ECLI:NL:RBLIM:2017:12126

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 december 2017
Publicatiedatum
11 december 2017
Zaaknummer
C/03/241437 / KG ZA 17-533
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M.J.H.A. Venner-Lijten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenen medewerking aan verkoop van gezamenlijk eigendom na verbreken van affectieve relatie

In deze zaak, die zich afspeelt in het kader van een kort geding, vordert de eiseres medewerking van de gedaagde aan de verkoop van een woning die in gezamenlijk eigendom is. De partijen, die een geregistreerd partnerschap hebben gehad, zijn sinds de ontbinding van hun partnerschap in een conflict verwikkeld over de verkoop van de woning. De rechtbank heeft eerder al bepaald dat de gedaagde zijn medewerking moet verlenen aan de verkoop, maar de gedaagde heeft tot op heden geweigerd hieraan mee te werken. De eiseres heeft verschillende vorderingen ingediend, waaronder het verzoek om de woning verkoopklaar te maken en om kandidaat-kopers toegang te verlenen tot de woning. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vordering tot het verkoopklaar maken van de woning te onbepaald en subjectief is, en heeft deze afgewezen. Ook de vorderingen tot medewerking aan de verkoop zijn als prematuur afgewezen, omdat er op dat moment geen concrete kandidaat-kopers waren en de toekomstige verkoopvoorwaarden onduidelijk waren. De rechtbank heeft uiteindelijk de vorderingen van de eiseres afgewezen en de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
zaaknummer / rolnummer: C/03/241437 / KG ZA 17-533
Vonnis in kort geding van 11 december 2017
in de zaak van
[eiseres],
wonend te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. J.G. van Ek,
tegen
[gedaagde],
wonend te [woonplaats 2] ,
gedaagde,
advocaat mr. M.C.L.G.J. Ruyters-Stevens.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 30 oktober 2017, waar [eiseres] in persoon
is verschenen, bijgestaan door mr. R.G.P. Voragen (een kantoorgenoot van mr. Van Ek voornoemd) en [gedaagde] in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. Ruyters-Stevens voornoemd
  • de pleitnota van [gedaagde]
  • de aanhouding van de zitting teneinde partijen de gelegenheid te geven tot een minnelijke
regeling te komen
- de (fax)brief zijdens [gedaagde] van 21 november 2017, medeondertekend door mr. Van Ek
voornoemd, waarin om uitstel van de aanhouding tot 5 december 2017 is verzocht, hetgeen is toegestaan,
- de brief zijdens [gedaagde] van 5 december 2017 waarin is meegedeeld dat partijen niet tot een
minnelijke regeling zijn gekomen en is verzocht om vonnis te wijzen.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn op 26 juni 2002 te Heerlen een geregistreerd partnerschap aangegaan, dat bij beschikking van de rechtbank Limburg van 12 april 2016 (zaaknummer C/03/207281 / FA RK 15-1972 EN C/03/216284 / FA RK16-201) is ontbonden.
2.2.
Partijen hebben een woning in gezamenlijk eigendom, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] . [gedaagde] woont vanaf het uiteengaan van partijen in deze woning, [eiseres] heeft een huurwoning betrokken. De maandelijkse hypotheeklasten van deze woning worden betaald vanaf de bankrekening van [eiseres] .
2.3.
Bij beschikking van 8 september 2016, gewezen in de zaak C/03/216284 / FA RK 16-201, heeft de rechtbank - voor zover thans relevant - [gedaagde] bevolen “zijn medewerking te verlenen aan de taxatie en verkoop van de echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , dan wel om vervangende toestemming te geven tot het verkopen van de voormelde woning aan een derde”. [gedaagde] heeft hiertegen hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te
’s-Hertogenbosch.
2.4.
Bij beschikking van 6 juli 2017 (zaaknummer 200.204.909/01) heeft het Hof - kort gezegd en voor zover thans relevant - de beschikking van 8 september 2016 van de rechtbank bekrachtigd en voorts bepaald dat (i) [gedaagde] per ommegaande moet meewerken aan het wijzigen van het rekeningnummer bij de ABN AMRO bank met betrekking tot de hypotheekbetalingen, (ii) [gedaagde] tot het moment waarop het rekeningnummer wordt gewijzigd maandelijks bij vooruitbetaling aan [eiseres] € 259,00 ter zake de hypotheek moet betalen, (iii) [gedaagde] in de onderlinge verhouding tot [eiseres] voor het geheel van de hypothecaire lasten verbonden aan de woning draagplichtig is, (iv) [gedaagde] de achterstallige hypotheektermijnen ter grootte van € 352,00 aan [gedaagde] verschuldigd is. Het Hof heeft ten slotte de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.5. '
[gedaagde] heeft tot op heden geweigerd zijn medewerking te verlenen aan de verkoop van de woning en aan het wijzigen van de bankrekeningnummer ten behoeve van de hypotheek.

3.Het geschil in conventie

3.1.
[eiseres] vordert samengevat en uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van [gedaagde] (1) om binnen een week na betekening van het te wijzen vonnis onvoorwaardelijk opdracht te verstrekken aan makelaar Van Oppen te Brunssum tot taxatie en verkoop van de woning aan de [adres] te [woonplaats 2] , (2) om de woning verkoopklaar te maken, (3) om kandidaat-kopers en/of de makelaar tot de woning toe te laten, (4) om binnen een week nadat een kandidaat-koper een naar het oordeel van de makelaar redelijk bod heeft uitgebracht op schriftelijk verzoek van [eiseres] of de makelaar een voorlopig koopcontract te ondertekenen, (5) om na ondertekening van het voorlopig koopcontract en op schriftelijk verzoek van [eiseres] zijn volledige medewerking te verlenen aan de eigendomsoverdracht van zijn aandeel in de woning, te verschijnen voor de instrumenterende notaris en zijn medewerking te verlenen aan het doen verlijden van een notariële akte strekkende tot eigendomsoverdracht, (6) voor het geval [gedaagde] de onder 1, 4 en 5 gewezen veroordelingen niet nakomt, te bepalen dat het te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] , (7) tot betaling van de helft van de kosten van de verkoop van de woning, (8) om de woning uiterlijk 48 uur voor de dag van eigendomsoverdracht onder afgifte van de sleutels te ontruimen, (9) om het rekeningnummer bij de ABN AMR Bank te wijzigen opdat de hypotheekbetalingen van de bankrekening van [gedaagde] zullen geschieden, (10) voor het geval [gedaagde] in gebreke blijft de onder 9 te wijzen veroordeling te voldoen, te bepalen dat het in dezen te wijzen vonnis in de plaats treedt van de medewerking van [gedaagde] aan het wijzigen van het bankrekeningnummer, alles op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 100,00 per dag dat [gedaagde] in gebreke blijft aan de in dezen onder 1 tot en met 10 te wijzen veroordeling te voldoen, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2. '
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie

4.1.
Het spoedeisend belang volgt uit de - onweersproken - stellingen van [eiseres] dat zij alle hypotheeklasten nog steeds voldoet, dat [gedaagde] slechts ten dele de door haar gedane hypothecaire betalingen terugbetaalt en dat zij op deze wijze de hypotheek niet langer kan blijven betalen.
vorderingen sub (1), sub (9) en sub (10)
4.2.
Ter terechtzitting is zijdens [eiseres] het sub (1), sub (9) en sub (10) gevorderde ingetrokken.
vordering sub (2) - verkoopklaar maken
4.3.
Volgens [eiseres] verkeert de woning in deplorabele staat en maakt [gedaagde] , ondanks herhaalde aansporingen van haar kant, geen aanstalten deze verkoopklaar te maken.
4.4. '
[gedaagde] heeft als verweer terecht aangevoerd dat ook [eiseres] eigenaar is van de woning en zij uit dien hoofde ook een verplichting heeft de woning in goede staat op te leveren. Tussen partijen bestaat immers ex art. 3:166 BW een gemeenschap, nu de woning aan hen gezamenlijk toebehoort. Ingevolge de hoofdregel ex art. 3:170 lid 2 BW geschiedt het beheer door de deelgenoten tezamen. Lid 1 van voornoemd artikel bepaalt dat handelingen dienende tot gewoon onderhoud of tot behoud van een gemeenschappelijk goed, en in het algemeen handelingen die geen uitstel kunnen lijden, door ieder der deelgenoten zo nodig zelfstandig kunnen worden verricht. Met ‘zo nodig’ is aangegeven dat de bepaling alleen van toepassing is als ingrijpen zó urgent is dat er geen gelegenheid is de andere deelgenoten te raadplegen of, indien één van hen of een derde met het beheer belast is, een wellicht niet direct mogelijk ingrijpen van deze niet kan worden afgewacht. Hieruit volgt dat beide partijen tot het moment van verdelen samen verantwoordelijk zijn voor (o.a.) het onderhoud van de woning, waarvoor partijen ieder voor de helft draagplichtig zijn. Voorts heeft de voorzieningenrechter ter terechtzitting al aangegeven dat de vordering zoals nu ingesteld te onbepaald en subjectief is (“wat is verkoopklaar?”). In reactie daarop is zijdens [eiseres] ter terechtzitting erkend dat dit deel van de vordering, indien het zou worden toegewezen, moeilijk te executeren is en dat het begrip “verkoopklaar” inderdaad niet (voldoende) nader is geconcretiseerd. Gelet op het vooroverwogene ligt het sub (2) gevorderde dan ook voor afwijzing gereed.
vordering sub (3)
4.5.
De voorzieningenrechter benadrukt dat [gedaagde] bij vonnis van de rechtbank van
8 september 2016, bekrachtigd door het Hof bij beschikking van 6 juli 2017, al is bevolen “zijn medewerking te verlenen aan de (...) verkoop van de echtelijke woning, staande en gelegen aan de [adres] te [woonplaats 2] , dan wel om vervangende toestemming te geven tot het verkopen van de voormelde woning aan een derde”.
4.6.
[eiseres] heeft ter terechtzitting nader aangevoerd dat het verkopen van de woning zonder de medewerking van [gedaagde] dienaangaande niet te effectueren is, reden waarom zij thans een dwangsom vordert. De voorzieningenrechter stelt echter vast dat [eiseres] in de onderhavige procedure sub (3) iets anders vordert dan het opleggen van een dwangsom met betrekking tot de reeds eerder bevolen medewerking dan wel vervangende toestemming. Voor zover [eiseres] heeft bedoeld te vorderen het opleggen van een dwangsom aan [gedaagde] in het licht van het de eerder bevolen medewerking dan wel toestemming, is dit deel van het gevorderde niet toewijsbaar, nu dit niet in het petitum is gevorderd.
4.7.
De voorzieningenrechter is voorts van oordeel dat hetgeen [eiseres] sub (3) vordert, een concretisering is van de reeds eerder bij vonnis van 8 september 2016 (en bekrachtigd door het Hof op 6 juli 2017) bevolen medewerking door [gedaagde] aan de verkoop van de woning dan wel het verlenen van vervangende toestemming door [gedaagde] tot het verkopen van de woning, zodat [eiseres] bij dit deel van haar vordering thans dan ook geen belang meer heeft. Ook om die reden zal dit deel van het gevorderde worden afgewezen.
vorderingen sub (4) tot en met sub (8)
4.8.
De vorderingen sub (4) tot en met (8) van [eiseres] zien - kort gezegd - op een veroordeling van [gedaagde] tot het verlenen van medewerking aan het sluiten van een koopovereenkomst en de daarop volgende levering van de woning.
4.9.
Ter terechtzitting is zijdens [gedaagde] aangevoerd dat er een nieuw feit is, te weten dat de zoon van partijen de woning wil kopen en dat hij recent alle gegevens van partijen heeft opgevraagd in verband met een koopovereenkomst. De zoon wil een bedrag van
€ 95.000,00 betalen voor de woning en hij kan dit financieren, aldus zijdens [gedaagde] . Ter terechtzitting is voorts door beide partijen verklaard dat het bedrag van € 95.000,00 voor de woning voor hen acceptabel is. Vervolgens is de behandeling van de zaak aangehouden, teneinde partijen in het licht van de eventuele overname door de zoon van de woning de gelegenheid te bieden hun geschil door middel van een minnelijke regeling te beslechten. Dit is echter niet gelukt.
4.10.
Gesteld noch gebleken is dat er thans een (of meer) potentiële kandidaat-koper(s) is (zijn). Verder staat vooralsnog niet vast dat [gedaagde] geen medewerking zal verlenen zodra zich een kandidaat-koper zal aandienen en/of dat eventuele verkoopvoorwaarden al dan niet redelijk zullen zijn. Gelet op deze vooralsnog onzekere toekomstige factoren, ziet de voorzieningenrechter thans geen aanleiding dit deel van de vorderingen toe te wijzen. De voorzieningenrechter acht dit deel van het gevorderde prematuur.
slotsom en proceskosten
4.11.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiseres] , voor zover niet ter zitting ingetrokken, moet worden afgewezen. Nu partijen ex-partners zijn, zal de voorzieningenrechter de proceskosten compenseren, aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten, in de zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.H.A. Venner-Lijten en in het openbaar uitgesproken. [1]

Voetnoten

1.type: JC