ECLI:NL:RBLIM:2017:12006

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
6 december 2017
Zaaknummer
AWB - 17 _ 963
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen strafontslag wegens termijnoverschrijding en plichtsverzuim

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 december 2017 uitspraak gedaan in de bodemzaak AWB - 17 _ 963, waarin eiser, een voormalig straatcoach en Handhaver B, in beroep ging tegen zijn strafontslag. Eiser was sinds 2008 in dienst bij de gemeente Venlo en kreeg op 11 maart 2016 een voorwaardelijk ontslag opgelegd wegens plichtsverzuim, met een proeftijd van twee jaar. Dit ontslag werd in rechte bevestigd. Eiser had in zijn woning gemeente-enveloppen aangetroffen, die hij zonder toestemming had gebruikt voor zijn privé hobby, wat leidde tot de disciplinaire maatregel.

Eiser stelde in beroep dat er geen sprake was van plichtsverzuim en dat hij toestemming had gevraagd voor het gebruik van de enveloppen. De rechtbank oordeelde echter dat eiser te laat beroep had ingesteld tegen het bestreden besluit van 10 januari 2017, waarin zijn bezwaar ongegrond werd verklaard. De rechtbank concludeerde dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar was, aangezien eiser bijgestaan werd door een professionele rechtsbijstandverlener.

De rechtbank verklaarde het beroep van eiser niet-ontvankelijk, wat betekent dat de inhoudelijke beoordeling van de zaak niet aan de orde kwam. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK limburg
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB/ROE 17/963
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 december 2017 in de zaak tussen
[naam 1], te [plaatsnaam] , eiser
(gemachtigde: mr. R.M.M. Menting),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verweerder
(gemachtigde: mr. L.E.J.M. Vehns).
Procesverloop
Bij besluit van 13 juli 2016 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser de disciplinaire staf van onvoorwaardelijk ontslag opgelegd per 15 juli 2016.
Bij besluit van 10 januari 2017 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 9 november 2017. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. Eiser heeft sedert 2008 bij verweerder gewerkt als straatcoach en daarna als Handhaver B. Bij besluit van 11 maart 2016 heeft verweerder eiser de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag opgelegd (met bijkomende straf van salarisvermindering) met een proeftijd van 2 jaar wegens plichtsverzuim. Dit besluit is in rechte komen vast te staan. Op 29 maart 2016 zijn in de woning van eiser briefpapier met het gemeente-logo alsmede gemeente-enveloppen aangetroffen ten behoeve van eisers hobby: ‘lego’-ruilhandel (legoblokjes). Bij besluit van 31 mei 2016 heeft verweerder eiser geschorst bij wijze van ordemaatregel per 17 mei 2016.
2. Verweerder stelt zich op het standpunt -kort weergegeven- dat eiser zonder toestemming gemeente-enveloppen heeft gebruikt voor zijn privé ruilhandel (verzenden van legoblokjes). Aangezien dit plichtsverzuim heeft plaatsgevonden in zijn proeftijd, is terecht besloten tot tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk ontslag.
3. Eiser voert in beroep aan -kort samengevat- dat (primair) geen sprake is van plichtsverzuim en (subsidiair) het plichtsverzuim zich niet gedurende de proeftijd heeft voorgedaan. Eisers stelt toestemming te hebben gevraagd (aan [naam 2] of [naam 3] ) en gekregen om de betreffende zaken mee naar huis te nemen. Verder stelt eiser dat hij de spullen reeds in 2014 dus voor het ingaan van de proeftijd mee naar huis heeft genomen.

4.De rechtbank overweegt als volgt.

Alvorens het beroep inhoudelijk te kunnen beoordelen moet de rechtbank (ambtshalve) nagaan of het beroep ontvankelijk is. Dienaangaande overweegt de rechtbank het volgende.
Ingevolge artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaar- of beroepschrift zes weken.
Niet in geschil is dat eiser na afloop van de wettelijke termijn en derhalve te laat beroep heeft ingesteld bij de rechtbank.
5. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaar- of beroepschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
6. Vast staat dat het bestreden besluit geen rechtsmiddelverwijzing bevat. Echter op grond van vaste jurisprudentie maakt dit de termijnoverschrijding niet verschoonbaar, aangezien eiser reeds in bezwaar werd bijgestaan door een professionele rechtsbijstandverlener, waarvan mag worden aangenomen dat deze over de vereiste kennis beschikt.
7. Over de stelling van eiser dat hij in bezwaar door een andere gemachtigde (een kantoorgenoot van zijn huidige gemachtigde) werd bijgestaan overweegt de rechtbank dat het bestreden besluit niet alleen aan eiser maar ook aan het “Het Wetshuys” (het advocatenkantoor van eisers gemachtigde) alsmede per e-mail aan mr. Menting is verzonden. Dit betekent dat eiser en zijn gemachtigde op de hoogte waren van het feit dat het bestreden besluit was genomen.
8. Op grond van voorgaande overwegingen is de rechtbank van oordeel dat de termijnoverschrijding niet verschoonbaar is. Dit betekent dat de rechtbank niet toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep van eiser.

9.Het beroep is niet-ontvankelijk.

10.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A.G.M. Vluggen, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 december 2017
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.