begonnen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. De huur bedraagt € 250,- per maand, inclusief servicekosten en exclusief btw. Over de huur wordt bovendien omzetbelasting (btw) berekend.
2.2.
Partijen spreken af dat [gedaagde] de eerste maand huur niet hoeft te betalen. Begin mei 2017 heeft [gedaagde] echter nog steeds geen huur betaald. Als [eiserers] daarnaar vraagt, per WhatsApp, laat [gedaagde] onder meer weten dat het met het bedrijf nog niet zo goed loopt en dat ze geen geld heeft. Hierna zijn de belangrijkste passages uit het WhatsAppgesprek weergegeven:
4 mei 2017
“[..], alleen hebben wij een contract getekend daar kun jij niet zomaar om heen. Ik ben bereid om je tegemoet te komen en het contract te verbreken, maar je hangt wel voor die 2 maanden en deze zul je moeten betalen.
De keus is aan jou! Ik verwacht wel graag de sleutels terug.
[gedaagde] : [..] We kunnen als het jou uitkomt zaterdag de sleutels brengen.
[eiserers] : Wat gaan we doen? Behalve mijn sleutel terugbrengen? Ik ben bereid om dit met je op te lossen zonder verdere onkosten, maar de maanden die je gebruikt hebt als post en zakelijk adres moet ik je helaas factureren. Ga je daarmee akkoord zal ik mijn boekhouder vragen het contract af te wikkelen en een factuur op te stellen van de 3 maanden.
[gedaagde] : Dat is goed het contract afwikkelen. Maart had je cadeau gegeven dan zijn het 2 maanden, misschien ben ik abuis?
[eiserers] : Goed! Ik ga morgen met mijn boekhouder bellen. Dat wil zeggen dat we het afwikkelen bij betaling van de twee maanden. Ik heb je de maand maart kado gegeven met het idee dat we een jaar contract hadden, maar dat zal ik gewoon laten zoals het is. Kado is kado.
Dus even voor mijn verstandhouding, je komt zaterdag betalen en sleutel inleveren? Dan leg ik nl. alle papieren klaar.”
5 mei 2017
“ [gedaagde] : De sleutels lever ik in met betrekking tot betalen als het me gisteren niet lukt. Lukt het me morgen (helaas) ook nog niet. [..] De factuur kun je via email kan ook via de post naar ons toegestuurd worden.
[eiserers] : Je verplichting blijft lopen tot het geld is overgemaakt helaas. Dat betekend dat als het volgende maand nog actief is dat je je hieraan ook moet verplichten. Sorry maar ik ben erg netjes met je gebleven ondanks al dat gedoe erom heen. Vanaf de eerste maand draai je om dingen heen. Je hebt echt tot eind mei. Start de maand juni en dingen zijn niet afgewikkeld moet ik je helaas ook juni chargen.
2.3.
[gedaagde] heeft de sleutels van de gehuurde ruimte ingeleverd maar heeft geen huur betaald, ook niet nadat ze door [eiserers] is aangemaand om te betalen.

3.Het geschil

3.1.
[eiserers] vordert dat [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [eiserers] te betalen een bedrag van € 2.786,35, alsmede de huurpenningen van 1 juli 2017 tot het einde van de huurovereenkomst, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
De grondslag voor deze vordering is de nakoming van de huurovereenkomst voor de bedrijfsruimte.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd en dat zij slechts twee maanden huur is verschuldigd.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiserers] baseert haar vorderingen op de nakoming van de huurovereenkomst alsof deze tot op de dag van vandaag doorloopt. De vordering bestaat daardoor uit huur die verschuldigd is tot aan de sommatiebrief van 2 juni 2017 alsmede de huur die daarna per maand is verschuldigd.
4.2.
[gedaagde] heeft in haar conclusie van antwoord, zoals ze die ter zitting heeft toegelicht, een beroep gedaan op de inhoud van de
whatsapp-berichten van 4 mei 2017. Zij leidt daaruit af dat de huurovereenkomst met wederzijds goedvinden is beëindigd met ingang van 1 juni 2017. Daarin is door [eiserers] toegezegd “
dat we het afwikkelen bij betaling van twee maanden”.
4.3.
[eiserers] is echter van mening dat de beëindiging voorwaardelijk bedoeld was, namelijk onder de voorwaarde dat [gedaagde] de huur die zij nog moest betalen uiterlijk de zaterdag erna zou betalen. Omdat [gedaagde] de huur niet op die zaterdag heeft betaald, is volgens [eiserers] de voorwaarde niet vervuld en is de huurovereenkomst daardoor ook niet beëindigd.
4.4.
De kantonrechter volgt [eiserers] niet in die redenering. Op 4 mei 2017 is zonder voorbehoud door haarzelf voorgesteld om de huurovereenkomst af te wikkelen omdat duidelijk was dat [gedaagde] voorlopig niet kon betalen. Haar bedrijf leverde namelijk nog niets op.
4.5.
Een dag later antwoordt [gedaagde] op de vraag van [eiserers] of ze dan wel zaterdag betaalt en de sleutels inlevert: “
als het me gisteren niet lukt, lukt het me morgen (helaas) ook nog niet.” Met andere woorden, ze zal zaterdag niet betalen omdat ze ook dan het geld nog niet heeft. Daarna laat [eiserers] dan weer weten dat de verplichtingen van [gedaagde] doorlopen zolang de huur nog niet is betaald.
4.6.
Maar de vraag is of dat nog kan. De kantonrechter oordeelt van niet. De dag ervoor is immers afgesproken de huurovereenkomst te beëindigen en dat [gedaagde] alleen twee maanden huur hoeft te betalen. Wat [eiserers] doet, is op 4 mei instemmen met een beëindiging van de huurovereenkomst en op 5 mei daaraan de voorwaarde verbinden van tijdige betaling. De kantonrechter leest dat zo dat zij daarmee probeert om eenzijdig de overeenkomst te wijzigen waarmee de huurovereenkomst was beëindigd. Het wijzigen van die beëindigingsovereenkomst kan echter alleen – uitzonderingen daargelaten – als [gedaagde] daarmee instemt en dat doet ze niet.
4.7.
[eiserers] heeft zich tegenover [gedaagde] ruimhartig opgesteld. Ze heeft immers zelf voorgesteld de huurovereenkomst te beëindigen en ze heeft zich aan haar toezegging gehouden om de huur voor de maand maart niet in rekening te brengen. De kantonrechter begrijpt dat er grenzen zijn aan de ruimhartigheid van [eiserers] en dat die grenzen overschreden zijn omdat ze toch nog naar de rechter moet om de huur betaald te krijgen. Zoals ze zelf echter terecht zegt, afspraak is afspraak en de afspraak op 4 mei was nu eenmaal dat de huurovereenkomst werd beëindigd. Dit betekent dat [gedaagde] alleen de huur is verschuldigd over de maanden april en mei 2017.
4.8.
Daarmee is het nog niet klaar, want [eiserers] heeft een beroep gedaan op de Algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst. Daarin staat dat er een boete is verschuldigd als de huurder niet op tijd betaalt. Deze boete bedraagt minimaal € 300,- per maand. Deze boete geldt ook na de beëindiging van de huurovereenkomst, omdat [gedaagde] de twee maanden moet betalen op grond van de huurovereenkomst en zij daarmee te laat is. Dat betekent dat [gedaagde] de huur en daarnaast twee maal € 300,- is verschuldigd.
4.9.
[eiserers] heeft bovendien geëist dat [gedaagde] de wettelijke rente moet betalen over de verschuldigde bedragen. De boete in de Algemene voorwaarden komt echter in de plaats van de wettelijke rente. Die vordering wordt daarom afgewezen.
4.10.
Als laatste heeft [eiserers] incassokosten geëist. De incassokosten bedragen 15% van wat [gedaagde] moet betalen. In artikel 28.1 van de Algemene voorwaarden staat dat de huurder deze kosten verschuldigd is als hij niet op tijd betaalt en dus zal deze eis van [eiserers] wel worden toegewezen. De incassokosten worden berekend over de huur plus de boetes.
4.11.
Alles bij elkaar moet [gedaagde] dus twee maanden huur betalen. Bij het berekenen daarvan zal de kantonrechter de servicekosten en de btw meerekenen. De servicekosten zijn in de huurovereenkomst opgenomen. [eiserers] mocht erop vertrouwen dat zij die kosten voor de ruimte, die zij zelf ook weer huurt, kon delen met [gedaagde] . [eiserers] moet bovendien zelf btw afdragen over de huur die zij ontvangt. De huur die [gedaagde] in totaal moet betalen, is dus € 605,-. Daar komen de boetes bij van in totaal € 600,- en de incassokosten van € 180,75 is in totaal € 1.385,75.
4.12.
[gedaagde] heeft meer dan [eiserers] ongelijk gekregen van de kantonrechter. Daarom moet zij de proceskosten van [eiserers] betalen. Proceskosten zijn gebaseerd op de vordering. In dit geval is het bedrag dat [gedaagde] moet betalen echter een stuk lager dan de vordering van [eiserers] . Daarom zal de kantonrechter van dit lagere bedrag uitgaan bij de berekening van de proceskosten. De proceskosten bestaan dan uit de kosten van de dagvaarding, het griffierecht dat [eiserers] betaald heeft aan de rechtbank en een vergoeding van de kosten van haar gemachtigde:
  • kosten dagvaarding: € 91,42
  • griffierecht: € 223,-
  • salaris gemachtigde
in totaal € 614,42.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiserers] een bedrag te betalen van € 1.385,75 (éénduizenddriehonderdvijfentachtig euro en vijfenzeventig eurocent),
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiserers] tot op heden begroot op € 614,42,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af,
Dit vonnis is gewezen door mr. R. Verkijk en in het openbaar uitgesproken.
type:
coll: