Uitspraak
4.De rechtbank overweegt als volgt.
12.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de rechtbank Limburg op 8 december 2017 uitspraak gedaan in een beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) en zijn strafontslag. Eiser had zijn aanvraag om bijstand ingediend, maar deze was afgewezen omdat zijn vermogen was vastgesteld op € 10.812,50, wat boven de voor hem geldende vermogensgrens van € 5.929,00 ligt. Eiser stelde dat verweerder zijn vermogen niet correct had vastgesteld, omdat onvoldoende rekening was gehouden met zijn schulden. Hij voerde aan dat hij leningen had afgesloten bij zijn moeder en zus, maar de rechtbank oordeelde dat hij niet voldoende bewijs had geleverd dat deze bedragen daadwerkelijk aan hem waren uitbetaald.
De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond, omdat hij te laat beroep had ingesteld tegen zijn strafontslag en deze termijnoverschrijding niet verschoonbaar werd geacht. Hierdoor stond het strafontslag in rechte vast. De rechtbank oordeelde verder dat eiser verwijtbaar werkloos was geworden door plichtsverzuim binnen de proeftijd. Eiser had geen recht op (algemene) bijstand vanwege de hoogte van zijn vermogen. De rechtbank merkte op dat verweerder niet had onderzocht of het bezwaren of de verkoop van de eigen woning van eiser redelijkerwijs van hem kon worden verlangd.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige indiening van beroep en de noodzaak van objectief bewijs bij het vaststellen van vermogen in het kader van bijstandsaanvragen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft de beslissing openbaar uitgesproken.