ECLI:NL:RBLIM:2017:11571

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 november 2017
Publicatiedatum
27 november 2017
Zaaknummer
6459171 CV EXPL 17-8344
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over huurachterstand en ontruiming van een woning onder bewindvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter op 24 november 2017 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en Kredietbank Limburg q.q. De procedure betreft een huurachterstand van [huurder], die onder bewind is gesteld. [Eiser] heeft de bewindvoerder, Kredietbank Limburg, gedagvaard om betaling van de huurachterstand en ontruiming van de woning te vorderen. De huurachterstand bedraagt € 2.750,00 tot en met november 2017, en [huurder] heeft sinds juni 2017 geen huur meer betaald. Tijdens de zitting is gebleken dat [eiser] niet op de hoogte was van de onderbewindstelling van [huurder]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser] geacht wordt te zijn gericht tegen Kredietbank Limburg q.q., die zich feitelijk in het geding heeft gesteld door een conclusie van antwoord in te dienen.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand niet is betwist en dat er geen inhoudelijk verweer is gevoerd tegen de vordering van [eiser]. De gevorderde betaling van de huurachterstand en de ontruiming van de woning zijn toegewezen. De kantonrechter heeft de termijn voor ontruiming vastgesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis, in plaats van de door [eiser] gevraagde drie dagen. De vordering tot betaling van buitengerechtelijke kosten is afgewezen, omdat deze niet voldoende onderbouwd was. Kredietbank Limburg q.q. is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser].

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 6459171 CV EXPL 17-8344
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 24 november 2017
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. R.C. Breuls
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING VOOR SOCIALE KREDIETVERLENING EN SCHULDHULPVERLENING IN LIMBURG,
handelend onder de namen
KREDIETBANK LIMBURGen
BEWINDVOERING LIMBURG,
in haar hoedanigheid van bewindvoerster van de goederen die (zullen) toebehoren aan
[huurder],
wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en Kredietbank Limburg q.q. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de als conclusie van antwoord aan te merken brief van Kredietbank Limburg q.q.
  • de mondelinge behandeling op 23 november 2017.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Uit het openbare en dus voor eenieder te raadplegen curatele- en bewindsregister blijkt dat bij beschikking van 14 april 2014 de goederen die (zullen) toebehoren aan [huurder] (hierna: [huurder] ) onder bewind zijn gesteld met benoeming van Kredietbank Limburg tot bewindvoerster.
2.2.
[eiser] verhuurt op grond van een schriftelijke huurovereenkomst aan [huurder] de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] tegen een maandelijks bij vooruitbetaling verschuldigde huur van € 555,00.
2.3.
[huurder] (althans Kredietbank Limburg q.q.) heeft voor het laatst huur betaald in juni 2017. De huurachterstand tot en met november 2017 bedraagt € 2.750,00.

3.Het geschil en de beoordeling

3.1.
[eiser] heeft gevorderd [huurder] te veroordelen tot:
- betaling van de huurachterstand tot en met november 2017 en de huur vanaf december 2017 tot de dag van ontruiming, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente,
- betaling van de buitengerechtelijke kosten van € 400,00,
- ontruiming van de woning binnen drie dagen na betekening van het vonnis.
- betaling van de proceskosten.
3.2.
[eiser] heeft spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen aangezien hij (onbetwist) eigenaar is van de woning en de verschuldigde huur nodig heeft voor betaling van de vaste lasten van de woning.
3.3.
Ter zitting is gebleken dat [eiser] niet op de hoogte was van de onderbewindstelling van de goederen van [huurder] . De dagvaarding van [eiser] vermeldt [huurder] als gedaagde. Op grond van vaste jurisprudentie dient in zo’n situatie normaliter de eiser in staat gesteld te worden om de bewindvoerder alsnog in rechte te betrekken. In deze zaak is de bewindvoerder (Kredietbank Limburg q.q.) door het indienen van de conclusie van antwoord feitelijk in het geding verschenen en heeft zij reeds inhoudelijk gereageerd op de vordering van [eiser] . Gelet op deze gang van zaken ziet de kantonrechter geen reden om [eiser] alsnog op te dragen Kredietbank Limburg in haar hoedanigheid van bewindvoerder op te roepen. De vordering wordt geacht te zijn gericht tegen Kredietbank Limburg q.q..
3.4.
De door [eiser] gestelde huurachterstand wordt door Kredietbank Limburg q.q. niet betwist. Ter zitting is door [huurder] nog betoogd dat de woning diverse gebreken vertoont die hij heeft gemeld aan de door [eiser] ingeschakelde beheerder. [huurder] heeft echter voorts verklaard dat dit voor hem geen reden geweest is om de huur niet te betalen.
3.5.
Kredietbank Limburg q.q. en [huurder] hebben voorts nog aangevoerd dat thans een betalingsregeling tot de mogelijkheden behoort omdat [huurder] sinds recent weer inkomsten uit arbeid heeft en daarnaast een nabetaling van een uitkering verwacht. Omdat [eiser] in reactie hierop heeft verklaard daar geen vertrouwen in te hebben en een schuldeiser niet verplicht is akkoord te gaan met een door een schuldenaar aangeboden minnelijke regeling, ziet de kantonrechter in dit verweer geen grond voor afwijzing van de gevorderde betaling van de huur(achterstand). Omdat er verder geen (inhoudelijk) verweer tegen gevoerd wordt, is de door [eiser] gevorderde betaling van de huurachterstand en de huur vanaf december 2017 tot de dag van ontruiming toewijsbaar. Ook de daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen.
3.6.
De gevorderde ontruiming zal eveneens worden toegewezen. De niet betwiste huurachterstand van vijf maanden zal in een bodemprocedure naar alle waarschijnlijkheid leiden tot ontbinding van de huurovereenkomst, zodat daar thans door ontruiming van de woning op vooruitgelopen kan worden. De gevorderde ontruimingstermijn van drie dagen is naar het oordeel van de kantonrechter te kort. Kredietbank Limburg q.q. zal worden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.7.
De vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten zal worden afgewezen aangezien is betwist dat [huurder] tot betaling van de achterstand is gesommeerd en [eiser] dit onderdeel van zijn vordering niet verder onderbouwd heeft met concrete stellingen over verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden.
3.8.
Als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij zal Kredietbank Limburg q.q. worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 99,21
  • griffierecht € 223,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 697,21

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Kredietbank Limburg q.q. tot betaling aan [eiser] van € 2.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata, telkens tot de dag van voldoening,
4.2.
veroordeelt Kredietbank Limburg q.q. tot betaling aan [eiser] van € 550,00 voor iedere ingegane maand na 1 december 2017 dat [huurder] in de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] zal verblijven, althans dat die woning na 1 december 2017 door Kredietbank Limburg q.q. niet geheel ontruimd en onder afgifte van de sleutels ter algehele en vrije beschikking van [eiser] is gesteld, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de verzuimdata, telkens tot de dag van voldoening,
4.3.
veroordeelt Kredietbank Limburg q.q. om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis de woning aan het adres [adres] te [woonplaats] met [huurder] en al het zijne en de zijnen te ontruimen en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking van [eiser] te stellen,
4.4.
veroordeelt Kredietbank Limburg q.q. tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 697,21,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW